33 628 Forensische zorg

Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2020

Op 29 januari 2020 heeft uw Kamer mij verzocht om een reactie op de uitspraak van de Rechtbank Den Haag in het kort geding tussen acht zorgaanbieders en de Staat. U vraagt daarnaast om de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1619).

In het kort geding hebben de zorgaanbieders geëist dat de Staat hogere tarieven zou hanteren voor de forensische zorg. Ik sta in deze brief kort stil bij de inhoud van de uitspraak en zet uiteen welke stappen ik zet om tot goede afspraken over de tarieven te komen. Met deze brief bied ik uw Kamer ook het eerder toegezegde rapport met bevindingen over de toepassing van de tarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) aan, uitgevoerd door Deloitte1.

Inhoud vonnis

De belangrijkste conclusie in het vonnis is dat DJI de inzet van de geïntegreerde maximale dagprijs en de tariefafslag op ambulante zorg beter moet onderbouwen. DJI dient zich te vergewissen of na het gebruik van kortingen sprake is van een reëel tarief. Ook heeft de rechter geoordeeld dat DJI ruimte moet bieden voor een beroep op het max-max tarief op grond van bijzondere zorgzwaarte.

Hoe nu verder

De rechter heeft een heldere opdracht gegeven waar ik mee aan de slag ga. Sinds de uitspraak ben ik in overleg met zorgaanbieders om invulling te geven aan het vonnis. Ik richt mij op het maken van afspraken over de tarieven voor 2020 die tegemoet komen aan de eisen van de zorgaanbieders en passen bij het doelmatig besteden van overheidsgeld. Op dit moment ben ik in gesprek, zodra ik afspraken heb gemaakt met de aanbieders zal ik uw Kamer informeren.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven