33 628 Forensische zorg

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2014

In uw brief van 10 september 2014 vraagt u mij om een reactie op de notitie «Forensische geneeskunde als dienst t.b.v. gemeente, politie en justitie» van GGD Amsterdam. Met deze brief kom ik aan uw verzoek tegemoet. U wordt bij separate brief geinformeerd over de vragen die het NFI betreffen (Kamerstuk 33 997, nr. 19).

De heer Van der Velpen van de GGD Amsterdam pleit in zijn notitie tegen openbare aanbesteding van de forensische geneeskunde. In fundamentele zin voert hij aan dat de forensische geneeskunde moet worden beschouwd als een overheidsdienst gelet op het publieke karakter van de dienstverlening en de sterke verbinding met publieke gezondheid, openbare orde en veiligheid. Daarnaast geeft hij aan dat hij van mening is dat de openbare aanbesteding geen stimulans zal zijn voor de gewenste uniformiteit van uitvoerder en werkwijze en geen bijdrage zal leveren aan de gewenste verhoging van de kwaliteit van de forensische geneeskunde. Tenslotte vraagt hij aandacht voor een aantal taken die in de aanbesteding worden meegenomen en waarvoor de gemeente (deels) verantwoordelijk is.

In mijn recente antwoord, mede namens VWS en BZK, op vragen van de leden Marcouch en Recourt (beiden PvdA) over de plannen voor het aanbesteden van de forensische zorg en onderzoek door de Nationale Politie (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2594) heb ik u bericht dat de Nationale Politie het van belang vindt om de forensisch-medische zorg en de medische arrestantenzorg op grond van de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht openbaar aan te besteden binnen Nederland, aangezien niet bij wet is vastgelegd dat deze vormen van forensische geneeskunde zijn voorbehouden aan een specifieke organisatie.

Ik blijf van mening – overeenkomstig mijn antwoord op bovengenoemde vragen van uw Kamer – dat door aanbesteding de kwaliteit van de dienstverlening op het terrein van de medisch-forensische zorg wordt geborgd en/of wordt verbeterd. Ten aanzien van het argument van de heer Van der Velpen dat ziet op de samenhang tussen lijkschouw en arrestantenzorg heb ik in de beantwoording aangeven dat in de aanbesteding ook enkele eisen worden opgenomen met betrekking tot de lijkschouw. Daarmee onderken ik het belang van samenhang tussen de lijkschouw – waarvoor de gemeenten bij wet verantwoordelijk zijn – en de arrestantenzorg. De omschreven bemoeizorg tenslotte ziet uitdrukkelijk op bemoeizorg in het kader van de arrestantenzorg en raakt derhalve niet de gemeentelijke zorgtaken.

De vorige aanbestedingen voor de taken rond de forensisch medische zorg en medische arrestantenzorg vonden plaats ten tijde van het oude bestel met 26 korpsen en gebeurden toen nog separaat per korps. Hierdoor verschilden de wensen en eisen rond het takenpakket per korps waardoor de gewenste eenheid in taakuitvoering onder de nationale politie ontbreekt. Derhalve is nu gekozen voor een landelijke aanbesteding verdeeld in 10 percelen met gelijke eisen en voorwaarden.

Een goed functioneren van de forensische-medische zorg en medische arrestantenzorg acht ik van groot belang. Ik ben dan ook voornemens om gedurende de looptijd van het contract 2015–2017 samen met belanghebbende partijen te bekijken of de doelstellingen daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven