33 628 Forensische zorg

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2017

Donderdag 12 oktober 2017 heeft het Openbaar Ministerie bekend gemaakt dat het lichaam van Anne Faber is gevonden. Ik leef intens mee met de familie van Anne Faber, haar vriend, haar vrienden en iedereen die dichtbij haar stond. Met de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de betrokken gemeentes en de familie van Anne Faber, prijs ik de immense betrokkenheid als ook de geboden hulp en steun van vele mensen.

De vermissing en dood van Anne Faber heeft iedereen in Nederland ernstig geschokt. Er zijn veel vragen over de achtergronden van deze zaak, de verdachte en zijn detentieverloop. Ik heb daar begrip voor. De Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zijn gevraagd onderzoek te doen. Tegelijkertijd loopt er een strafrechtelijk onderzoek. Het is belangrijk dat men de ruimte krijgt deze onderzoeken zorgvuldig te verrichten. Daarom kan ik niet verder ingaan op deze zaak

In de procedurevergadering van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie van 11 oktober 2017 heeft de commissie verzocht om een reactie op het bericht «Kliniek Michael P. «drugshol» (Telegraaf.nl, 11 oktober 2017). De commissie verzoekt ook de Kamer te informeren over de stand van zaken van het wetsvoorstel Forensische Zorg en de huidige mogelijkheden tot het opleggen van tbs aan weigerende observandi.

Met deze brief geef ik gevolg aan het verzoek van de Vaste Kamercommissie.

Onderzoek door Inspecties

De afgelopen week heb ik kennis genomen van de berichtgeving over de situatie in de kliniek in Den Dolder, waaronder het bericht van de Telegraaf. Vanzelfsprekend staat de veiligheid van samenleving, personeel en patiënten voorop. Daarom wil ik opheldering over de feiten en gebeurtenissen aangaande de forensisch psychiatrische afdeling Roosenburg van de betreffende kliniek. Ik heb de Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting gevraagd onderzoek uit te voeren. De kliniek heeft aangegeven dat zij volledige medewerking verleent aan dit onderzoek.

Weigerende observandi

Gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum onderzoeken mensen die verdacht worden van het plegen van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. In alle gevallen leveren zij een rapportage op. Soms werken verdachten niet mee aan het onderzoek, hetzij op aanraden van de verdediging, hetzij voortvloeiend uit hun pathologie. Indien iemand weigert mee te werken, is de mate waarin de deskundigen tot een advies kunnen komen afhankelijk van de beschikbaarheid van informatie uit bijvoorbeeld het strafdossier en observaties.

De waardering van het advies en de beslissing tot het opleggen van de tbs berust bij de rechter. Dat betekent ook dat de rechter de tbs-maatregel kan opleggen wanneer het advies hier niet toe strekt, mits hij heeft vastgesteld dat sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Een weigering kan het zicht op een aanwezige geestesstoornis belemmeren. Ik vind dit onwenselijk. Daders krijgen daardoor niet de behandeling die ze vanuit het oogpunt van een veilige samenleving nodig hebben. Daarom is in het wetsvoorstel Forensische Zorg de zogeheten «regeling weigerende observandi» opgenomen. Het wetsvoorstel ligt in de Eerste Kamer, en zal daar vermoedelijk op 23 januari 2018 worden behandeld1.

De regeling in het wetsvoorstel maakt het mogelijk eerdere medische gegevens inzake weigeraars te verkrijgen van behandelaren en artsen voor Pro Justitia-rapportages. De regeling bevat waarborgen om inzage van de gegevens op een zorgvuldige manier vorm te geven. Met de regeling kan worden voorkomen dat geen tbs kan worden opgelegd wegens weigeren, terwijl er bestaande gegevens zijn die kunnen bijdragen aan vaststelling van de aanwezigheid van een stoornis.

Daarnaast is eerder dit jaar in het PBC een pilot gestart waar in een intensiever observatieklimaat langer wordt geprobeerd verdachten te bewegen om mee te werken aan het onderzoek. De gedachte is dat als verdachten meer activiteiten ontplooien en extra worden geprikkeld, de gedragswetenschappers meer aanknopingspunten krijgen voor de pro-Justitia rapportage. Om langer te kunnen (gaan) observeren heb ik onlangs een wetsvoorstel2 bij uw Kamer ingediend. Hiermee wordt verlenging van de maximale termijn voor klinische observatie gecodificeerd. Een langere observatietermijn geeft het NIFP de mogelijkheid aanvullende observatietechnieken, zoals voornoemd klimaat, toe te passen. Hierdoor kan, naar verwachting, een meer volledige conclusie worden getrokken.

Afsluitend

Ik besef dat het leed voor de familie niet kan worden wegnomen. Niettemin hoop ik dat het strafrechtelijk onderzoek en het onderzoek van de Inspecties antwoord zullen geven op de vele vragen die door een ieder worden gesteld.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 32 398, nr. D.

X Noot
2

Kamerstuk 34 736, nr. 2.

Naar boven