33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2013

Tijdens het Algemeen Overleg Handelsmissies en Exportbevordering d.d. 14 maart jl. (Kamerstuk 33 400 V, nr. 127) heb ik uw Kamer een brief toegezegd over de afstemming met decentrale overheden, en de wijze van ondersteuning van decentrale overheden bij economische missies. In deze brief zal ik ingaan op doel en inzet van de strategische reisagenda, de afstemming met de decentrale overheden, de procedure voor afstemming, goede voorbeelden van samenwerking, rapportage en verantwoording en conclusies.

Doel en inzet strategische reisagenda

Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan een breed gedragen strategische reisagenda van zowel de centrale als de decentrale overheid, waarbij kwaliteit en het op elkaar afstemmen van missies van groot belang is, ook vanuit het oogpunt hulp en handel (dus naast de handelsrelatie, ook de zogenoemde hulp- en overgangsrelatie), er gericht gekeken wordt naar de behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven, het postennet effectief wordt ingezet, een uniforme boodschap wordt uitgedragen en MVO goed geborgd wordt in de voorbereiding. Dit komt onder meer tot uiting in het meenemen van elkaars boodschappen, het zorgdragen voor de follow-up en het voorkomen van overlap in de reisagenda’s. Het vorige kabinet en dit kabinet hebben op dit terrein al verbeteringen tot stand gebracht.

Doel van de strategische reisagenda is een effectievere benutting van de capaciteit voor economische missies op zowel centraal als decentraal niveau. Doelmatigheid bij de organisatie van missies staat voorop evenals een strategische inzet op groeimarkten. Uitgangspunt is dat missies de economische belangen van Nederland (zowel handelsbevordering, aantrekken van investeringen en de kruisbestuiving tussen OS en handelsrelaties) op zowel centraal als decentraal niveau verder kunnen versterken. In de afgelopen jaren zijn verschillende kwantitatieve studies gedaan naar de effectiviteit van economische missies, en het blijkt dat missies een effectief instrument zijn ten behoeve van internationalisering van de Nederlandse economie en het bedrijfsleven.

De bezoeken zijn instrumenteel aan de beleidsdoelstellingen van het Kabinet en de decentrale overheden zoals het versterken van de economische belangen van Nederland, aangaan van bilaterale relaties en de hulp- en handelagenda. De strategische reisagenda dient de uitkomst te zijn van inhoudelijke afwegingen die aan de hand hiervan worden gemaakt. Voor veel beleidsdoelstellingen is het aangaan en onderhouden van langdurige relaties met specifieke landen van cruciaal belang. Dit betekent dat moet worden ingezet op een mix van uitgaande bezoeken; het ontvangen van inkomende delegaties; bilateraal contact en marge van andere internationale bijeenkomsten en, indien noodzakelijk, rechtstreeks bilateraal contact.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de algehele coördinatie van de strategische reisagenda. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de economische reisagenda; ik heb daartoe afstemming georganiseerd met vakcollega’s, het bedrijfsleven en de decentrale overheden. Daarbij gaat het om de economische G5 (Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en Eindhoven), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

Afstemming met de decentrale overheden

De versterkte afstemming van bezoeken brengt veel voordelen met zich mee. Eén van de voordelen, naast een effectieve ondersteuning en inzet van het postennet, is het intensiveren van relaties met de betreffende landen (opbouwen van een geheugen), waarbij de zusterrelaties op decentraal niveau specifieke regio’s, waaronder regio’s in ontwikkeling, beter kunnen ontsluiten, met name ook voor het bedrijfsleven, inclusief het Midden- en Klein Bedrijf (MKB). Ook kunnen deze relaties bijdragen aan de hulp- en handelagenda. Ook wordt er ingezet op het aansluiten van decentrale overheden bij missies van het kabinet. Bovendien bevordert deze afstemming een goede aansluiting bij de ambities van de topsectoren (bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, de zgn. gouden driehoek).

De samenwerking met decentrale overheden voor de strategische reisagenda is breder dan handels- en investeringsbevordering, zoals bijvoorbeeld met Den Haag op het terrein voor vrede en veiligheid. In mei jl. was een delegatie van hoogwaardigheidsbekleders van internationale organisaties uit Den Haag aanwezig op een forum in St. Petersburg. De Minister van Veiligheid en Justitie was ook aanwezig. In samenwerking met de Gemeente Den Haag heeft Minister Opstelten een inleiding gehouden over Den Haag, als legal capital of the world en een aantal door de Gemeente Den Haag gefinancierde beurzen voor The Hague Academy of International Law aangeboden aan de Russische Minister van Justitie.

Het postennet in Rusland speelde een belangrijke rol bij dit bezoek.

Daarnaast hebben Gemeente Eindhoven en Utrecht besloten om het VN-milleniumprogramma 2000- 2015 als uitgangspunt te nemen voor hun stedenbandenbeleid. Daarnaast ondersteunt het dochterbedrijf van VNG – VNG International – lokale overheden, verenigingen van gemeenten en trainingsinstituten zowel in ontwikkelingslanden als in landen in transitie.

De afstemming in het kader van de strategische reisagenda bestaat nu twee jaar. In de tussentijd zijn heel wat vorderingen gemaakt waaronder:

  • 1. Zorgvuldige registratie van de (geplande) bezoeken van de centrale en de decentrale overheid zodat men goed van elkaars reizen op de hoogte is, inclusief betrokkenheid van de topsectoren en boodschappen over en weer worden meegegeven.

    Dit alles vanuit de veronderstelling dat economische missies van centrale en decentrale overheden elkaar versterken, ten behoeve van de bilaterale relaties, de belangen van het bedrijfsleven en de hulp- en handelagenda;

  • 2. De transparantie en informatie-uitwisseling tussen de centrale en decentrale overheid zijn vergroot, mede door tijdige aanmelding van missies. Dit draagt ook bij aan een effectievere inzet van het postennet, waarbij ook de decentrale overheden een beroep doen op het postennet bij organisatie van economische missies;

  • 3. Voor een goede afstemming van de bezoeken met bedrijfsleven en decentrale overheden heeft de Dutch Trade Board (DTB) een centrale rol gekregen. In de DTB zijn zowel het bedrijfsleven (topsectoren) als het Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de economische G5 (Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en Eindhoven) vertegenwoordigd;

  • 4. Er worden scherpere keuzes gemaakt bij de landen, regio en thema keuze van economische missies. Er is meer sturing aan de voorkant door scherpere focus aan te brengen aan de hand van selectie van prioritaire landen, in nauw overleg met de topsectoren. Uitgangspunt is een strategische inzet op de groeimarkten.

De afstemming en intensievere samenwerking heeft al geleid tot onder meer een gecombineerde missie van de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam naar Turkije (oktober 2012) en een gezamenlijk bezoek van vml. Minister Verhagen met de burgemeester van Eindhoven en een gedeputeerde van provincie Noord-Brabant naar Beieren (oktober 2012). Ook bij de voorbereiding van het bezoek van de regio Amsterdam aan Brazilië in juni 2013 en van onder meer de Vlaamse en Nederlandse Minister Presidenten aan Texas in juli 2013 wordt nauw samen gewerkt tussen regio en rijk. De recente reis naar Brazilië van de regio Amsterdam is ook nadrukkelijk een follow up van de missie van november jl., waaraan ik ook zelf heb deelgenomen. Daaruit is een aantal vragen voortgekomen die mogelijkheden biedt voor Amsterdamse bedrijven. Ook bij inkomende missies wordt actief samengewerkt zoals met Rotterdam bij het slotevenement in het kader van 400 jaar Nederland-Turkije in 2012.

De procedure van afstemming, zoals onder meer besproken in de vergadering van de DTB d.d. 12 september 2012, is als volgt: decentrale overheden melden hun reisvoornemens bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het voornemen wordt doorgeleid aan de betrokken diplomatieke vertegenwoordiging en relevante Ministeries, en wordt opgenomen in de missiekalender. Na een periode van 14 dagen is de aanmelder in principe verzekerd van ondersteuning van de reis door de diplomatieke post.

Voor elk reisvoornemen vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken de diplomatieke post om een korte reactie (bevestiging van lopende contacten, suggesties, attendering op bepaalde omstandigheden etc.). In het geval een Ministerie of de post vragen stelt bij de opportuniteit van een reis, bemiddelt het Ministerie van BZ in samenspraak met relevante andere Ministeries en de decentrale overheden.

Rapportage en verantwoording

Per kwartaal rapporteer ik uw Kamer, zoals toegezegd op 14 maart jl., over economische missies. Ik neem daarin de belangrijkste punten mee uit de verslagen van mijn collega-Ministers. Zij rapporteren daarnaast zelf over hun reizen aan u.

In de kwartaalrapportage worden missies van decentrale overheden niet meegenomen. Zij rapporteren daarover aan de verantwoordelijke bestuurders (gemeenteraad of provinciale staten).1

Conclusies

Er zijn met de strategische reisagenda in de afgelopen twee jaar veel vorderingen gemaakt, die onder meer hebben geleid tot een betere afstemming in de driehoek centrale overheid, decentrale overheid en bedrijfsleven. Uw Kamer zal per kwartaal geïnformeerd worden over de economische missies en halfjaarlijks vindt er een overleg plaats met uw Kamer.

De ambitie is om ook de overige gemeenten en provincies, naast de economische G5, nog beter aan te sluiten op de strategische reisagenda en hun contacten met (lokale) overheden nog effectiever in te zetten bij economische missies, als ook bij de hulp en handel agenda. Er worden vervolgafspraken gemaakt met onder meer de commissie Europese Zaken en Internationaal (met burgemeesters van 21 gemeenten) van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). In gesprekken met de decentrale overheden zal heel specifiek gekeken worden naar bevordering van internationalisering van het Midden- en Klein Bedrijf (MKB), via deelname aan missies, en het strategischer omgaan met inkomende missies.

De strategische reisagenda blijft «work in progress». Het is belangrijk om flexibiliteit te behouden om nadere invulling te kunnen geven aan de behoeften van het bedrijfsleven en om adequaat in te kunnen spelen op de politieke actualiteit. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de wens van het bedrijfsleven een betrouwbare lange termijn planning aan te houden.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Bij brief van 27 september 2012 (Kamerstuk 28 844, nr. 66) is uw Kamer bericht dat, hoewel provincies en gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de buitenlandse dienstreizen ten behoeve van hun eigen organisatie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen in 2011 gezamenlijk een «handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen» hebben opgesteld. In deze handreiking worden decentrale overheden geadviseerd bij buitenlandse dienstreizen zorg te dragen voor expliciete besluitvorming voorafgaand aan een reis en verantwoording achteraf.

Naar boven