33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van mijn reis naar Bangladesh op 16 en 17 juni 2013. Deze reis had tot doel om met alle betrokken partijen tot afspraken te komen over structurele verbeteringen van de werkomstandigheden in de Bengaalse textielsector, een sector die werk biedt aan vier miljoen mensen en die zich in tien jaar heeft ontwikkeld tot de ruggengraat van de Bengaalse economie. In mijn gesprekken met de Bengaalse regering, werkgevers, vakbonden en donoren heb ik benadrukt dat de gewenste verbeteringen een lange adem vragen en alleen tot stand komen als wij gezamenlijk optrekken. Met dat doel inaugureerden de Bengaalse minister van Handel en ik op 16 juni de eerste consultatieve werkgroep van lokale autoriteiten en internationale donoren. Op de tweede dag bezocht ik Rana Plaza en had ik in een rehabilitatie centrum een aangrijpende ontmoeting met overlevenden van de vreselijke ramp die daar plaatsvond. Ook bezocht ik enkele textielfabrieken, waar ik sprak met management en werknemers. Ik heb het bezoek ook benut voor een nadere oriëntatie op een effectieve inzet van de negen miljoen euro die ik eerder beschikbaar stelde. In deze brief informeer ik u tevens over de inspanningen van de Nederlandse textielsector, die mij op 20 juni haar actieplan presenteerde.

Verslag van het bezoek aan Bangladesh

Consultative Donor Meeting (16 juni)

Op 16 juni opende ik, samen met de Bengaalse minister van Handel Ghulam Muhammed Quader, de eerste Consultative Meeting over donor coördinatie in de textielindustrie. De bijeenkomst werd bijgewoond door de Bengaalse regering, werkgeversorganisaties, internationale organisaties en ambassadeurs van de VS, Canada, het VK, Zweden, Denemarken, Duitsland en Frankrijk. Zij verwelkomden het Nederlandse initiatief tot coördinatie van inspanningen en onderstreepten de noodzaak van actie voor een langere periode. In mijn openingsspeech riep ik op tot urgente en gezamenlijke aanpak van de misstanden in de textielsector. Ik betuigde steun aan het door de Bengaalse overheid, vakbonden en werkgevers getekende National Action Plan on Fire Safety en het daarop voortbouwende Accord on Fire and Building Safety van 13 mei 2013, waarin vakbonden, maatschappelijke organisaties en veertig internationale kledingmerken zich vastleggen op concrete verbeteringen in de textielketen. Ik drong aan op actieve monitoring van de uitvoering van deze overeenkomsten, met heldere en haalbare deadlines, en met een prominente rol voor de International Labour Organization. De volgende vergadering van deze donorgroep vindt plaats op 16 juli onder Nederlands en Bengaals voorzitterschap. Op basis van een actieplan zullen dan nadere afspraken worden gemaakt over de coördinatie van de verschillende inspanningen. Nederland zal het co-voorzitterschap in beginsel voor een jaar op zich nemen.

Gesprekken met belanghebbende actoren

Overheid

Tijdens mijn bezoek sprak ik met verschillende leden van de regering, waaronder Premier Sheikh Hasina en de minister van Buitenlandse Zaken, Dr Dipu Moni. In deze gesprekken drong ik aan op effectief overheidstoezicht op de arbeidsomstandigheden in de textielsector. Premier Hasina gaf aan dat de wetgeving de snelle groei van deze sector niet had kunnen bijbenen maar ze erkende dat de werkomstandigheden voor de textielwerkers snel moesten verbeteren. De eerste stappen waren gezet. Zo lagen er bij het Bengaalse parlement amendementen op de Arbeidswetgeving die meer vrijheid voor vakbonden zouden garanderen, was er een regeringscommissie ingesteld om te adviseren over een verhoging van het minimumloon en zouden er dit jaar tweehonderd extra inspecteurs worden aangenomen voor de inspectie van de naar schatting vijfduizend textielfabrieken. Wijziging van de arbeidswet zou de weg openen naar operationalisering van het Better Work programma van de International Labour Organization.

Net als alle andere Bengaalse gesprekspartners sprak de premier zich uit tegen internationale handelsmaatregelen. Daarmee zou een voor de Bengaalse economie vitale sector hard worden getroffen. Ik heb benadrukt een boycot niet het juiste antwoord te vinden op de misstanden in de textielsector. Opschorting van handelspreferenties zou vooral de vier miljoen arbeiders treffen die in de textielindustrie werkzaam zijn. Internationale afnemers die overwogen zich uit Bangladesh terug te trekken zouden moeten werken aan verbeteringen in hun textielketen.

Sociale partners

In mijn gesprekken met de werkgevers, waaronder de textielexporteurs, vroeg ik naar hun inzet om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Zij lieten weten dat bouwplannen werden geëvalueerd, fabrieken geïnspecteerd en zo nodig gesloten. Ook waren er extra brandweerlieden aangesteld en hadden de overlevenden van Rana Plaza compensatie gekregen. De werkgevers vroegen steun bij hun streven om te komen tot één «unified code of conduct» in de sector. Zij hadden liever gezien dat alle modemerken zich bij het in Bangladesh tot stand gekomen Fire and Building Safety Accord hadden aangesloten. Nu leek er naast dit door Europese modemerken getekende akkoord een aparte overeenkomst met Amerikaanse bedrijven als Walmart en Gap te komen. Ik heb toegezegd dit punt te bespreken met mijn Europese en OESO collega’s en dit ook op te brengen bij mijn Amerikaanse gesprekspartners tijdens mijn bezoek aan Washington deze week.

De vakbondsvertegenwoordigers spraken waardering uit voor mijn betrokkenheid bij de textielsector en prezen de inzet van Nederlandse vakbondspartners en Nederlandse maatschappelijke organisaties. Het was belangrijk dat ook werknemers zich kunnen organiseren en dat hun belangen worden vertegenwoordigd op fabrieksniveau. Ik heb de noodzaak van samenwerking met de vakbonden bij de aanpak van de misstanden in de textielsector onderstreept, waarbij ik verwees naar goede ervaringen met tripartiete samenwerking in Nederland in het poldermodel. De gesprekspartners maakten duidelijk dat alle «stakeholders» verantwoordelijkheid dragen. De consument, de merken en de fabriekseigenaren dienen allen een eerlijke prijs te betalen voor kleding.

In een gesprek met Nederlandse ondernemers die actief zijn in de textielsector informeerde ik naar de controle van de fabrieken door de merken. De ondernemers stelden dat het auditlandschap ondoorzichtig en verwarrend is. Ieder merk hanteert een eigen audit en doet te weinig aan informatiedeling. Dit betekent duplicatie voor fabrieken met bijbehorende kosten. Er zijn te veel codes of conduct. Geconcludeerd werd dat een meer uniforme audit voor de fabrieken nodig is en dat het middenmanagement van de fabrieken beter opgeleid moet worden op belangrijke terreinen als brandveiligheid en arbeidsomstandigheden. De ondernemers vroegen ook aandacht voor de druk die op de textielsector staat. De recessie in Europa noopt tot lage prijzen met als gevolg lage lonen in Bangladesh, goedkope bouw van fabrieken, e.d. Ook afnemers en consumenten hebben de verantwoordelijkheid om een eerlijke prijs te betalen.

Fabrieksbezoeken en Rana Plaza

De tweede dag van het bezoek heb ik twee textielfabrieken bezocht, de Oekotex fabriek, die volledig «compliant» is, en Capella, een fabriek die hard bezig is een aantal verbeteringen aan te brengen. Tijdens het bezoek aan de twee fabrieken kreeg ik via presentaties en gesprekken met management en fabriekswerknemers inzicht in de organisatie, arbeidsomstandigheden, operationele aspecten en belangrijkste problemen en initiatieven in een goed georganiseerde, zogenaamde category «A», textielfabriek en een wat mindere, maar meer gemiddelde fabriek. De eerste fabriek, Oekotex, bood bovendien de mogelijkheid inzicht te krijgen in de doelstellingen en activiteiten van de mede door Nederland gefinancierde SRGR voorlichtingsactiviteiten in de fabriek en in het «Partnership for Cleaner Textile (PaCT)» project, waarin Nederland bijdraagt aan een verbeterde afvalwaterzuivering.

Daarna heb ik de locatie bezocht waar het recent ingestorte Rana Plaza stond. Ik heb bloemen gelegd ter nagedachtenis aan de 1132 slachtoffers. Via persoonlijke verhalen van enkele brandweerlieden die als eersten bij de ramp ter plekke waren kreeg ik inzicht in de schaal van de ramp. Tenslotte sprak ik in een rehabilitatie centrum vlakbij de rampplek met een aantal overlevenden.

Beleidsvoornemens 9 mln EUR voor verbetering arbeidsomstandigheden

Het bezoek heeft mij een goed inzicht gegeven in de complexe problematiek in de textielsector en in de meest urgente activiteiten die nodig zijn om verbeteringen door te kunnen voeren. Ik sprak met andere donoren over hun bijdragen aan de verbetering van arbeidsomstandigheden in de textielsector. Dat levert een gevarieerd beeld op. Sommige donoren werken vooral via de ILO, anderen financieren rechtstreeks uitvoerders. Er zijn lopende projecten en nieuwe activiteiten voor uitvoering van de recente akkoorden.

Er is nog enige tijd gemoeid met het verkrijgen van een volledig beeld van alle bijdragen. Nederland wil voorkomen dat er bij sommige projecten overlap en bij ander activiteiten een tekort aan financiering ontstaat. Daarom wil ik me nog niet vastleggen op de definitieve besteding van de 9 mln EUR die ik eerder toezegde en die afkomstig is uit het ODA-budget dat aan de Nederlandse ambassade in Dhaka is toegekend.

De hoofdlijnen van de invulling zijn als volgt:

  • Opleiding voor 200 nieuwe arbeidsinspecteurs, oplopend tot 800 inspecteurs.

  • Trainingen voor veiligheid en gezondheid in fabrieken voor werknemers en midden management. Het gaat hier om duizenden fabrieken, met als doel meer bewustwording van en respect voor veilige arbeidsomstandigheden op de werkvloer.

  • Re-integratie van gehandicapte slachtoffers van de recente rampen. Ik kom graag aan die vraag tegemoet. Maar ook hier geldt dat bijdragen van andere overheden voor de activiteit, in dit geval van Duitsland, in ogenschouw genomen moeten worden.

  • Capaciteitsopbouw van onafhankelijke vakbonden en vrouwenorganisaties.

De ILO is gevraagd door de Bengaalse overheid bovenstaande activiteiten te coördineren. Financiering hiervan vindt via een geïntegreerd voorstel van ILO plaats.

Daarnaast wil ik de uitvoering van het Nationaal Actieplan ondersteunen, waarbij ik aansluiting met het Safety Accord tussen vakbonden en internationale modemerken belangrijk vindt. Naar verwachting zullen de modemerken de uitvoering van het inspectieprogramma van hun Safety Accord zelf kunnen financieren, zeker met het grote aantal bedrijven dat het akkoord heeft ondertekend. Ik wacht vooralsnog hun voorstel voor de uitvoering van het plan af, dat 8 juli wordt verwacht.

Nederland heeft in mei jl.in Bangladesh een ronde tafel over leefbare lonen in de textielsector georganiseerd, waarbij alle partijen concludeerden dat het noodzakelijk is dat het minimum loon wordt verhoogd. De mogelijkheid van een studie naar de hoogte van een leefbaar loon in Bangladesh, waarbij lokale en internationale expertise zou worden samengebracht, wordt nu onderzocht. De uitkomst zou gebruikt kunnen worden door de overheidsadviescommissie voor verhoging van het minimumloon. Ik ben bereid die studie te financieren. Samen met mijn Duitse collega organiseer ik eind november a.s. een Europese conferentie over dit onderwerp.

De donorgroep in Bangladesh speelt een cruciale rol om de inzet en activiteiten van de verschillende donoren te coördineren, om zo overlap te vermijden, en hierdoor de internationale impact te maximaliseren. Tijdens de eerstvolgende vergadering op 16 juli worden volgende stappen gezet om te komen tot een meer volledige inventarisatie.

Nederlandse textielsector

De brancheorganisaties van Nederlandse textielbedrijven hebben op het congres «Groen is de rode draad» op 20 juni een actieplan gepresenteerd om misstanden in de productieketen van kleding aan te pakken. Ik zie het actieplan als een belangrijke stap om de arbeidsomstandigheden in productielanden als Bangladesh te verbeteren. Het actieplan richt zich echter niet alleen op Bangladesh, maar op structurele verbeteringen in de textiel- en kledingsector wereldwijd op het vlak van MVO. Daarbij zijn de OESO-richtlijnen en het Ruggie-raamwerk leidend.

De brancheorganisaties hebben een ambitieus actieplan geformuleerd met ambities op de kwaliteit van bedrijfsprocessen en ambities op concrete issues.

Elementen in het plan zijn:

  • vergroten van transparantie richting de consument over de problemen die spelen in de sector en wat bedrijven doen om deze te voorkomen;

  • vergroten van transparantie tussen bedrijven zodat misstanden sneller kunnen worden opgespoord;

  • uitvoeren van een onderzoek naar de rol van inkooppraktijken en hoe de invloed daarvan op (arbeids)omstandigheden in de sector in positieve zin kan worden ondersteund;

  • vergroten van inzicht in de keten door bedrijven te ondersteunen bij het uitvoeren van due diligence (in kaart brengen van risico's en het formuleren van een aanpak om deze risico’s te voorkomen).

  • actief informeren van Europese en mondiale ledenorganisaties en partners over het actieplan en hen verzoeken deel te nemen aan het behalen van doelstellingen.

  • ambities op de kwesties gebonden arbeid, leefbaar loon, kinderarbeid, veilige en gezonde werkplek, vrijheid van vakvereniging, water, chemicaliën, grondstoffen, de rol van de consument en circulaire economie.

Individuele leden en bedrijven in de Nederlandse textiel- en kledingsector zijn niet automatisch gebonden aan de doelstellingen van dit plan. In het actieplan staat nu opgenomen dat eind 2014 minimaal 50% van de bij Inretail, MODINT en VGT aangesloten leden het actieplan ondertekend zou moeten hebben en/of zou moeten deelnemen aan een project om een doelstelling uit dit actieplan te verwezenlijken. Ik heb textielbedrijven opgeroepen zich aan het plan van aanpak te committeren.

Het plan behoeft nog nadere concretisering en verdere uitwerking. Er is een vertaalslag nodig, waarbij duidelijke afspraken worden gemaakt over de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen in Nederland en in het buitenland, met duidelijke en haalbare deadlines. Mijn ministerie zal hierover in nauw overleg blijven met de sector de komende maanden. Mijn intentie, en die van de brancheorganisaties, is om gezamenlijk tot een MVO-convenant op textiel te komen. Het actieplan biedt een goed startpunt voor besprekingen over dit convenant.

Tenslotte

In de komende periode blijf ik de ontwikkelingen in de textielsector in Bangladesh nauwgezet volgen en bespreken met mijn collega’s van de EU partners en de VS. Voorop moet staan dat alle betrokken partijen een gecoördineerde inspanning leveren om tot structurele verbeteringen in de Bengaalse textielsector te komen. Met het voorzitterschap van de consultatieve werkgroep is Nederland goed gepositioneerd om hierin een voortrekkersrol te spelen. Begin volgend jaar zal ik met de Nederlandse textielsector en maatschappelijke organisaties opnieuw naar Bangladesh reizen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven