33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2013

Tijdens een Algemeen Overleg, gehouden op 23 mei 2012 (Kamerstuk 21501–02, nr. 1159), over de Handelsraad 31 mei 2012, heeft de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer Bleker, toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang met betrekking tot het programma Partners for International Business (PIB). Inmiddels loopt het programma iets langer dan een jaar en informeer ik u graag over de eerste resultaten.

Het programma PIB beoogt samenwerkingsverbanden van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen te positioneren op voor Nederland kansrijke markten en deze te ondersteunen ten behoeve van een beklijvende toegang tot die markten. PIB richt zich met name op bedrijven in de topsectoren: Energie, Life Sciences & Health, Creatieve Industrie, Water, Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen, Logistiek en Chemie.

Het programma gaat uit van een gecombineerde inzet van private en publieke middelen ter versterking van de Nederlandse concurrentiekracht.

De inbreng van de overheid concentreert zich op economische diplomatie, Holland Branding, government-to-government activiteiten en kennisuitwisselingsprogramma’s. PIB wordt uitgevoerd door AgentschapNL.

Vanaf 2013 kan het instrument ook worden ingezet voor clusters van bedrijven die de kans op het verwerven van een opdracht of financiering bij internationale organisaties, zoals de VN of Wereldbank willen vergroten. Met hulp van het postennetwerk en AgentschapNL worden kansen geïnventariseerd en wordt een gezamenlijke strategie bepaald. De eerste aanvraag hiervoor is binnengekomen vanuit een cluster dat zich in Ethiopië wil positioneren.

Er bestaat grote belangstelling vanuit het bedrijfsleven voor dit nieuwe programma. Er zijn tot nu toe 12 convenanten getekend, 16 aanvragen zijn in onderhandeling en nog eens 35 aanvragen zijn in behandeling genomen.

De landen top 3 is: China (9), Rusland (7), Brazilië/VS/Golfstaten (6).

De sectoren top 3 is: Water (14), Agrofood (10) en Creatieve sector/HTSM/Energie (8).

Daarnaast richt 95% van alle aanvragen zich op de topsectoren.

In 2013 is het budget verhoogd naar € 7.100.000. Per convenant is de overheidsbijdrage gemiddeld € 280.000. De verwachting is dat er in 2013 ruimte is voor ca. 25 nieuwe convenanten.

De conclusies en aanbevelingen uit de externe evaluatie van het 2g@there programma uit 2011 zijn in de opzet van PIB verwerkt. Het instrument sluit aan bij de wensen van de markt en het proces van aanvraag en afhandeling is sneller en eenvoudiger gemaakt. Bovendien is sprake van lage administratieve lasten (minder dan 1%). Omdat de overheid als echte samenwerkingspartner aan tafel zit, kan meer maatwerk worden geleverd.

Het postennetwerk heeft een belangrijke rol bij PIB. Naast het geven van advies aan bedrijven die zich oriënteren op een opkomende markt, spelen posten ook een belangrijke rol in de uitvoering van de afspraken die in de convenanten zijn vastgelegd.

De tijdens het AO geuite zorg dat minder ervaren ondernemers, met name uit het MKB, onvoldoende bediend zouden worden met PIB kan ik wegnemen. Er is sprake van een gevarieerd aanbod van deelnemers.

In de creatieve industrie, energie, agrofood en tuinbouwsector is het merendeel MKB (60–80%). In de sectoren HTSM, logistiek en water is het grotere bedrijfsleven vertegenwoordigd maar vaak in combinatie met het MKB. Ook zijn er voorbeelden waarbij de grotere bedrijven het initiatief nemen en het MKB later aansluit. Dit is bijvoorbeeld het geval met betrekking tot de bouw en infrastructuur in aanloop naar het WK Voetbal in Qatar en binnen het Health Care Rusland cluster. Ook zijn er voorbeelden van convenanten waarin het percentage MKB-deelnemers 100% is.

Een van de aanbevelingen van de commissie naar aanleiding van de externe evaluatie 2g@there was om resultaten en indicatoren van PIB te kwantificeren en meetbaar te maken.

De succesindicatoren worden voornamelijk bepaald door de mate waarin de PIB convenanten aan het einde van de looptijd hebben bijgedragen aan de internationaliseringsdoelstellingen van de bedrijvenclusters.

In alle afgesloten convenanten en bijbehorende actieplannen worden deze doelstellingen heel concreet uitgewerkt op basis van de «logical framework methode». Ook worden concrete afspraken gemaakt over de monitoring, hierbij valt te denken aan het instellen van een stuurgroep die vier maal per jaar bij elkaar komt. AgentschapNL rapporteert op regelmatige basis naar de opdrachtgever.

Met betrekking tot het formuleren van de succesindicatoren voor de regeling als geheel, wil ik opmerken dat de convenanten maatwerk zijn. Omdat de vraagsturing een belangrijk uitgangspunt is, is het niet wenselijk om de uitwerking van resultaten en indicatoren op convenantniveau voor te schrijven of in een vast format te persen, met het doel alle individuele programma’s vergelijkbaar te maken en een eenvoudige optelsom van alle indicatoren naar het niveau van de regeling als geheel mogelijk te maken.

Voorts zal in overweging genomen dienen te worden dat de meetbaarheid van economische diplomatie erg lastig blijft in de context van een programma dat de positionering van het Nederlandse bedrijfsleven beoogt te verbeteren. Het gaat immers om een marketinginstrument, waarbij de positieve effecten in de vorm van een economische spin-off soms pas na jaren optreden.

Op dit moment ontwikkelt het AgentschapNL een monitoring- en evaluatiesysteem van PIB dat beter aansluit bij de werkwijze van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarin zal effectmeting plaatsvinden op basis van een nulmeting, tussentijdse meting en een eindmeting. Op deze manier kan beter vastgesteld worden welke kwantitatieve en kwalitatieve resultaten het programma heeft opgeleverd. De eerste tussentijdse meting zal eind 2014 plaatsvinden en ik zal u hierover informeren.

Tot slot kan ik vermelden dat ik nog terugkom op het brede bedrijfsleveninstrumentarium in de brief die ik u zal doen toekomen voorafgaand aan het overleg eind mei 2013 over de nota «Wat de Wereld Verdient».

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven