33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 271 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 oktober 2018

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 9 juli 2018 over de evaluatie van het «Infrastructure Development Fund» (Kamerstuk 33 625, nr. 264).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 oktober 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

In welke mate zijn vertegenwoordigers van het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven betrokken bij de onderhavige evaluatie, aangezien in de lijst van geïnterviewde personen nauwelijks vertegenwoordigers van het bedrijfsleven te vinden zijn?

Antwoord:

Het Infrastructure Development Fund (IDF) bestaat sinds 2002. Het fonds heeft het mandaat om de realisatie van private infrastructuurprojecten in lage-inkomenslanden en opkomende markten te stimuleren door zowel directe financiering als technische assistentie. Leidend daarbij is dat het fonds additioneel aan de markt opereert. In 2013 is de nevendoelstelling opgenomen dat het IDF een actieplan zou opstellen en uitvoeren gericht op grotere betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij het fonds.

De evaluatie spitste zich toe op het functioneren van het gehele fonds sinds 2002 op het gebied van financiële duurzaamheid, ontwikkelingsimpact en effectief beheer, en heeft daarbij een aantal investeringen nader onderzocht. Hierbij zijn interviews gevoerd met het betrokken bedrijfsleven over het functioneren van de geselecteerde investeringen. Omdat de nevendoelstelling in 2013 is opgelegd, waren er op het moment van de evaluatie geen «Nederlandse» investeringen in een ver genoeg gevorderd stadium die geschikt waren voor nader onderzoek. In het kader van deze beleidsevaluatie zijn dan ook geen vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven benaderd.

2

Kunt u het mandaat «om de link met het Nederlands bedrijfsleven te zoeken waar mogelijk» uitgebreider toelichten? Bij welke investeringen hebben Nederlandse bedrijven geparticipeerd? Kunt u toelichten in hoeverre het streven om meer verbinding te zoeken met Nederlandse bedrijven is gerealiseerd? Om welke Nederlandse bedrijven gaat het?

Antwoord:

Het IDF heeft sinds 2013 de nevendoelstelling om het Nederlandse bedrijfsleven actief te betrekken. Voor het IDF heeft dit geresulteerd in drie investeringen met een expliciete Nederlandse betrokkenheid. Het betreft een investering in fabriek voor voedselsupplementen voor ondervoede kinderen met DSM; een duurzaam energieproject met betrokkenheid van Acenco Capital Management in Nicaragua; en de financiering van een Mercator Novus voor een onderzoek naar efficiëntere transportsystemen voor agrarische producten in Djibouti en Ethiopië. Op de website van het IDF en de jaarrapportage van 2017 is meer informatie beschikbaar over de projecten1.

Gegeven het feit dat de nevendoelstelling in 2013 is opgelegd, is het kabinet van mening dat er een goede start is gemaakt met de uitvoering van het verbrede mandaat. Dit soort investeringen heeft immers een lange aanlooptijd.

Inmiddels heeft NL Business, de tak van FMO gericht op het Nederlandse bedrijfsleven, een pijplijn van meer dan 50 investeringsvoorstellen, die in een later stadium voor eventuele financiering uit het IDF in aanmerking kunnen komen.

3

Wanneer verwacht u uitsluitsel te hebben over eventuele verlenging van het fonds en verhoging van het beschikbare kapitaal?

Antwoord:

FMO werkt op dit moment aan een voorstel voor verlenging van het fonds. Dit voorstel zal nader ingaan op hoe de aanbevelingen van de besproken evaluatie worden geïmplementeerd. Naar verwachting zal het voorstel voor het eind van het jaar worden ingediend.

Naar boven