33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 262 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2018

Graag bied ik u hierbij de kabinetsreactie aan op het verzoek van uw Kamer op 19 december 2017 inzake het World Inequality Report 2018 (WIR).

Kern

Het rapport analyseert een veelheid aan statistische gegevens over onder meer inkomen, vermogen en belastingen en poogt hiermee voeding te geven aan het debat over wereldwijde ongelijkheid. In vrijwel alle delen van de wereld is de ongelijkheid binnen landen toegenomen.1 De mate en de toename van ongelijkheid sinds 1980 verschilt echter sterk per regio. Inkomensongelijkheid in het Midden-Oosten, India, Brazilië en Sub-Sahara Afrika is het hoogst. In 2016 beschikte de rijkste tien procent van de bevolking in deze regio’s over 54 tot 61 procent van het totale inkomen. In India, waar inkomensongelijkheid het snelst toenam, was dit in 1980 nog 32 procent. Van alle onderzochte regio’s is de hoogte en de toename van inkomensongelijkheid in Europa het laagst.

De voornaamste conclusie uit het rapport is dat overheidsbeleid van grote invloed is op de ontwikkeling van ongelijkheid. Zo wijst het rapport op een significant verschil in de toename van ongelijkheid tussen de regio’s Europa en Noord-Amerika. Inkomensongelijkheid was in 1980 voor beide regio’s nagenoeg hetzelfde, maar deze steeg de laatste decennia veel sterker in de VS dan in Europa. Het rapport wijt dit aan een toegenomen ongelijke toegang tot onderwijs in de VS, in combinatie met beperkte progressieve belastingheffing en een sterke stijging van inkomen en kapitaalbezit voor de hoogste inkomens. Dit in tegenstelling tot Europa, waar beleid ten aanzien van onderwijs en inkomen relatief meer gericht is op de lage en middeninkomens en op progressieve belastingen. De sterke privatisering in de afgelopen decennia in vooral Rusland, China en India leidt er bovendien toe dat het aandeel van publiek kapitaal in het totale bezit afneemt ten gunste van privaat kapitaalbezit geconcentreerd bij een beperkt aantal mensen. Dit beperkt volgens het rapport de mogelijkheden voor overheidsinterventies om ongelijkheid tegen te gaan.

Het rapport presenteert drie toekomstscenario’s: (1) ongelijkheid blijft voor elk land toenemen conform de eigen huidige trend; (2) ongelijkheid neemt overal (sterk) toe in lijn met de trend in de VS; (3) ongelijkheid groeit conform de (beperkte) toename van ongelijkheid binnen Europa. Voor het gemiddelde inkomen van de 50 procent armste mensen in de wereld verschilt de uitkomst sterk: onder het Europa-scenario zou deze groep in 2050 twee keer zoveel inkomen hebben als onder het VS-scenario. En als alle landen de Europese trend zouden volgen, zou de wereldwijde ongelijkheid per saldo afnemen.

Om ongelijkheid tegen te gaan beveelt het rapport overheden aan beleid te maken op: progressieve belastingen; transparantie over financiële gegevens; betere toegang tot onderwijs en goed betaalde banen voor de armste helft van de bevolking; toekomstgerichte, publieke investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, zorg en milieubescherming.

Appreciatie

Het kabinet verwelkomt de bijdrage van het onderzoekscollectief World Inequality Lab aan het debat over ongelijkheid en de analyse van de effecten die overheidsinterventies kunnen hebben op inkomensverdeling en maatschappelijke kansen. Hieronder volgt een overzicht van de inzet van het kabinet, internationaal en nationaal, gespecificeerd naar beleidsaanbeveling.

De snelle toename van ongelijkheid in grote delen van de wereld is zorgelijk. Ongelijkheid remt economisch ontwikkeling, geeft risico op polarisatie, kan de sociale samenhang binnen landen afbreken en heeft een negatieve invloed op de veiligheid en stabiliteit van landen. Precies om die reden is het een onderdeel van de probleemanalyse in de recent aan uw Kamer verzonden Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie en de BHOS-nota Investeren in Perspectief. Het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid is bovendien een hoofddoel van het nieuwe beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet investeert komende jaren extra in onderwijs, werk en inkomen ten behoeve van perspectief voor mensen in de armste en meest fragiele ontwikkelingslanden, waar ook de ongelijkheid groot is. De focus ligt hierbij op de regio’s Midden-Oosten, Noord-Afrika, de Sahel en de Hoorn van Afrika. Dit beleid wordt zo ingericht dat het gendergelijkheid en de positie van vrouwen en meisjes versterkt.

Progressieve belastingen: uit cijfers van het CBS2 blijkt dat de inkomensongelijkheid van het primaire inkomen in Nederland in de periode 2001–2015 weliswaar is toegenomen, maar dat deze stijging door herverdeling via sociale uitkeringen, belastingen en premies is gecompenseerd. De ongelijkheid van het besteedbaar inkomen van huishoudens is sinds 2001 vrijwel niet veranderd. Ook het huidige kabinet heeft oog voor een evenwichtige inkomensverdeling. Het CPB concludeert dat het Regeerakkoord per saldo leidt tot een lagere inkomensongelijkheid (Gini-coëfficiënt).3 Ten opzichte van het basispad ligt de Gini-coëfficiënt op lange termijn 2,7% lager.

Transparantie over financiële gegevens: het kabinet werkt momenteel aan een wetsvoorstel om de recente wijziging van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn te implementeren. De richtlijn verplicht tot een centraal register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen, trusts en andere juridische entiteiten. Het wetsvoorstel vergroot transparantie over financiële gegevens en het financieel stelsel wordt hierdoor beschermd tegen onder meer witwassen van geld en belastingontduiking.

Onderwijs en werk: het kabinet heeft expliciete aandacht voor gelijke kansen voor iedereen en toegang tot onderwijs en werk. Het kabinet zet onder meer stevig in op schuldenproblematiek en het tegengaan van armoede onder kinderen. Daarnaast verlaagt het de lasten op arbeid om werk meer te laten lonen, vanuit de gedachte dat mensen er echt op vooruit zouden moeten gaan als ze van de bijstand uitstromen naar werk. Ook gaat het kabinet in gesprek met gemeenten over lokaal beleid om de armoedeval te verkleinen en werkt het aan de versterking van de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond.

Investeringen in de toekomst: het WIR roept overheden op te investeren in de toekomst – in onderwijs, gezondheidszorg en bescherming van het milieu – om huidige en toekomstige inkomens- en vermogensongelijkheid tegen te gaan en te voorkomen. Deze aanbeveling vormt een centraal onderdeel van het huidige kabinetsbeleid. Het kabinet investeert fors in collectieve voorzieningen, zoals onderwijs en zorg, en verduurzaming ten behoeve van huidige en toekomstige generaties.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

De ongelijkheid tussen landen is de afgelopen decennia juist verminderd, dankzij de opkomst van veel ontwikkelingslanden in Azië, Latijns-Amerika en ook in Afrika. Zie bijvoorbeeld World Bank, 2016, Poverty and Shared Prosperity 2016: Taking on Inequality.

Naar boven