33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 218 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2016

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 20 april 2016 inzake reactie op uitzending Nieuwsuur «veel kledingmerken nog weinig duurzaam».

In de uitzending van Nieuwsuur stond het recente onderzoek van de vergelijkingssite «Rank a Brand» centraal, waarin deze organisatie constateert dat de meeste Nederlandse kledingmerken duurzaamheid en verbetering van de arbeidsomstandigheden bij de productie in lagelonenlanden nog te weinig serieus nemen.

«Rank a Brand» baseert haar onderzoek op informatie die te vinden is op de websites van kledingmerken, in jaarverslagen, in MVO-rapporten en andere openbare bronnen. Als er geen informatie beschikbaar is, scoort het desbetreffende kledingmerk geen punten. Met andere woorden: als er door het merk niet of nauwelijks wordt gerapporteerd over duurzaamheid en onder welke omstandigheden de kleding wordt gemaakt, wordt aangenomen dat het bedrijf er waarschijnlijk onvoldoende aan doet.

Het kabinet is het met «Rank a Brand» eens dat Nederlandse kledingbedrijven nog te weinig rapporteren over wat zij doen aan duurzaamheid en verbetering van arbeidsomstandigheden. Dit betekent echter niet per definitie dat deze bedrijven er onvoldoende aan doen. In de afgelopen drie jaar is zeker voortgang geboekt. Zo hebben de slachtoffers van de Rana Plaza ramp in 2013 in Bangladesh een schadevergoeding ontvangen van de internationale modemerken. Mede dankzij Nederlandse steun, zowel van bedrijven als van de overheid, zijn alle 3500 exportgeoriënteerde textielfabrieken in Bangladesh geïnspecteerd op brand- en bouwveiligheid. Er zijn drie keer meer arbeidsinspecteurs dan voorheen. Tegelijkertijd gaat de uitvoering van de verbeterplannen langzamer dan gehoopt door de internationale gemeenschap en is het loon in de textielsector van Bangladesh helaas nog geen leefbaar loon.

Met het recent overeengekomen Convenant Duurzame Kleding en Textiel (zie: https://www.ser.nl/nl/publicaties/overige/2010–2019/2016/convenant-duurzame-kleding-textiel.aspx\) hoopt het kabinet een volgende stap te kunnen zetten op weg naar meer duurzaamheid en betere arbeidsomstandigheden in de kleding- en textielsector. Ten eerste dienen de aan het convenant deelnemende bedrijven daartoe hun productielocaties aan een onafhankelijk secretariaat te melden. Ten tweede dienen de deelnemende bedrijven binnen hun productieketen een zogenaamd «due diligence» proces uit te voeren. Dit proces dient om de risico’s op schending van mensenrechten en milieu in kaart te brengen. Op basis van het «due diligence» proces dient een verbeterplan te worden opgesteld. Dit plan en de uitvoering ervan wordt getoetst door het onafhankelijke secretariaat. Bij het uitvoeren van dit «due diligence» proces moeten de bedrijven aandacht besteden aan een negental specifieke thema’s, zoals leefbaar loon, kinderarbeid en dwangarbeid. Hierbij kan de hulp worden ingeroepen van de andere convenantspartijen (brancheorganisaties, vakbonden, NGO’s en overheid).

Als bij meerdere van de deelnemende bedrijven blijkt dat een specifiek thema telkens als risico naar voren komt, kunnen de convenantspartijen besluiten een collectief project op dit thema op te zetten om het risico gezamenlijk aan te pakken. Als onderdeel van het convenant worden in ieder geval collectieve projecten voorzien op de thema’s vakbondsvrijheid en leefbaar loon.

Alle deelnemende bedrijven zullen ook worden gestimuleerd om meer en beter te gaan communiceren over wat zij doen op dit terrein.

In de uitzending van Nieuwsuur constateerde «Rank a Brand» dat de Bijenkorf geen MVO-verslag publiceert. Het kabinet spreekt de hoop uit dat de Bijenkorf een van de minimaal benodigde 35 ondertekenaars van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel gaat worden en in dat kader ook beter gaat communiceren over MVO. Ook andere Nederlandse modebedrijven worden aangespoord om het convenant te ondertekenen. Daarnaast worden internationale modemerken die actief zijn op de Nederlandse markt, zoals H&M en Primark, opgeroepen om het convenant te tekenen.

De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven