Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33625 nr. 114 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33625 nr. 114 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2014
Hierbij bied ik u het verslag aan van mijn bezoek aan Pakistan en Bangladesh van 23 tot en met 27 mei jl. Het bezoek stond in het teken van de bereikte resultaten in de kledingsector, een jaar na de ineenstorting van het Rana Plaza gebouw waarbij meer dan 1.100 textielarbeiders het leven lieten en meer dan 2.000 gewond raakten.
Het bezoek aan Pakistan stond in het teken van de transformatie van de bilaterale relatie van «Aid naar Trade» en het identificeren van nieuwe mogelijkheden tot samenwerking. In deze brief informeer ik u over mijn inzet in de textielsector in Pakistan, waar ik tijdens mijn bezoek een ronde tafel bijwoonde over de arbeidsomstandigheden in de textielsector.
Tijdens het bezoek heb ik kennis kunnen nemen van de actuele situatie in de textielsector in Bangladesh door met alle relevante partijen te spreken, mee te lopen met een fabrieksinspectie en enkele fabrieken te bezoeken. Ik sprak met de Ministers van Handel en van Arbeid en ik zat de Consultative Meeting (donor vergadering) voor met de Bengaalse Minister van Handel. De Internationale Arbeidsorganisatie informeerde mij over de voortgang van het textielprogramma dat Nederland samen met het VK en Canada financiert. Tenslotte bezocht ik het Rana Plaza terrein en sprak met slachtoffers over de nasleep van de ramp, ondersteuning en compensatie.
Verslag van het bezoek aan Bangladesh
Consultative Donor Meeting
De «Consultative Meeting» die ik samen met de Bengaalse Minister van Handel voorzat, stelde vast dat er significante resultaten zijn bereikt een jaar na Rana Plaza, zoals een geamendeerde arbeidswet, die meer ruimte geeft aan vakbonden, de stijging van het minimumloon met 77%, verhoogd van 28 EUR naar 50 EUR per maand, en de oprichting van het coördinatiecentrum voor de opvang en begeleiding van de slachtoffers. Inmiddels is een derde van de 3.500 export-georiënteerde fabrieken geïnspecteerd. De Minister van Handel benadrukte dat in minder dan 2% van de geïnspecteerde fabrieken ernstige tekortkomingen zijn aangetroffen.
Hoewel deze concrete resultaten gerealiseerd zijn, stel ik tegelijkertijd vast dat het ingezette veranderingsproces in de textielsector ook tot nieuwe uitdagingen leidt. Verbetermaatregelen moeten nog worden getroffen in de geïnspecteerde fabrieken en er bestaan zorgen over de sluiting van deze fabrieken en de gevolgen voor arbeiders en hun banen. De sector groeit en er is vraag naar arbeidskrachten. Ik riep op een systeem te ontwikkelen waarbij arbeiders uit de gesloten fabrieken kunnen worden gekoppeld aan fabrieken die hun productie verplaatsen of uitbreiden. Ook moeten de toegezegde additionele arbeidsinspecteurs zo spoedig mogelijk worden aangenomen. Tenslotte heb ik mijn zorgen geuit over de compensatie voor de slachtoffers van Rana Plaza, die nog steeds niet afdoende is geregeld. Dit zal Nederland op korte termijn in EU kader agenderen, met als doel druk uit te oefenen op relevante kledingmerken om financieel bij te dragen.
Nederland en het Ministerie van Handel kregen waardering voor de bereikte resultaten en inzet in de kledingsector. Alle donoren spraken hun langdurige commitment uit de Bengaalse overheid te zullen blijven ondersteunen om de kledingsector te transformeren.
Gesprekken met belanghebbende actoren
Overheid
Tijdens mijn bezoek sprak ik met verschillende leden van de regering, waaronder met de Minister van Handel en de onderminister van Arbeid en Werkgelegenheid. Ik heb mijn waardering uitgesproken voor de inzet en de bereikte resultaten van de Bengaalse overheid in het afgelopen jaar. In het gesprek zegde de Minister van Handel toe dat de import van het benodigde veiligheidsmaterieel voor de verbetermaatregelen in de geïnspecteerde fabrieken zal worden gefaciliteerd door de volledige opschorting van de importtarieven. Dit wordt geregeld in de jaarlijkse begroting die in juni wordt gepresenteerd. Ook zegde de Minister van Handel toe de nog 175 aan te nemen arbeidsinspecteurs van de 200 die volgens een versnelde procedure zouden worden aangenomen binnen zes maanden te werven.
De onderminister van Arbeid en Werkgelegenheid sprak zijn zorg uit over de fabriekssluitingen ten gevolge van de inspecties en de gevolgen voor de werkgelegenheid. Na een derde van de inspecties (1.500) zijn slechts minder dan 2% van de fabrieken (deels) door de Inspecteur-Generaal van zijn ministerie gesloten. Een deel van deze fabrieken kunnen bovendien weer worden geopend na het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen. De impact van de sluiting van fabrieken op de werkgelegenheid lijkt daarmee te overzien.
Sociale partners
Ik sprak met gevestigde vakbonden en enkele net opgerichte vakbonden over de ontwikkelingen sinds de aanname van de geamendeerde Arbeidswet (2013) en de obstakels die zij bij hun werk ondervinden. De vakbondsvertegenwoordigers spraken grote waardering uit voor de betrokkenheid van Nederland bij de textielsector en in het bijzonder van Nederlandse vakbondspartners en Nederlandse maatschappelijke organisaties. De vakbondsvertegenwoordigers stelden vast dat er in vergelijking met vorig jaar goede resultaten zijn geboekt ten aanzien van de veiligheid van werknemers en op het terrein van de rechten van de werknemers. Sinds 2013 zijn meer dan 130 nieuwe vakbonden opgericht ten opzichte van maximaal twee per jaar hieraan voorafgaand. De vakbonden spraken hun zorg uit over het geweld dat zowel gevestigde als nieuwe vakbondsleiders ondervinden. Het is belangrijk dat Nederland zich hier tegen blijft uitspreken. De vakbonden toonden zich bezorgd over het compensatiefonds dat onvoldoende gevuld is, en over de consequenties voor de werknemers van de tijdelijke en permanente sluitingen van fabrieken.
De werkgeversorganisatie BGMEA uitte zijn zorgen over de fabriekssluitingen waardoor fabriekseigenaren in financiële problemen komen: orders komen onder druk te staan, bankfinanciering wordt beperkt, lonen moeten worden doorbetaald. Bij eigenaren bestaat onduidelijkheid of zij ondersteuning zullen krijgen van de merken voor de verbetermaatregelen die zullen moeten worden getroffen volgend uit de fabrieksinspecties. BGMEA zou een rol kunnen spelen om het verlies van banen te mitigeren na gedwongen fabrieksaansluitingen. BGMEA zou een faciliteit kunnen creëren waarmee arbeiders uit de gesloten fabrieken kunnen worden gekoppeld met fabrikanten die hun fabrieken hebben verplaatst of aan het uitbreiden zijn en op zoek zijn naar werknemers. Tijdens het gesprek benadrukte ik het belang om te investeren in een tripartiete sociale dialoog. Versterking van de textielsector is immers een gezamenlijk belang van overheid, werkgevers en werknemers. BGMEA gaf aan dat er nog altijd interne verschillen zijn, maar dat ook binnen BGMEA een langzame kentering plaatsvindt met betrekking tot de rol en acceptatie van vakbonden. Tenslotte heb ik BGMEA gevraagd om de bij hen aangesloten fabriekseigenaren op te roepen bij te dragen aan het compensatiefonds.
Accord en Alliance
Accord en Alliance informeerden over de bevindingen die de inspecties tot nu toe hebben opgeleverd. Onder het Accord zijn 600 fabrieken geïnspecteerd. Het Accord verwacht in september alle ruim 1.500 inspecties uitgevoerd te hebben. 12 Fabrieken zijn tot op heden deels of tijdelijk gesloten in verband met ernstige tekortkomingen. Onder de Alliance zijn tot op heden 520 fabrieken geïnspecteerd. Alliance streeft ernaar de resterende 106 inspecties hebben verricht voor 10 juli 2014. In 5 fabrieken zijn ernstige tekortkomingen geconstateerd. In drie van de gevallen had dit tijdelijke sluitingen tot gevolg, waarbij twee fabrikanten hebben geopteerd voor relocatie.
Er is vanaf het begin enige spanning tussen beide initiatieven geweest. Het Accord is juridisch bindend en vakbonden zijn betrokken. De Alliance kwam tot stand omdat enkele grote Amerikaanse bedrijven geen juridisch bindende overeenkomst wilden tekenen. Er bestaat op het moment een meningsverschil tussen de initiatieven over welke standaard te hanteren voor fabrieksgebouwen uit verschillende bouwperiodes. Dit heeft consequenties voor de fabrieken die zowel voor Accord als voor Alliance produceren. Ik heb aangegeven dat deze situatie onwenselijk is omdat het de overheid, BGMEA en werkgevers ruimte biedt om de inspectie-initiatieven te ondermijnen en heb aangedrongen op spoedige overeenstemming tussen alle betrokken partijen.
Fabrieksinspectie/ fabrieksbezoeken
Om een goed beeld te vormen van de brand- en gebouwveiligheidsinspecties, liep ik mee met een inspectie voor brand- en elektrische veiligheid van Accord in een fabriek die onder meer C&A kleding produceerde. Seowan Bangladesh Ltd. betreft een kledingfabriek met 950 werknemers. Aan het eind van de inspectie vond er een afsluitend gesprek plaats met de inspecteurs en het management van de fabriek. Daarna werd een tweede kledingfabriek bezocht, Talisman Ltd., met 3.400 werknemers. Deze fabriek werd eerder door Alliance geïnspecteerd zowel op het gebied van gebouw- als brand- en elektrische veiligheid. Bij het bezoek aan deze fabriek werd stil gestaan bij de aangetroffen risico’s en werden ervaringen uitgewisseld hoe de inspectie was ervaren door management en werknemers.
Bezoek aan Rana Plaza site en gesprek met slachtoffers
Ook werd een bezoek gebracht aan de plaats waar het Rana Plaza gebouw is ingestort. Ik heb bloemen neergelegd ter nagedachtenis aan de slachtoffers bij het monument dat voor hen is opgericht. Tenslotte sprak ik met de coördinator van het door de overheid en ILO opgezette coördinatiecentrum en met slachtoffers, vooral vrouwen, van de Rana Plaza ramp.
Dit centrum coördineert de financiële tegemoetkoming, biedt psychologische hulp, helpt bij omscholing en bij het vinden van een andere baan. Het coördinatiecentrum screent de claims die door de slachtoffers of nabestaanden worden ingediend voor compensatie. De coördinator van het centrum dat sinds november 2013 bestaat, gaf aan dat zij 1.767 slachtoffers hebben opgevangen en gesproken. Er is een database gemaakt met alle beschikbare data over de slachtoffers van Rana Plaza (3.380 slachtoffers, zowel overledenen, vermisten en overlevenden). Ook heeft het centrum 217 weeskinderen opgevangen.
De gesprekken die ik voerde met een kleine groep slachtoffers waren indrukwekkend en emotioneel. Veel mensen zijn getraumatiseerd, ze hebben familie verloren of zijn gewond of gehandicapt.
Pakistan
Voorafgaand aan het bezoek aan Bangladesh, bezocht ik Pakistan. Het bezoek stond in het teken van de transformatie van de bilaterale relatie van «aid to trade» en het identificeren van nieuwe mogelijkheden tot samenwerking met Pakistan. Op het terrein van arbeidsomstandigheden en textiel liggen er nu een aantal concrete kansen tot verdere samenwerking.
Samen met een vertegenwoordiger van HEMA werd de Koh-i-Noor textielfabriek bezocht, een van de oudste en belangrijkste in Pakistan. Deze textielfabriek produceert en exporteert huishoudelijk textiel onder meer aan HEMA. Deze fabriek heeft een voorbeeld MVO beleid, goede arbeidsomstandigheden (loon, werkuren, overuren, scholing, verzekeringen) en een eigen installatie voor afvalwaterverwerking. Ook heeft men, met steun uit het mede door Nederland gefinancierde TVET-programma, een on-site trainingscentrum voor vrouwelijke werknemers opgezet. Hierbij moet wel aangetekend worden dat deze fabriek een van de betere in Pakistan betreft; er zijn in het land ook veel bedrijven waar de situatie beduidend slechter is.
Een door Nederland en ILO georganiseerde ronde tafel was een succes. Hoge opkomst met 45 betrokken spelers, waaronder de EU, vakbonden, fabriekseigenaren, westerse merken, overheden, NGO's en academici. Hoewel Pakistan de belangrijkste ILO conventies heeft geratificeerd en in wetgeving opgenomen, is naleving daarvan nog onvoldoende. Na de presentaties van de EU, industrie en ILO werd geconcludeerd dat Pakistan stappen heeft gemaakt, maar nog grote uitdagingen kent.
In mijn afsluitende toespraak stelde ik dat het belangrijk is dat Pakistan, dat sinds dit jaar de GSP+ status heeft, aan de verplichtingen van het GSP + voldoet (arbeidsnormen, mensenrechten). Pakistan moet niet alleen meer banen creëren maar ook betere banen. Nederland ondersteunt de concrete follow-up van deze multi-stakeholder bijeenkomst, een door ILO uit te voeren project over de verbetering van arbeidsomstandigheden. In dit kader zullen Nederland en de ILO een vervolgconferentie in oktober 2014 organiseren.
Tenslotte:
Een jaar na Rana Plaza constateer ik dat de gecoördineerde inspanningen van de internationale gemeenschap voor verbetering van de kledingsector in Bangladesh vruchten beginnen af te werpen. De Nederlandse voortrekkersrol werd door alle gesprekspartners gewaardeerd. Volgend jaar zal ik opnieuw een bezoek aan Bangladesh te brengen, en dan samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties, om na te gaan of voldoende opvolging is gegeven aan de nieuwe uitdagingen.
In de komende periode blijf ik de ontwikkelingen in de textielsector in Bangladesh nauwgezet volgen en bespreken met mijn collega’s van de EU partners en de VS.
Tijdens het OESO Global Forum, op 26 juni in Parijs, zal ik samen met mijn Franse collega aandacht blijven vragen voor de textielsector van Bangladesh en de rol die ons bedrijfsleven in de toeleveringsketen heeft. De evaluatie van het EU Sustainability Compact zal ik eveneens aangrijpen voor een gecoördineerde inzet met mijn collega’s in EU-lidstaten.
Bangladesh staat in het middelpunt van de aandacht. Maar ook in andere landen in Azië werkt Nederland aan de verbeteringen van arbeidsomstandigheden in de textiel- en kledingsector. Via de ILO investeert Nederland in noodzakelijke verbeteringen in de textielsector in onder meer Pakistan, Vietnam en Cambodja. Samen met textielbedrijven, sociale partners, overheid, ngo’s en internationale donoren wil ik arbeidsverhoudingen in de textiel- en kledingindustrie versterken.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33625-114.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.