33 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen)

33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

R1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 oktober 2018

De vaste commissie voor Financiën2 heeft in haar vergadering van 11 september jl. gesproken over de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 augustus 2018.3 inzake de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen, zoals toegezegd door de ambtsvoorganger4 van de Minister en over de ontwikkeling van de pensioenpremies in de periode van 2015 tot en met 2018. Naar aanleiding hiervan is op 3 oktober 2018 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 22 oktober 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 3 oktober 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft in haar vergadering van 11 september jl. gesproken over uw brief van 22 augustus 2018.5 In deze brief gaat u in op de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen, zoals toegezegd door uw ambtsvoorgangster,6 en informeert u de Kamer over de ontwikkeling van de pensioenpremies in de periode van 2015 tot en met 2018. Naar aanleiding van deze brief bericht de commissie u als volgt.

In uw brief van 22 augustus jl. stelt u voor de jaarlijkse rapportage over de ontwikkeling van de pensioenpremies niet langer aan de Eerste Kamer te versturen. De facto geeft u hiermee aan de toezegging van uw ambtsvoorgangster te willen intrekken. De commissie vindt de argumentatie hiervoor weinig overtuigend en bovendien rijkelijk laat. Uw constatering dat de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen van meer factoren afhankelijk is dan alleen de versobering van het Witteveenkader is weliswaar correct, maar geen reden om het zenden van de jaarlijkse rapportages achterwege te laten.

De kwaliteit van het parlementair debat over ons pensioenstelsel behoeft volgens de commissie solide feitenmateriaal. De cijfermatige ontwikkeling van pensioenpremies maken daarvan deel uit. Derhalve verzoekt de commissie u de jaarlijkse DNB-rapportages inzake premieontwikkeling conform de toezegging aan de Eerste Kamer aan het parlement te blijven toesturen en zij dringt daarbij aan op tijdigheid.

De commissie ontvangt op korte termijn – bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief – graag van u de bevestiging dat u de DNB-rapportages in de toekomst jaarlijks aan de Eerste Kamer zult aanbieden en hiermee gevolg zult geven aan de voornoemde toezegging.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Knip

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2018

Op 3 oktober jl. heb ik een brief van uw Kamer ontvangen als reactie op mijn brief aan uw Kamer 22 augustus jl.7 over de jaarlijkse DNB-rapportage aan de Eerste Kamer over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen.

In uw brief verzoekt u mij deze rapportage conform de toezegging aan de Eerste Kamer te blijven toesturen. Uw argument hierbij is dat feitenmateriaal, zoals de ontwikkeling van pensioenpremies, van belang zijn in het parlementair debat over ons pensioenstelsel.

Hierbij bevestig ik de rapportage inzake premieontwikkeling in de toekomst jaarlijks aan de Eerste Kamer tijdig te zullen aanbieden en geef hiermee gevolg aan de toezegging van mijn ambtsvoorganger8.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Letter R heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 33 610.

X Noot
2

Samenstelling: Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), (voorzitter), Backer (D66), Ester (CU), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Binnema (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), vacature (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Van de Ven (VVD), vacature (PvdA), Reuten (SP), Wever (VVD) en Van Leeuwen (PvdD).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2017–2018, 33 610/33 847, Q herdruk.

X Noot
4

Toezegging T01964, gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610) en de Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847). Zie tevens Handelingen I, 2013–2014, nr. 30, blz. 15, 29.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2017–2018, 33 610/33 847, Q herdruk.

X Noot
6

Toezegging T01964, gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610) en de Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847). Zie tevens Handelingen I, 2013–2014, nr. 30, blz. 15, 29.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2017–2018, 33 610/33 847, Q herdruk.

X Noot
8

Toezegging T01964, gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33 610) en de Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847). Zie tevens Handelingen I, 2013–2014, nr. 30, blz. 15, 29.

Naar boven