33 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen)

33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

Q1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 augustus 2018

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (novelle Witteveen, 33 847) heeft mijn ambtsvoorgangster uw Kamer toegezegd de jaarlijkse rapportage van DNB over de ontwikkeling van de pensioenpremies door te sturen. Middels deze brief informeer ik u over de ontwikkeling van de pensioenpremies in de periode van 2015 tot en met 2018.

Ontwikkeling pensioenpremies in de periode van 2015 tot en met 2018

DNB heeft de in het onderzoek betrokken pensioenfondsen2 gevraagd naar de hoogte en mutatie van zowel de feitelijke premie3 als van de (gedempte) kostendekkende premie. Hieronder worden deze twee premiebegrippen kort toegelicht.

(Gedempte) kostendekkende premie

De (gedempte) kostendekkende premie is de premie die door fondsen minimaal in rekening gebracht dient te worden op grond van artikel 128 Pensioenwet. De (gedempte) kostendekkende premie geeft daarmee de kostprijs van de pensioenopbouw weer. Wijzigingen in de pensioenregeling en in het deelnemersbestand hebben een directe invloed op de (gedempte) kostendekkende premie. De Pensioenwet bepaalt dat de kostendekkende premie kan worden vastgesteld aan de hand van de actuele rentetermijnstructuur. De kostendekkende premie kan door pensioenfondsen ook worden gedempt. Demping kan plaatsvinden op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de rente dan wel op basis van een vastgestelde verwachte waarde van het toekomstig rendement. Deze verschillende methoden van vaststellen van de kostendekkende premie, leiden ook tot verschillende hoogten van de kostendekkende premie, bij gelijke omstandigheden.

Feitelijke premie

De feitelijke premie is de premie die werkelijk in rekening wordt gebracht en ligt in de praktijk vaak hoger dan de (gedempte) kostendekkende premie. De (gedempte) kostendekkende premie is een wettelijke ondergrens, maar pensioenfondsen kunnen in hun beleid, bijvoorbeeld vanuit prudentiële overwegingen of omdat een vaste premieafspraak voor meerdere jaren van toepassing is, een feitelijke premie nastreven die hoger ligt.

Onderstaande grafieken4 laten, na een daling in het jaar 2015 ten opzichte van 2014, een lichte stijging zien van zowel de feitelijke als (gedempte) premie in de periode 2015 tot en met 2018. Verder blijkt het aandeel van de premie dat op de werknemer wordt verhaald, (iets) meer toegenomen dan het werkgeversaandeel. De enquête van DNB bevat geen verklaring voor deze bevindingen en is daar ook niet voor bedoeld. De premiestijging wordt naar verwachting ten dele verklaard door de gestegen kostprijs van het pensioen, vooral als gevolg van de gedaalde marktrente en in mindere mate door de levensverwachting. Het is niet bekend waarom de werknemersbijdrage harder is gestegen dan de werkgeverspremie. De verdeling van de premie tussen de werkgever en werknemers berust meestal op arbeidsvoorwaardelijke afspraken.

Elementen die invloed hebben op het vaststellen en mogelijke mutatie van pensioenpremies

De aanpassing van de pensioenregeling aan het Witteveenkader is maar één van meerdere elementen die invloed heeft gehad op het vaststellen en de mogelijke mutatie van de (gedempte) kostendekkende premie. Overige belangrijke elementen die invloed zijn geweest;

  • Wijziging van het deelnemersbestand (mutaties aantallen en kenmerken deelnemersbestand)

  • Wijzigingen in de rentetermijnstructuur (rts) of dempingsrendement

  • Verschillen in herstelpremies, extra premies of bijstortingen

  • Wijziging van de pensioenregeling (bijvoorbeeld verhoging van het nabestaandenpensioen)

  • Verschillende methoden van vaststellen van de kostendekkende premie, leiden ook tot verschillende hoogten van de kostendekkende premie, bij gelijke omstandigheden.

Met betrekking tot het laatste element zijn tegelijkertijd met de versobering van het Witteveenkader in het kader van het FTK andere wetwijzingen doorgevoerd die invloed hadden op de ontwikkeling van de premie. Zo zijn om de premiestabiliteit te vergroten in de aanpassing van het FTK twee maatregelen opgenomen. De «bijdrage aan herstel eis» (ook wel de premiedekkingsgraadeis genoemd) verviel en de regels voor rendementsdemping wijzigde. Het rapport «Evaluatie Wet aanpassing FTK» (31-1-2018) laat zien dat pensioenfondsen in de periode 2015–2017 ervoor hebben gekozen om een andere premiesystematiek toe te passen en 28% van de fondsen heeft gekozen voor een sterkere vorm van premiedemping.

Tot slot

De toets van DNB in 2015 met betrekking tot de pensioenpremies heeft inzichtelijk gemaakt wat de relatie is geweest van de versobering van het Witteveenkader op de feitelijke en (gedempte) kostendekkende premie.

Voor de periode na 2015 biedt het premieoverzicht minder inzicht in het verband tussen de (versobering van de) pensioenambitie en het premieniveau. Dat is immers van veel verschillende factoren afhankelijk. Hierdoor is de relatie van de versobering van het Witteveenkader op de langere termijn verminderd en is het overzicht van de pensioenpremies in beleidsmatige zin minder relevant.

Bovenstaande grafieken bevestigen dit beeld. Waarschijnlijk heeft de versobering van het Witteveenkader de ontwikkeling van de premie eenmalig beïnvloed in de periode 2014–2015. Op basis van deze argumenten wil ik voorstellen de jaarlijkse rapportage over de ontwikkeling van de pensioenpremies niet langer te versturen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Letter Q heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 33 610.

X Noot
2

28 pensioenfondsen uit de EPI (Enquête Premie & Indexatie).

X Noot
3

Exclusief VPL-premie.

X Noot
4

Premiegegevens voor 2014 t/m 2017 zijn gerealiseerde data (ex post), 2018 zijn geprognostiseerde data (ex ante).

Naar boven