33 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met de aanpassing van het fiscale kader voor oudedagsvoorzieningen (Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen)

Nr. 20 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID DIJKGRAAF TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 15

Ontvangen 25 juni 2013

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

De beweegreden komt te luiden: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een verhoging te laten plaatsvinden van de maximumopbouwpercentages voor fiscaal gefaciliteerde opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, en een evenredige aanpassing van de maximumopbouw voor lijfrenten en de fiscale oudedagreserve te realiseren;.

II

Artikel I komt te luiden:

Artikel I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «10,9%» vervangen door «9,4%» en wordt «€ 9.542» vervangen door: € 8.288.

2. In het vierde lid wordt «0,4%-punt» vervangen door: 0,34%-punt.

B

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «15,5,%» vervangen door: 13,45%.

2. In het zesde lid wordt «0,6%-punt» vervangen door: 0,49-punt.

3. In het zevende lid wordt «0,3» vervangen door: 0,23.

III

Artikel II komt te luiden:

Artikel II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1,9 percent» vervangen door: 1,64 percent.

2. In het tweede lid wordt «2,15 percent» vervangen door: 1,85 percent.

3. In het derde lid wordt «37 jaren» vervangen door: 38 jaren.

B

Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «1,33 percent» vervangen door: 1,15 percent.

2. In het tweede lid wordt «1,51 percent» vervangen door: 1,30 percent.

C

Artikel 18c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «0,27 percent» vervangen door: 0,23 percent.

2. In het tweede lid wordt «0,3 percent» vervangen door: 0,26 percent.

IV

Artikel III vervalt.

V

Artikel IV vervalt.

VI

Artikel V vervalt.

VII

Artikel VI vervalt.

VIII

Artikel VII vervalt.

IX

Artikel VIII vervalt.

X

Artikel IX vervalt.

XI

In artikel XI wordt «Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen» vervangen door: Wet verhoging van de maximumopbouwpercentages voor fiscaal gefaciliteerde opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en een evenredige aanpassing van de maximumopbouw voor lijfrenten en de fiscale oudedagsreserve

Toelichting

De aanpassing van het Witteveenkader leidt tot een neerwaartse bijstelling van het fiscaal gefaciliteerd pensioen. Met name voor jongeren is dat een forse ingreep. Daarom wordt in dit amendement het percentage verhoogd dat fiscaal gefaciliteerd opgebouwd mag worden. Op die manier wordt een veiligheidsmarge ingebouwd als pensioengerechtigden gedurende enkele jaren geen pensioen hebben kunnen opbouwen, aangezien in de huidige berekeningen uitgegaan wordt van ononderbroken betaalde arbeid.

Concreet bewerkstelligt het onderhavige amendement een verhoging van de maximumopbouwpercentages voor fiscaal gefaciliteerde opbouw van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en een evenredige aanpassing van de maximumopbouw voor lijfrenten en de fiscale oudedagsreserve. Daarbij wordt het maximumopbouwpercentage per dienstjaar voor ouderdomspensioen op basis van een middelloonstelsel verhoogd van 1,75% naar 1,85% van het gemiddelde pensioengevend loon en worden de maxima voor op een ander stelsel (eindloonstelsel of beschikbarepremiestelsel) gebaseerd ouderdomspensioen en de (bij de verschillende stelsels) voor partnerpensioen en wezenpensioen geldende maxima, alsmede de voor de fiscale oudedagsreserve en (bancaire en niet-bancaire) lijfrenten geldende maxima op evenredige wijze aangepast.

Dit amendement zou kunnen leiden tot een budgettaire derving in kastermen van € 300 miljoen in 2015, € 500 miljoen in 2016 en € 600 miljoen in 2017. De structurele budgettaire derving zou € 300 miljoen kunnen zijn.

De indiener verwacht echter dat deze budgettaire derving niet zal optreden. In de eerste plaats gaat de indiener ervan uit dat de excedentenregeling vervalt, waarmee in de jaren 2015–2017 respectievelijk € 10, € 20 en € 30 miljoen euro vrijvalt. Daarnaast zal de mogelijke structurele budgettaire derving hiermee worden teruggebracht tot € 50 miljoen. De mogelijk resterende budgettaire derving hoeft niet op te treden indien de sociale partners serieus werk maken van de verlaging van de pensioenpremies, die als gevolg van de aanpassing van het Witteveenkader mogelijk is. De indiener is van mening dat de premieverlaging zo spoedig mogelijk moet worden gerealiseerd. Dit zal dan tot een belastinginkomstenstijging leiden bij de overheid.

Dijkgraaf

Naar boven