De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de
Algemene Rekenkamer over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag
2012 van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuk 33 605 XIII, nr.2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2013. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hamer
Adjunct-griffier van de commissie, Van de Wiel
Vraag 1
Kunt u aangeven hoe de minister van Economische Zaken in het jaarverslag kan beweren
dat de 1,7 miljard euro investering voor 0,7% bijdraagt in de 16% doelstelling, terwijl
daar volgens u geen informatie over wordt gegeven?
Onze aanbeveling aan de minister van Economische Zaken (EZ) is om jaarlijks meer informatie
te geven over hoe de (verwachte) uitgaven aan duurzame energie bijdragen aan duurzame
energieproductie en daarmee aan het bereiken van de doelstelling van 16% duurzame
energie in 2020.
De 0,7% bijdrage aan dit doel die de minister van EZ noemt in het jaarverslag heeft
ten opzichte van onze aanbeveling twee belangrijke beperkingen.
-
– Uit de 0,7% wordt niet duidelijk welke inspanningen de minister nog meer moet leveren
om tot 16% te kunnen komen in 2020. Om te kunnen sturen is meer informatie nodig over
de (verwachte) effecten van subsidies die voor of na 2012 toegekend zijn of worden
en de verwachte totale energieproductie in het jaar 2020 (waarvan de duurzame productie
een percentage is).
-
– De € 1,7 miljard betreft de in 2012 toegekende subsidies en niet de daadwerkelijk
uitbetaalde subsidiegelden. Met andere woorden: als alle in 2012 toegekende SDE+-subsidies
in de toekomst uitgekeerd worden, zullen deze volgens de minister van EZ naar verwachting
voor 0,7% bijdragen aan de 16%-doelstelling in 2020. Zoals we in ons rapport ook aangeven
gaan echter niet alle projecten door, bijvoorbeeld doordat de vergunning of financiering
niet rond komt of de aanvrager failliet gaat. Dat komt niet in de 0,7% tot uitdrukking.
In 2012 heeft het ministerie € 727,4 miljoen uitgegeven aan subsidies voor duurzame
energie. Dit is € 186,4 miljoen minder dan begroot. Eén van de oorzaken van deze onderuitputting
is dat projecten niet door gaan (zie ook ons antwoord op vraag 4).
Vraag 2
Kunt u aangeven op welke wijze gecontroleerd wordt of de 1,7 miljard euro aan subsidies
ook daadwerkelijk de verwachte 0,7% bijdrage levert aan de doelstelling duurzame energie?
Voor zover ons bekend wordt niet onderzocht of de € 1,7 miljard aan in 2012 toegekende
subsidies ook daadwerkelijk een bijdrage levert van 0,7%. Zoals hierboven toegelicht,
biedt de 0,7% weinig aanknopingspunten voor sturing. In het verleden is gebleken dat
sommige projecten niet doorgaan.
Bovendien geeft informatie over alleen de in 2012 toegekende subsidies geen totaalbeeld.
Met het oog op het doel van 16% duurzame energie in 2020 bevelen we de minister dan
ook aan om jaarlijks een totaaloverzicht te geven van hoe de (verwachte) uitgaven
aan duurzame energie bijdragen aan het bereiken van deze doelstelling.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel de daadwerkelijke energieprijzen in 2012 afweken van het worst
case scenario waarop de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) subsidie uitgaven
worden gebaseerd?
Wij hebben niet onderzocht in hoeverre daadwerkelijke energieprijzen in 2012 afweken
van het worst case scenario.
Vraag 4
Kunt u aangeven of de afwijking tussen de daadwerkelijke energieprijzen en het worst
case scenario waarop de SDE subsidie uitgaven worden gebaseerd een rol speelt in de
jaarlijks terugkomende onderuitputting?
In ons rapport identificeren we drie oorzaken van onderuitputting:
-
– projecten gaan niet door;
-
– projecten gaan later van start dan gepland;
-
– verschillen tussen de energieprijs waar het Ministerie van EZ mee rekent en de daadwerkelijke
energieprijs.
We hebben niet onderzocht in welke mate welke oorzaak een verklaring vormt voor de
onderuitputting in 2012.