33 605 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012

F NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 januari 2014

Onder verwijzing naar het Nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie d.d. 20 december 2013 inzake het Jaarverslag en Slotwet 2012 van dit ministerie (33 605 VI E) zend ik u bijgaand een antwoord op de in het verslag opgenomen vragen.

Tevens zend ik u een afschrift van mijn brief van 11 december gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal met mijn reactie op het rapport «Criminaliteit en rechtshandhaving 2012»1, alsmede een afschrift van mijn brief d.d. 29 oktober 2012 gericht aan de (wnd.) President van de Algemene Rekenkamer2 inzake de informatie van de Nationale politie in de begroting 2014 van dit ministerie.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

Aanvullende vragen uit het nader voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie (33 605 VI E)

  • 1. Kan de regering aangeven wat de concrete vraagstelling is bij de studie naar de inrichting en taakopvattingen van de financiële functie? Wanneer is dit onderzoek gereed? Wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Antwoord:

In de bedoelde studie wordt onderzoek gedaan naar de vraag in welke richting de financiële functie (FEZ-functie) zich de komende jaren dient te ontwikkelen, mede in het licht van de relevante veranderingen binnen de rijksdienst en de omgeving. Hoe kunnen het Ministerie van Financiën (DGRB) en andere actoren deze ontwikkeling bevorderen en faciliteren? Doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een breed gedragen visie op de toekomst van de FEZ-functie en de samenwerking met en facilitering door DGRB in die functie. Vanuit die visie worden in het onderzoek ook gewenste veranderingen in organisatie en werkwijze van de FEZ-functie geïdentificeerd en oplossingsrichtingen ter realisatie daarvan geformuleerd. De rapportage van het onderzoek bevindt zich momenteel in de afrondingsfase. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2013 wordt ingegaan op de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2. Zijn de voorgenomen bezuinigingen voor 2014 van invloed zijn op de extra uitgaven in het kader van de Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS)?

Antwoord:

De voorgenomen bezuinigingen voor 2014 zijn niet van invloed op de extra uitgaven in het kader van de Versterking Prestaties in de Strafrechtketen.

  • 3. Hoe verhoudt de inhoud van de brief van de regering van 12 november 2013 inzake het GPS in relatie tot VPS en KEI tot de recente publicatie Samenleving en Criminaliteit van het WODC waar het gaat om de prestaties in de strafrechtketen? Wat is de reactie van de regering op het artikel van F. Jensma in de NRC van 7 december jl. waar hij ingaat op het WODC-rapport?

Antwoord:

In een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 11 december 2013 heb ik op het rapport «Criminaliteit en rechtshandhaving 2012» gereageerd (TK 33 173 – nr. 7). Bijgevoegd treft u een kopie van deze brief aan. In de brief wordt de door de heer Jensma geconstateerde daling van de criminaliteit bevestigd. De door de heer Jensma geconstateerde stijging van het aantal sepots door het OM wordt verklaard door de invoering van een andere werkwijze, waarbij zaken niet meer door de politie terzijde mogen worden gelegd maar alleen nog de officier een beslissing over een sepot mag nemen. De door de heer Jensma geconstateerde stijging van het percentage zaken waarin de rechter niet tot een veroordelend vonnis komt wordt verklaard door het wegvallen – als gevolg van de invoering van de strafbeschikking- van een fors deel van de (eenvoudiger) zaken waarin de rechter alleen een geldboete oplegt. In algemene zin concludeer ik in de brief – bij deze ook als reactie op het artikel van de heer Jensma – dat op hoofdlijnen de strafrechtelijke interventies een stabiel niveau van prestaties kennen. Wel moeten er door veranderende omstandigheden bij voortduring aanpassingen plaatsvinden in de strafrechtketen om de prestaties op peil te houden en voer ik het ambitieuze programma uit om de prestaties van de strafrechtketen als geheel te verbeteren. Zoals ik in mijn brief van 12 november 2013 «GPS in relatie tot VPS en KEI» heb meegedeeld is GPS een onderdeel van en een stap naar het digitaal werken in de strafrechtketen (TK 29 279 – nr. 178). De digitalisering van de strafrechtketen is een onderdeel van het programma VPS.

  • 4. Hoe kijkt de regering aan tegen de kritische opmerkingen van de Algemene Rekenkamer (zie Brief AR dd. 14 november 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer) in het licht van haar beantwoording van de vragen die gesteld zijn bij het jaarverslag 2012.

Antwoord:

Verbetering financieel beheer:

De toezegging van de regering is dat het financieel beheer eind 2013 op orde is. De Algemene Rekenkamer rapporteerde over de situatie eind september, dus niet per ultimo 2013. Eind september waren de verbeteringen in volle gang en was het financieel dus nog niet op orde. In de maanden oktober, november en december zijn verdere verbeteringen in het financieel beheer doorgevoerd. De regering kijkt met belangstelling uit naar het rapport bij het Jaarverslag 2013 waarin de Algemene Rekenkamer rapporteert over het financieel beheer bij dit ministerie gedurende 2013 én ultimo 2013.

Informatie Nationale politie in de VenJ-begroting:

In een brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 4 november 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer zijn de aandachtspunten bij artikel 31 van de begroting van dit ministerie afzonderlijk aan de orde gesteld (TK 33 750 VI – nr. 11). Op 29 oktober 2013 heb ik naar aanleiding van de concept-brief een bestuurlijke reactie gezonden aan de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar deze bestuurlijke reactie die als bijlage bij deze beantwoording is gevoegd.

Verbeteracties die zich richten op de jeugdstrafrechtketen:

In de brief «Aandachtspunten bij de begroting 2014 van he Ministerie van Veiligheid en Justitie» van de Algemene Rekenkamer is mijn reactie op de aandachtspunten reeds opgenomen.

Informatie met betrekking tot middelen en opbrengsten Ketenprogramma Afpakken:

Het afpakken werd tot 2011 niet specifiek gefinancierd, maar ging op in de middelen voor de opsporing en vervolging van financieel-economische criminaliteit en andere vormen van criminaliteit met het oogmerk van financieel gewin. Het beleid is er op gericht het afpakken standaard onderdeel te laten zijn in de aanpak van elke strafzaak waarin sprake is van substantieel financieel gewin. Teneinde het afpakken te bevorderen en het afpakresultaat jaarlijks te laten stijgen tot meer dan € 100 mln. vanaf 2017 – een stijging van meer dan € 60 mln. ten opzichte van het resultaat over 2011 – heeft het Kabinet een bedrag oplopend van € 20 mln. vanaf 2013 specifiek geïnvesteerd in het afpakken in de strafrechtketen. Zoals ook de afgelopen jaren is gebeurd, informeer ik de Tweede Kamer over de realisatie van de jaarlijkse doelstelling, zodat deze zich een beeld kan vormen over deze specifieke investering en de daarmee beoogde stijging van het afpakresultaat.


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 154416.

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 154416.

Naar boven