33 605 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2012

Nr. 7 HERDRUK1 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Kan per onderdeel worden aangegeven waarom de realisatie op beleidsartikel 2 «Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur», artikel 2.5 «Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden» lager is dan voorzien in de 2e suppletoire begroting?

Antwoord 1

Op sub-artikel 2.5 is de realisatie in 2012 lager dan voorzien doordat betaling aan het Law and Order Trust Fund for Afghanistan niet is doorgegaan, de sectorale begrotingssteun aan Rwanda is opgeschort, minder is uitgegeven aan het wederopbouwprogramma in Afghanistan, een verlaging van het Nederlands aandeel in de bijdrage aan de VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties en lagere realisatie op landenprogramma’s dan voorzien. Daartegenover staat een verhoging ten opzichten van uitgaven door een bijdrage aan het VN Peacebuilding Fund. Per saldo zijn de uitgaven op sub-artikel 2.5 EUR 23,1 miljoen lager dan voorzien in de 2e suppletoire begroting.

Vraag 2

Waarom is de betaling van het FMO MASSIF + programma niet volledig uitgevoerd?

Antwoord 2

Vanwege de beperkte budgettaire ruimte binnen de begroting 2012 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in overleg met FMO besloten de uitbetaling door te schuiven naar begin 2013 in plaats van in 2012. Dit heeft geen effect gehad op de activiteiten binnen het programma.

Vraag 3

Wat is de oorzaak, of zijn de oorzaken, van de onvolledigheid van de onderdelen van een op te starten project binnen het IFC?

Antwoord 3

Besprekingen over vernieuwing van het partnerschapsprogramma tussen Nederland en IFC hebben er toe bijgedragen dat de door ons voor 2012 geplande betaling over de jaargrens is getild. Over de nieuwe opzet van het partnerschapsprogramma zal ik uw Kamer in de aanloop naar de Wereldbank najaarsvergadering informeren.

Vraag 4

Waarom is de betaling aan het Law and Order Trust Fund for Afghanistan niet doorgegaan? Om welk bedrag gaat het hier?

Antwoord 4

In de stand van zaken-brieven van 19 juni 2012 en 17 oktober 2012 jl. is de Kamer ingelicht over gerezen problemen ten aanzien van het aanbestedingsbudget van LOTFA. Hangende het onderzoek van UNDP’s Office of Audit and Investigation (OAI) is de Nederlandse bijdrage in overleg met andere donoren aangehouden. In het voorjaar van 2013 is het definitieve rapport van de OAI met donoren gedeeld. In de volgende stand van zaken-brief zal worden ingegaan op uitkomsten van het onderzoek en conclusies.

Vraag 5

Waardoor is de hogere liquiditeitsbehoefte van het VN Peacebuilding Fund veroorzaakt? Welke financiële middelen zijn hierdoor extra naar dit fonds gegaan?

Antwoord 5

  • Na een relatief trage opstartperiode is het VN Peacebuilding Fund (PBF) als gevolg van een stevige aanpak van kinderziektes steeds beter en sneller gaan functioneren. Inbedding van het PBF in de VN zorgde voor meer coördinatie en samenhang met het werk van andere VN-organisaties, en de specifieke organisatiestructuur van PBF zorgt ervoor dat het snel en gedegen kan inspelen op landenspecifieke situaties. Daarnaast kan het Fonds op korte termijn omvangrijke financiering toezeggen voor lange termijn programma’s, waardoor uitgaven sneller gerealiseerd konden worden.

  • In samenhang met de teruglopende bijdragen van andere donoren heeft dit in 2012 geleid tot een hogere liquiditeitsbehoefte van het PBF. Nederland heeft voor de periode 2012–2015 een bedrag van EUR 20 miljoen gecommitteerd aan het PBF. In 2012 is de jaarlijkse bijdrage van 2013 naar voren gehaald om te voldoen aan de liquiditeitsbehoefte van het Fund. Hierdoor is EUR 10 miljoen bijgedragen in het jaar 2012, maar is er geen sprake van extra middelen die naar het Fund zijn gegaan.

Vraag 6

Bij welke landen is er sprake van een lagere realisatie binnen het thema goed bestuur dan bij de 2e suppletoire begroting was voorzien en om hoeveel geld gaat het?

Antwoord 6

Bij de volgende landenprogramma’s is de realisatie op het thema goed bestuur in 2012 lager dan voorzien bij de 2e suppletoire begroting: Bangladesh, Benin, Bolivia, Burkina Faso, Colombia, Democratische Republiek Congo, Egypte, Ethiopië, Jemen, Kosovo, Mozambique, Nicaragua, Georgië, Tanzania en Uganda. Totaal is er binnen deze landenprogramma’s EUR 6,9 miljoen minder uitgegeven dan begroot in de 2e suppletoire wet.

Vraag 7

Hoeveel minder draagt Nederland bij aan het Local Government Development Grant doordat de Tanzaniaanse overheid een groter deel voor haar rekening heeft genomen?

Antwoord 7

Eind 2012 is besloten de resterende Nederlandse bijdrage aan het Local Goverment Development Grant (LGDG) voor 2012 en 2013 naar beneden bij te stellen van EUR 8 miljoen naar EUR 3 miljoen. Concreet betekent dit dat de geplande Nederlandse bijdrage van EUR 7,2 miljoen in 2012 wordt bijgesteld naar EUR 3 miljoen en de bijdrage van EUR 0,8 miljoen in 2013 komt te vervallen. Reden hiervan is dat de Tanzaniaanse overheid besloten heeft haar eigen bijdrage aan het LGDG te verhogen van Tsh (Tanzaniaanse Schilling) 90 miljard/jaar naar Tsh 164 miljard in financieel jaar 2012–2013. Hierdoor dient de totale bijdrage van donoren aan het LGDG naar beneden te worden bijgesteld met EUR 16 miljoen. Aangezien voor een aantal donoren (BTC, KfW, JICA) het onmogelijk bleek om hun geplande bijdragen nog aan te passen, dienden Zweden, Finland en Nederland hun geplande bijdrage aan te passen. Onderling zijn Zweden, Finland en Nederland de volgende verdeelsleutel overeengekomen:

  • Zweden levert EUR 5 miljoen in (op een geplande bijdrage van 5 miljoen)

  • Finland levert EUR 6 miljoen in (op een geplande bijdrage van 10 miljoen)

  • Nederland levert EUR 5 miljoen in (op een geplande bijdrage van 8 miljoen).

Vraag 8

Welke programma’s op het terrein van reproductieve gezondheid hebben vertraging opgelopen als gevolg van onder andere een onderuitputting van het KPF Aids Fonds waardoor de liquiditeitsbehoefte is bijgesteld?

Vraag 9

Zijn er naast onderuitputting van het KPF Aids Fonds nog andere oorzaken waardoor de liquiditeitsbehoefte is bijgesteld? Zo ja, welke zijn dit?

Vraag 10

Welke bilaterale programma’s op het gebied van reproductieve gezondheid hebben een hogere liquiditeitsbehoefte dan eerst gepland en om hoeveel geld gaat het?

Antwoord 8–10

Deze drie vragen gaan over de toelichting bij de budgetmutatie van EUR 146.000 van het totale bedrag EUR 377 miljoen voor artikel 5.4 «Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/Aids». De onderuitputting van EUR 146.000 op het veel grotere totaal bedrag van EUR 377 miljoen heeft nauwelijks negatieve gevolgen gehad voor de uitvoering van het beleid. Geen enkel programma heeft hierdoor dan ook vertraging opgelopen. Naast onderuitputting van het KPF Aids Fonds zijn er geen andere oorzaken waardoor de liquiditeitsbehoefte is bijgesteld. De bilaterale programma’s in Mali en Ethiopië hadden een hogere liquiditeitsbehoefte dan gepland. Het betreft EUR 2,5 miljoen voor Mali en EUR 1,1 miljoen voor Ethiopië.

Vraag 11

Welke meerjarige verplichtingen bent u aangegaan en welke verplichtingen zijn verhoogd binnen beleidsartikel 7, «Welzijn en veiligheid van Nederland in het buitenland en regulering van personenverkeer»?

Antwoord 11

Voor het beleidsthema «migratie en ontwikkeling» geldt dit voor verschillende lopende projecten met meerjarenverplichtingen. Het jaarbudget migratie en ontwikkeling is € 9 miljoen. In 2012 is dit budget incidenteel verhoogd ter ondersteuning van vrijwillig vertrek van ex-asielzoekers en voor versterking van de protectiecapaciteit voor vluchtelingen in de regio van herkomst. Zie ook het antwoord op vraag 57 bij het Jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag 12

Wat is de oorzaak, of zijn de oorzaken, van de vertraging bij de ontwikkeling van nieuwe systemen voor consulaire informatievoorzieningen?

Vraag 13

Wat zijn de (financiële) gevolgen van de vertraging bij de ontwikkeling van nieuwe systemen voor consulaire informatievoorzieningen voor het functioneren van het postennetwerk?

Antwoord 12 en 13

In de periode 2011–2012 is een nieuw visum informatie systeem (NVIS) ontwikkeld. De uitvoering bleek voor de leverancier – die de opdracht na een Europese aanbesteding heeft verkregen – complexer dan aanvankelijk geschat. De voorziene implementatie is hierdoor 1,5 jaar opgeschoven. Het beheer van het bestaande visum informatiesysteem heeft weliswaar langer moeten duren, maar de kosten daarvan zijn met de leverancier verrekend.

Vraag 14

Hoeveel bedraagt de exacte opbrengst van de verkochte roerende goederen door de posten?

Antwoord 14

EUR 106.210,00

Vraag 15

Hoeveel bedragen de exacte restituties door de andere departementen voor lokaal personeel?

Antwoord 15

De restituties door de andere departementen waren in 2012 als volgt.

Departement

Ontvangsten 2012

Ministerie van BZK1

EUR 504.456,51

Ministerie van BZK – KLPD

EUR 318.334,14

Ministerie van Defensie

EUR 388.633,00

Ministerie van Defensie – KMAR2

 

Ministerie van Defensie – NAK2

 

Ministerie van EL&I

EUR 3.518.518,00

Ministerie van EL&I – NFIA2

 

Ministerie van Financiën – Belastingdienst

EUR 88.309,00

Ministerie van I&M

EUR 128.461,00

Ministerie van OCW1

EUR 142.923,00

Ministerie van OCW – Radboud Universiteit Nijmegen

EUR 214.063,00

Ministerie van SZW

EUR 35.000,00

Ministerie van V&J – Bestuursdepartement

EUR 58.108,00

Ministerie van V&J – IND

EUR 294.147,00

Ministerie van VWS

EUR 137.531,00

Sociale Verzekeringsbank2

 

Totaal ontvangsten

EUR 5.828.483,65

X Noot
1

Inclusief verrekening apparaatskosten 2012

X Noot
2

Betaling op vordering 2012 pas in 2013 ontvangen.


X Noot
1

I.v.m. een correctie in de vastgestelde datum

Naar boven