33 601 EU-voorstel: Richtlijn maritieme ruimtelijke ordening COM (2013) 133

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2013

In het Algemeen Overleg van 4 juni 2013 (Kamerstuk 33 601, nr. 6) over het voorstel van de Europese Commissie voor een (kader)richtlijn voor maritieme ruimtelijke ordening (MRO) en geïntegreerd management van de kust (GKB) (COM (2013) 133) heb ik met uw Kamer afgesproken u te informeren op momenten van wezenlijk belang. Deze afspraak heeft u bevestigd in uw brief over het opheffen van het behandelvoorbehoud van 18 juni 2013 (Kamerstuk 33 601, nr. 5).

De voorzitter van de Raad wil al in oktober 2013 tot een Algemene Oriëntatie komen. Het Europees Parlement (EP) zal in september een positie in eerste lezing willen bepalen en dit als advies naar de Raad sturen. Op dit moment zijn er nog geen indicaties over het standpunt dat het EP zal innemen. Als er in eerste lezing overeenstemming is tussen Raad en EP, dan wordt de Richtlijn vastgesteld. Als er geen overeenstemming is, dan stuurt de Raad het «Gemeenschappelijk Standpunt» van de Raad naar het EP voor tweede lezing. In tweede lezing kan het EP het Gemeenschappelijk Standpunt definitief goedkeuren of verwerpen, dan wel amenderen. Bij verwerping is het voorstel definitief van tafel. In geval van amenderen kan de Raad het accepteren waarna vaststelling volgt of gedeeltelijk verwerpen waarna bemiddeling volgt.

Uit de bespreking in de raadswerkgroep in de afgelopen maanden komt naar voren dat de Nederlandse wensen in de Raad voor een aanmerkelijk deel gehoor vinden, maar dat hieraan hooguit ten dele tegemoet gekomen zal kunnen worden.

Nederland heeft, zoals besproken met uw Kamer, een kritische houding ingenomen op het punt van de rechtsgrondslag, de subsidiariteit (voor de kust) en de proportionaliteit. De zorg rond de rechtsgrondslag wordt door de Juridische Dienst van de Raad niet gedeeld. Een deel van de lidstaten heeft op dit punt nog een studievoorbehoud gemaakt en ook Nederland is nog niet overtuigd door het standpunt van de juridische dienst van de Raad, maar de kans dat de richtlijn hierdoor zal sneuvelen is niet groot. Wel is er veel steun voor het beperken van de inhoudelijke verplichtingen.

Voor de kust is er weliswaar perspectief op een verlicht regime, maar niet op volledige verwijdering uit de richtlijntekst.

Gelet op de dynamiek van, en de complexiteit in de onderhandelingen bied ik u graag een technische briefing aan.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven