33 597 Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

Nr. 9 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 januari 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

Artikel 184, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoerings-organisaties.

2. In onderdeel b wordt «de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt» twee maal vervangen door: de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten, meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.

3. In onderdeel c wordt «waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente» vervangen door: waaraan de gemeente, alleen of samen met andere gemeenten, of een of meer derden voor rekening en risico van de gemeente of gemeenten.

B

Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:

Artikel 185, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «openbare lichamen» ingevoegd: , bedrijfsvoerings-organisaties.

2. In onderdeel b wordt «de provincie meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt» twee maal vervangen door: de provincie, alleen of samen met andere provincies, meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.

3. In onderdeel c wordt «waaraan de provincie of een derde voor rekening en risico van de provincie» vervangen door: waaraan de provincie, alleen of samen met andere provincies, of een of meer derden voor rekening en risico van de provincie of provincies.

Toelichting

Met de eerste nota van wijziging bij dit wetsvoorstel is reeds geregeld dat de bevoegdheden van de rekenkamercommissie gelijk zijn aan die van de rekenkamer (Kamerstukken II 2013/14, 33 597, nr. 7). Deze derde nota van wijziging beoogt de onderzoeksbevoegdheden van de rekenkamer (en daarmee ook de rekenkamercommissie) in geval van privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden uit te breiden. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) vestigde onlangs de aandacht op een dreigend controlegat ten aanzien van de bevoegdheid tot onderzoek naar privaatrechtelijke samenwerkingsverbanden. Naar aanleiding hiervan heeft overleg plaatsgevonden met de NVRR.

De rekenkamer is thans bevoegd onderzoek te doen naar NV’s en BV’s waarvan de gemeente meer dan 50% van de aandelen bezit, over de periode dat de gemeente meer dan 50% van die aandelen bezit (artikel 184, eerste lid, onder b, Gemeentewet). Voorts is de rekenkamer bevoegd tot onderzoek naar andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt voor meer dan 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop die subsidie, garantie of lening betrekking heeft (artikel 184, eerste lid, onder c, Gemeentewet). De NVRR heeft erop gewezen dat vanwege de samenwerkingsvorming en schaalvergroting de grens van 50% steeds minder wordt bereikt op het niveau van de afzonderlijke gemeenten. Voorgesteld wordt om het gezamenlijk belang van de deelnemende gemeenten als uitgangspunt te nemen. Dat betekent concreet dat rekenkamers bevoegd worden onderzoek te doen naar NV’s of BV’s waarvan de deelnemende gemeenten gezamenlijk meer dan 50% van de aandelen bezitten, over de periode dat de deelnemende gemeenten gezamenlijk meer dan 50% van die aandelen bezitten. Voorts worden rekenkamers bevoegd tot onderzoek naar andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de deelnemende gemeenten gezamenlijk dan wel een of meer derden voor rekening en risico van die deelnemende gemeenten een subsidie, lening of garantie hebben verstrekt voor meer dan 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop die subsidie, garantie of lening betrekking heeft.

Met deze voorgestelde wijziging is op het niveau van de wetgeving sprake van een dekkend stelsel van controle door rekenkamers en rekenkamercommissies. Eerder sprak de Tweede Kamer bij motie-Van Toorenburg c.s. hiervoor haar steun uit (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VII, nr. 25); met deze nota van wijziging wordt invulling gegeven aan die motie. Het is van belang dat rekenkamers en rekenkamercommissies met voldoende bevoegdheden zijn bekleed om de hen toebedeelde taken te kunnen vervullen. In het licht van de decentralisaties zal de regering ook het feitelijk functioneren van rekenkamers en rekenkamercommissies blijven volgen en waar nodig gericht stimuleren.

De wijziging betreft zowel de Gemeentewet als de Provinciewet, dit in lijn met de eerder voorgestelde wijzigingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven