Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2022
Ter voorbereiding op het Commissiedebat van 15 november 2022 over Sociaal domein en
Bestuursakkoorden BES informeer ik u met deze brief over mijn besluit om het Bonaire
Laboratorium (Bonlab) voor 2023 voor de klinische laboratoriumzorg niet langer een
zorgovereenkomst aan te bieden. Dit besluit is gemaakt op basis van verschillende
adviesrapporten die de laatste jaren zijn opgesteld ten aanzien van de laboratoriumvoorzieningen
op Bonaire.1
Op dit moment zijn er twee volledig uitgeruste laboratoria op het eiland. Bonlab,
een overheids-NV waar de Bonaire Holding Maatschappij (BHM) de enige aandeelhouder
is, verzorgt de laboratoriumtaken ten behoeve van de publieke gezondheid en heeft
daarnaast met Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN) een contractrelatie voor de
klinische laboratoriumzorg voor de eerstelijnsdiagnostiek. Daarnaast is er het laboratorium
dat hoort bij het ziekenhuis Fundashon Mariadal (FM), dat ook naast de klinische laboratoriumzorg
ten behoeve van de eerstelijnsdiagnostiek de klinisch chemische en microbiologische diagnostiek verzorgt voor de
tweedelijnszorg.
Uit de adviesrapporten komt naar voren dat Bonaire in vergelijking met Curaçao, Aruba,
St. Maarten en Europees-Nederland een substantieel hoger aandeel eerstelijnsdiagnostiek
kent. De kosten voor de laboratoriumzorg zijn per inwoner hierdoor relatief hoog. Daarnaast blijkt uit deze rapporten
dat het aantal ingezette medewerkers hoog is in relatie tot de totale geleverde laboratoriumproductie.
Ten slotte is sprake van overcapaciteit van apparatuur en gebouwen. De leidende conclusie
van het PWC rapport is geweest dat de instandhouding van de huidige faciliteiten niet
verantwoord is. De huidige inefficiënte inzet van gebouwen, personeel en apparatuur
voor huidige productie leidt, aldus PWC, tot onverantwoord hoge kosten voor laboratoriumzorg
Bonaire. Ik ben het met deze conclusie eens.
De oplossing die de rapporten hebben aangedragen is het toewerken naar eén centrale
laboratoriumvoorziening met borging van de continuïteit en beschikbaarheid. Deze oplossing
is het uitgangspunt geweest in de gesprekken die mijn voorgangers en ik afgelopen
jaren heb gevoerd met de betrokkenen. Gesprekken over de samenwerking tussen Bonlab
en FM hebben niet geleid tot daadwerkelijke samenwerking. Derhalve heb ik besloten
de contractrelatie met Bonlab per 1 januari 2023 te beëindigen en heb ik voorgesteld
dat we bestuurlijke afspraken maken met alle betrokken partijen om de klinische laboratoriumzorg
van Bonlab onder te brengen bij FM.
De rapporten dringen ook aan op het terugdringen van overdiagnostiek in de eerste
lijn. Dit kan bijvoorbeeld door integratie van informatievoorziening laboratoria (standaardisatie
coderingen, totaalinzicht per patiënt) en het standaardiseren van het aanvraagproces
(bijvoorbeeld met behulp van een probleem-gestuurd-aanvraagformulier). Dit dringt
het aandeel onnodige of niet relevante onderzoeken terug.
Hoewel het besluit tot contractbeëindiging inmiddels bijna een jaar geleden is medegedeeld
aan Bonlab en BHM, is het nog niet gelukt om in gesprek te komen over de daadwerkelijke
uitvoering ervan. Het uitblijven van een definitief standpunt van het Bestuurscollege
(BC) over de positie van Bonlab speelt hier een grote rol in. Omdat tot die tijd geen
inhoudelijke gesprekken gevoerd konden worden over de toekomst van Bonlab, is in augustus
2022 aan het BC gevraagd om Bonlab en BHM mandaat te geven om de gesprekken te voeren.
Uiteindelijk heeft het BC in oktober 2022 in een brief aan mij laten weten het standpunt
te hebben dat twee laboratoria op Bonaire noodzakelijk zijn.
Op 21 november 2022 continueer ik het gesprek met het BC over de toekomstige organisatie
van de laboratoriumzorg op Bonaire. Afgesproken is om de volgende zaken te bespreken:
hoe organiseer je bij een eventuele calamiteit of pandemie de continuïteit van de
laboratoriumzorg; hoe borg je de publieke gezondheidstaken; hoe garandeer je de kwaliteit
van de dienstverlening en hoe kan deze zorg rationeler georganiseerd worden waarbij
gekeken moet worden naar de overcapaciteit en mogelijkheden tot (niet vrijblijvende)
samenwerking.
Ik realiseer me dat het besluit tot contractbeëindiging veel vragen en onrust oproept.
Aangezien het voeren van het gesprek over deze vragen tijd kost, ben ik bereid om
te komen tot een redelijke transitieperiode. Ik denk daarbij aan een periode van een
half jaar. Wel ga ik er dan vanuit dat het gesprek over het verbeteren en efficiënter
inrichten van de laboratoriumzorg daadwerkelijk gevoerd wordt. Ik reken daarbij op het commitment van het BC.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen