Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2014
Hierbij treft u de reactie aan op mijn eerdere toezegging in het kader van de behandeling
van de begroting 2014 van het ministerie van VWS over een mogelijke verbreding van
het farmacotherapeutisch overleg (FTO) met (wijk)verpleegkundigen.
De fractie van het CDA heeft in het kader van genoemde begrotingsbehandeling de vraag
gesteld over de verbreding van het reguliere farmacotherapeutisch overleg met de wijkverpleegkundige
en heeft gevraagd om zo’n dit breed te implementeren in Nederland. De CDA-fractie
gaf aan dat juist bij oudere patiënten (70+) polyfarmacie geen uitzondering is. De
CDA-fractie was van mening dat met een breder samengesteld FTO een grote vermindering
van medicijngebruik en een grotere kwaliteit van leven voor de patiënt gerealiseerd
zouden kunnen worden.
Ik heb in mijn eerdere reactie hierop aangegeven dat met het oog op de verbetering
van de kwaliteit van zorg en medicatieveiligheid, het van groot belang is dat er beter
wordt samengewerkt tussen de zorgverleners. In de eerstelijn ligt daarbij het accent
op een versteviging van de samenwerking tussen met name apothekers, huisartsen en
wijkverpleegkundigen. Een van de mogelijkheden voor het veld om dit te realiseren
is door dit in te bedden in een breder samengesteld farmacotherapeutisch overleg (FTO).
Ik heb toegezegd te inventariseren hoeveel FTO’s in Nederland actief zijn en in hoeverre
(wijk)verpleegkundigen inmiddels deel uitmaken van het FTO. Dit zowel vanuit het perspectief
van een veiligere toepassing van geneesmiddelen als vanuit een doelmatiger gebruik
daarvan en het terugdringen van onnodige of zelfs obsolete medicatie.
Overigens is met betrekking tot dit laatste punt ook de (betere) naleving van de richtlijn
Polyfarmacie bij ouderen van belang. In het kader van deze richtlijn is het aangewezen
dat bij oudere patiënten die meer dan 5 geneesmiddelen gebruiken, in elk geval één
keer per jaar een periodieke medicatiebeoordeling plaatsvindt, waarbij alle gebruikte
medicatie aan de orde komt, in samenspraak met de apotheker, huisarts en patiënt.
Hoewel ik de rol van de (wijk)verpleegkundige van groot belang acht bij het signaleren
van een mogelijk gebrekkige therapietrouw en juist gebruik van geneesmiddelen, acht
ik het vooralsnog niet aangewezen dat ook de wijkverpleegkundige een expliciete rol
toebedeeld krijgt bij de uitvoering van de periodieke medicatiebeoordeling. Ik heb
over dit onderwerp recent een aantal schriftelijke vragen beantwoord van de Kamerleden
Van Gerven (SP), Kuzu en Wolbert (PvdA). Ik verwijs u voor de verdere inhoud naar
deze stukken (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nrs. 1463 en 1476).
Ik heb de vraag naar de omvang van het aantal FTO’s neergelegd bij de Vereniging Eerstelijns
Organisaties (VELO), het samenwerkingsverband van acht eerstelijnsorganisaties. Met
betrekking tot het aantal functionerende FTO’s is geen landelijke uniforme registratie
beschikbaar. Uit de inventarisatie blijkt dat in Nederland circa 1000 FTO’s actief
zijn die functioneren op de niveaus die gelegen zijn tussen 1 en 4 (van een laag
niveau waarbij het overleg niet op structurele basis plaatsvindt tot en met het periodieke
gestructureerde overleg waarin concrete afspraken met betrekking tot het voorschrijfgedrag
gemaakt worden).
Uitvraag met betrekking tot de participatiegraad van (wijk)verpleegkundigen in dit
overleg leert dat daarvan op dit moment slechts in geringe mate sprake is; in minder
dan 5% van de gevallen is sprake van participatie van verpleegkundigen. Hieronder
is zowel incidentele deelname, deelname op afroep als ook structurele deelname begrepen.
Hoewel ik dit gegeven uiteraard teleurstellend vind, verbaast mij dit niet. Op dit
moment staan wij pas aan de vooravond van de grotere inzet en betrokkenheid van (wijk)verpleegkundigen
in de zorg en een meer zelfstandige rol en inbreng van de specifieke deskundigheid
van de verpleegkundige. Vanuit deze invalshoek hebben zeer onlangs de long- en diabetesverpleegkundigen
de bevoegdheid gekregen om specifieke categorieën geneesmiddelen voor te schrijven
(na het volgen van een post-hbo opleiding binnen hun specialisatie en de afronding
van de scholing farmacotherapie). Dit zal voor de gespecialiseerd oncologieverpleegkundigen
gaan gelden met ingang van 1 september 2014.
Er zijn daarmee grote veranderingen en verschuivingen van verantwoordelijkheden in
het zorgveld op komst. Daardoor is het in toenemende mate van belang om ook verpleegkundigen
die werkzaam zijn in de eerstelijnszorg, te betrekken in het FTO. Ook ik ben daar
uiteraard warm voorstander van. Ik zal bij de betrokken organisaties en stakeholders
aandacht vragen voor dit onderwerp en erop aandringen om ook deze zorgverleners hierin
te betrekken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers