33 575 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326) (Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

Dit wetsvoorstel dient ter implementatie van richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PbEU 2011, L 326), hierna: richtlijn fico I.

De richtlijn fico I wijzigt allereerst de richtlijn financiële conglomeraten1. Die richtlijn verleent de toezichthouders in de financiële sector bevoegdheden en instrumenten voor de uitoefening van aanvullend toezicht op groepen die bestaan uit gereglementeerde entiteiten die in verschillende sectoren van de financiële markten actief zijn. Het aanvullende toezicht dient ertoe de specifieke groepsrisico’s waaraan deze financiële conglomeraten zijn blootgesteld te beheersen. Groepsrisico’s die specifiek zijn voor financiële conglomeraten omvatten besmettingsrisico’s (waarbij risico’s van één deel van de groep zich over de gehele groep verspreiden), risicoconcentratie (waarbij hetzelfde type risico zich tegelijkertijd in diverse delen van de groep voordoet), de complexiteit van het management van vele verschillende juridische entiteiten en potentiële belangenconflicten. Daarnaast is van belang te voorkomen dat hetzelfde kapitaal binnen de groep meerdere malen wordt gebruikt (double gearing). Het toezicht op financiële conglomeraten heeft een aanvullend karakter en laat het sectorale toezicht op de tot zulke groepen behorende banken, verzekeraars en andere gereglementeerde entiteiten onverlet.

Het is wenselijk gebleken de richtlijn financiële conglomeraten en enkele andere richtlijnen aan te passen, met name om de verschillende vormen van groepstoezicht beter op elkaar te laten aansluiten en om te komen tot een meer uniforme en risicogebaseerde toepassing van het aanvullende toezicht. De richtlijn fico I bevat daartoe een aantal technische aanpassingen en wijzigt in dat kader de richtlijn financiële conglomeraten, de richtlijn solvabiliteit II2, de herziene richtlijn banken3 en de richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep4. Op een later moment zal de Europese Commissie voorstellen doen voor een meer fundamentele herziening van de richtlijn financiële conglomeraten. Deze herziening zal moeten leiden tot een verder ontwikkeld toezicht op financiële conglomeraten, waarbij de Europese Commissie met name aandacht zal besteden aan (een mogelijke uitbreiding van) de reikwijdte van de richtlijn. In het bijzonder moet daarbij worden gedacht aan special purpose vehicles (vennootschappen die voor een specifieke transactie worden opgezet) en andere niet-gereguleerde entiteiten in een financieel conglomeraat, en aan systeemrelevante conglomeraten die door hun omvang, onderlinge verwevenheid of complexe structuur extra kwetsbaar zijn.

De aanpassingen in de nationale regelgeving als gevolg van de richtlijn fico I dienen uiterlijk op 10 juni 2013 in werking te treden. Voor zover de aangepaste bepalingen betrekking hebben op de beheerders van alternatieve beleggingsfondsen geldt 22 juli 2013 als uiterste datum van inwerkingtreding.

§ 2. Inhoud van de richtlijn

Een belangrijk doel van de richtlijn fico I is om de verschillende vormen van groepstoezicht op banken en verzekeraars beter op elkaar af te stemmen om zo overlap en lacunes te vermijden. Voor banken in een bancaire groep is er geconsolideerd toezicht, voor verzekeraars in een verzekeringsgroep aanvullend toezicht, en voor banken en verzekeraars in een financieel conglomeraat bestaan regels die onder andere tot doel hebben double gearing tegen te gaan. Nu is het nog zo dat de toepassing van het ene regime die van het andere uitsluit. Omdat dit op onderdelen leidt tot lacunes in het toezicht op financiële conglomeraten, wordt deze situatie door de richtlijn fico I ongedaan gemaakt. Geconsolideerd toezicht op banken en aanvullend toezicht op verzekeraars zal voortaan ook van toepassing zijn op banken en verzekeraars die deel uitmaken van een financieel conglomeraat. Voor zover dit ertoe zou leiden dat financiële conglomeraten tegelijk aan gelijksoortige eisen van verschillende richtlijnen worden onderworpen, kan de coördinerende toezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties, bepalen welke eisen bij uitsluiting van toepassing zijn. Zie bijvoorbeeld artikel 213, vierde en vijfde lid, van de richtlijn solvabiliteit II, uitgewerkt in artikel 3:285a van de Wet op het financieel toezicht (Wft) (artikel IV, onderdeel D).

De richtlijn fico I bevat nadere regels over de samenwerking tussen de verschillende betrokken toezichthouders en toezichthoudende instanties en over de wijze waarop de coördinerende toezichthouder (lead supervisor) wordt aangewezen. Een verduidelijking is dat betrokken toezichthouders bij een financieel conglomeraat niet zonder meer een apart college voor financieel conglomeraten moeten oprichten, maar alleen indien er nog geen bank- of verzekeringscollege is. Voorts worden de bepalingen over informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld met betrekking tot verleende vergunningen en vrijstellingen, geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met het nieuwe Europees Systeem voor financieel toezicht. Dit systeem omvat de Europese toezichthoudende autoriteiten, de zogenaamde ESA’s (European Supervisory Authorities) waarvan onder andere EIOPA (European Insurance and Occupational Pensions Authority) en EBA (European Banking Authority) deel uitmaken.

Financiële conglomeraten zijn veelal werkzaam in meerdere lidstaten. Zij komen dan soms in aanraking met een verschillende uitleg en toepassing van de richtlijn financiële conglomeraten door de lidstaten. De richtlijn fico I voorziet in de bevoegdheid voor de Europese toezichthouders om gemeenschappelijke richtsnoeren vast te stellen waardoor een meer eenvormige toepassing van de richtlijn financiële conglomeraten gewaarborgd wordt.

Lidstaten kunnen de coördinerende toezichthouder verplichten voor adequate en regelmatige stresstests voor financiële conglomeraten te zorgen, in aanvulling op de stresstests voor de banksubgroepen en verzekeringssubgroepen van het conglomeraat. Vooralsnog voorziet dit wetsvoorstel niet in verplichte stresstests voor een financieel conglomeraat als geheel. Op dit moment ontbreken nog daarbij te hanteren gemeenschappelijke criteria. Ingevolge de richtlijn fico I kunnen de Europese toezichthouders, in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico’s, aanvullende parameters ontwikkelen om de specifieke risico’s die aan financiële conglomeraten zijn verbonden, te identificeren. Tot die tijd is het aan de coördinator om te beslissen over de wenselijkheid, de parameters en de timing van een stresstest voor het betrokken financieel conglomeraat. Aldus kan DNB zelf beoordelen of voor een financieel conglomeraat als geheel een stresstest nodig is gezien mogelijke specifieke risico´s die verbonden zijn aan het conglomeraat.

Enkele andere onderdelen van de richtlijn fico I zijn:

  • de verplichting voor financiële conglomeraten om meer inzicht te geven in de juridische structuur, het bestuur en de organisatiestructuur van de groep, en gegevens daarover jaarlijks openbaar te maken;

  • beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (AIFM) worden op dezelfde manier behandeld als beheerders van icbe’s;

  • een van de nu nog vier berekeningsmethoden voor de kapitaaltoereikendheid op groepsniveau vervalt. Het betreft de methode «aftrek van een vereiste», die niet langer als voldoende prudent wordt aangemerkt.5

Tot slot bevat de richtlijn diverse technische wijzigingen, die onder andere tot doel hebben een eenvormige toepassing van de richtlijn te bevorderen, verwijzingen naar bestaande richtlijnen te actualiseren en rekening te houden met nieuwe richtlijnen, bepalingen te verduidelijken en fouten te herstellen.

§ 3. Wijze van implementatie

De richtlijn fico I wijzigt vier richtlijnen. Naar verwachting wordt een daarvan op korte termijn ingetrokken: de herziene richtlijn banken zal worden vervangen door de nieuwe richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV). De richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep zal vervallen wanneer de richtlijn solvabiliteit II in werking treedt. Opgemerkt zij dat de wijzigingen in de richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep overeenkomen met soortgelijke wijzigingen in de richtlijn solvabiliteit II, en dat de wijzigingen in de herziene richtlijn banken ook zijn verwerkt in de richtlijn kapitaalvereisten. Inhoudelijk is daarmee de continuïteit in de regelgeving zeker gesteld.

Vanwege de samenhang tussen de richtlijn fico I, de richtlijnen die door fico I worden gewijzigd en de richtlijn kapitaalvereisten, zijn de benodigde aanpassingen in de Wft in een aantal afzonderlijke wijzigingsartikelen ondergebracht. Dit is noodzakelijk voor zover in die artikelen van verschillende versies van de Wft moet worden uitgegaan, en maakt het mogelijk de verschillende onderdelen van de richtlijn fico I op verschillende tijdstippen in werking te laten treden in de nationale wetgeving; zie ook onderstaande tabel. Over de verhouding van dit wetsvoorstel met de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II kan in dit kader nog het volgende worden opgemerkt. Nu duidelijk is geworden dat de implementatiedatum voor de richtlijn solvabiliteit II zeer waarschijnlijk wordt verschoven naar 1 januari 20166, moet in artikel II worden uitgegaan van de tekst van de Wft zoals deze luidt voor de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Voor een goede werking van het onderhavige wetsvoorstel is het tevens noodzakelijk dat enkele onderdelen van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II vervroegd (dus eerder dan de rest van de wet) in werking treden, dan wel in dit wetsvoorstel worden meegenomen. In het artikelsgewijze deel van de toelichting wordt dit waar nodig nader toegelicht. Mede gelet op deze aanpassingen zal de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II ook zelf moeten worden aangepast, aangezien die wet nog was gebaseerd op een versie van de Wft die op het moment van inwerkingtreding verouderd zal zijn.

Wetsvoorstel

Richtlijn fico I

Bijzonderheden

Artikel I

Wijzigingen in de richtlijn verzekeraars in een groep

Artikel I vervalt als de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II eerder in werking treedt dan dit wetsvoorstel (zie artikel V)

Artikel II

Wijzigingen in de richtlijn financiële conglomeraten

 

Artikel III

Wijzigingen in de herziene richtlijn banken

Artikel III vervalt als de Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) eerder in werking treedt dan dit wetsvoorstel (zie artikel VI)

Artikel IV

Wijzigingen in de richtlijn solvabiliteit II

Artikel IV kan pas in werking treden na de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II

In dit wetsvoorstel is, waar dienstig, gebruik gemaakt van dynamische verwijzingen naar de achterliggende richtlijnen. Dit heeft, zeker in het geval van complexe richtlijnen met veel technische bepalingen, verschillende voordelen. Het zorgt er op een directe manier voor dat een richtlijn exact wordt omgezet in nationale wetgeving. Ook is bij een bepaling waarin naar een richtlijn wordt verwezen meteen duidelijk wat de herkomst van die bepaling is, wat behulpzaam kan zijn voor een juiste interpretatie en uitleg ervan. Het overnemen van richtlijnteksten in de Wft leidt soms tot (onnodig) complexe en buiten de context van de richtlijn lastig te doorgronden bepalingen. Verwijzen naar de richtlijn is dan een oplossing, die tevens bijdraagt aan de leesbaarheid van de Wft.

Voor zover van toepassing worden richtlijnbepalingen die betrekking hebben op de wijze waarop de Nederlandsche Bank (DNB) haar prudentiële toezichttaak uitoefent of op de samenwerking van de Nederlandse toezichthouders (met name DNB) met buitenlandse toezichthoudende instanties, geïmplementeerd bij ministeriële regeling. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de grondslagen in de artikelen 1:24, vierde lid, 1:51e en 1:69, derde lid. (De grondslagen in de artikelen 1:24, vierde lid, en 1:51e worden geïntroduceerd in de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Deze onderdelen zijn reeds op 1 januari 2013 in werking getreden. De bedoelde ministeriële regeling zal tegelijk met dit wetsvoorstel in werking treden.

Diverse aanpassingen in de richtlijnen hebben geen gevolgen voor het onderhavige wetsvoorstel. De wijziging van de richtlijnen is aangegrepen om bijvoorbeeld de terminologie in overeenstemming te brengen met het huidige communautaire woordgebruik en om aan te sluiten bij de actuele inrichting van het Europees systeem van financieel toezicht. Zo wordt de term «Gemeenschap» vervangen door «Unie» en krijgen de Europese toezichtautoriteiten, zoals de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, taken toebedeeld bij de harmonisatie van toezichtregels en toezichtpraktijken.

§ 4. Administratieve lasten en nalevingskosten

Bij de kosten die voortvloeien uit de richtlijn kan een onderscheid gemaakt worden tussen administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten. Onder administratieve lasten worden de kosten verstaan die financiële ondernemingen moeten maken om aan de uit de richtlijn voortvloeiende informatieverplichtingen te voldoen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de rapportageverplichtingen aan DNB. De kosten om aan de inhoudelijke verplichtingen te voldoen vallen onder de inhoudelijke nalevingskosten. Hieronder valt bijvoorbeeld het berekenen van de solvabiliteitsvereisten. In dit geval dient te worden bezien in hoeverre de wijzigingen in de toezichtregels voor financiële conglomeraten als gevolg van de richtlijn fico I leiden tot een verandering in de administratieve lasten en nalevingskosten voor de betrokken financiële ondernemingen, holdings en andere groepsmaatschappijen. Dat effect is zeer beperkt.

Bij de implementatie van de richtlijn financiële conglomeraten werden de administratieve lasten geraamd op circa 14.000 tot 28.000 euro per jaar, met de aantekening dat de initiële lasten hoger zullen zijn en de structurele lasten lager.7 Deze berekening was gebaseerd op vier tot acht rapportages per conglomeraat per jaar en op een aantal van acht financiële conglomeraten die naar de toenmalige inzichten door de richtlijn werden geraakt.

Bij het bepalen van de gevolgen van de richtlijn fico I voor de administratieve lasten zijn de volgende gegevens van belang:

  • volgens de meest recente, door de Europese Commissie gepubliceerde lijst zijn er thans vijf financiële conglomeraten met zetel in Nederland;

  • de richtlijn fico I introduceert een nieuwe rapportageverplichting: financiële conglomeraten moeten jaarlijks een beschrijving van hun juridische structuur, bestuur en organisatiestructuur aan de bevoegde autoriteiten overleggen (artikel II, onderdeel O);

  • voor het overige geen wijzigingen in al bestaande rapportageverplichtingen of de frequentie daarvan, met dien verstande dat de inhoudelijke aanpassingen ten gevolge van de richtlijn fico I en de wijzigingen in de reikwijdte ervan wel met zich brengen dat financiële conglomeraten ten behoeve van de rapportages bij meer groepsondernemingen dan voorheen (waaronder beheerders van alternatieve beleggingsfondsen) gegevens moeten inwinnen.

Het voorgaande betekent dat er in structurele zin weinig verandert in de eerder geraamde administratieve lasten. Wel zullen financiële conglomeraten hun administratieve processen moeten bijwerken om na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel aan hun rapportageverplichtingen te kunnen blijven voldoen. De daaraan verbonden administratieve lasten zijn dan ook hoofdzakelijk eenmalig.

De richtlijn fico I leidt eveneens tot een toeneming van de inhoudelijke nalevingskosten door:

  • de voorgeschreven toetsing van bestuurders en commissarissen van financiële holdings, gemengde financiële holdings en verzekeringsholdings (artikel II, onderdeel I);

  • de verplichting voor banken en beleggingsondernemingen om, op het niveau van de bankgroep waartoe zij behoren, jaarlijks een beschrijving openbaar te maken van de juridische structuur, het bestuur en de organisatiestructuur van de groep (artikel III, onderdeel C). Een soortgelijke verplichting geldt voor gereglementeerde entiteiten die deel uitmaken van een financieel conglomeraat (artikel II, onderdeel O).

Toetsing van bestuurders en commissarissen vindt in veel gevallen ook nu al plaats op grond van al bestaande regelgeving, zodat er hooguit sprake is van een beperkte toeneming van de nalevingskosten. De jaarlijkse kosten van openbaarmaking van de structuur en het bestuur van een groep zijn, naar mag worden aangenomen, eveneens gering.

Samenvattend lijkt de conclusie gewettigd dat de richtlijn fico I slechts in zeer beperkte mate tot een toeneming van administratieve lasten en overige nalevingskosten leidt.

§ 5. Consultatiereacties

Over het wetsvoorstel heeft overleg plaatsgevonden met de Nederlandsche Bank. Dit heeft tot aanpassingen en verduidelijkingen in het wetsvoorstel geleid. Daarnaast zijn marktpartijen en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld commentaar te leveren op het wetsvoorstel. Het Verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Dutch Fund and Asset Management Association (Dufas) hebben laten weten van deze mogelijkheid geen gebruik te maken.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Artikel I implementeert de wijzigingen in de richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep, uitgaande van de situatie zoals die bestaat tot de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Deze laatste richtlijn bevat een zelfstandige regeling voor het toezicht op verzekeringsgroepen. Als de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel, komt artikel I dan ook te vervallen (zie artikel V). De in artikel IV voorziene aanpassingen gaan uit van de Wft zoals deze luidt na de implementatie van de richtlijn solvabiliteit II.

A en B (3:282 en 3:282a)

De toevoeging van de gemengde financiële holding in artikel 3:282, tweede lid, dient ter uitvoering van het gewijzigde artikel 2, tweede lid, van de richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep. De toevoeging heeft tot gevolg dat aanvullend toezicht op verzekeraars in een verzekeringsgroep ook van toepassing is als de verzekeraar een gemengde financiële holding als moederonderneming heeft en dus onderdeel is van een financieel conglomeraat. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de terminologie van het tweede lid (nu nog: «die een dochteronderneming is van een [...]») in overeenstemming te brengen met die van het derde lid («waarvan de moederonderneming een [...] is»).

Voor zover dat laatste ertoe zou leiden dat een gemengde financiële holding tegelijk aan gelijksoortige eisen van verschillende richtlijnen wordt onderworpen, kan de coördinerende toezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties, bepalen welke eisen bij uitsluiting van toepassing zijn. Dit is uitgewerkt in artikel 3:282a, dat dient ter uitvoering van artikel 2bis (nieuw) van de richtlijn verzekeraars in een verzekeringsgroep. De overlap kan bijvoorbeeld betrekking hebben op eisen inzake kapitaaltoereikendheid en risicogebaseerd toezicht.

C (3:286)

De aanpassing van artikel 3:286, tweede lid, hangt samen met de aanpassing van artikel 3:282, tweede lid. Wanneer een verzekeraar in het kader van het aanvullend toezicht een aangepaste solvabiliteit berekent dient daarbij in voorkomend geval ook de gemengde financiële holding te worden betrokken.

D (3:288)

Artikel 3:288 bevat een regeling voor het geval zowel DNB als een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat een verantwoordelijkheid heeft voor het aanvullend toezicht op een verzekeraar in een verzekeringsgroep. Voor een sluitende regeling dient ook in dat artikel (eerste en tweede lid) de gemengde financiële holding te worden toegevoegd.

Artikel II

Artikel II implementeert de wijzigingen die de richtlijn fico I aanbrengt in de richtlijn financiële conglomeraten. Uitgangspunt is de tekst van de Wft waarin de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II nog niet is verwerkt, behoudens de onderdelen van die wet die eerder dan de onderhavige wet in werking treden (zie ook paragraaf 3 van het algemene deel van de toelichting).

A (1:1)

De in artikel 1:1 ingevoegde definities hangen samen met het toezicht op financiële conglomeraten, zoals geregeld in afdeling 3.6.4. De meeste van die definities staan nu nog in artikel 3:289. Voorgesteld wordt deze over te hevelen naar artikel 1:1, in overeenstemming met het streven definities die voor de gehele Wft van belang zijn, zoveel mogelijk in dat artikel te concentreren. Inhoudelijk zijn die definities niet gewijzigd, met dien verstande dat veel van de begripsomschrijvingen zijn vervangen door verwijzingen naar de richtlijn financiële conglomeraten: zie ook paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting, waarin het gebruik van dynamische verwijzingen is toegelicht. Dit maakt bijvoorbeeld een simpele definitie van het begrip financieel conglomeraat mogelijk, evenals een aanmerkelijke vereenvoudiging van artikel 3:290 (in onderdeel K vernummerd tot 3:289), dat nu nog een uitvoerige en gedetailleerde omschrijving van dat begrip bevat.

De coördinator is de toezichthouder die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het toezicht op een financieel conglomeraat dat in meerdere lidstaten werkzaam is en waarbij dan ook meerdere toezichthoudende instanties betrokken zijn. Ook hier is gekozen voor een verwijzing naar de richtlijn financiële conglomeraten. Daar is te meer reden voor omdat het aanwijzen van de coördinator geschiedt volgens de spelregels van de richtlijn. Gevolg is tevens dat artikel 3:293, dat die aanwijzing nu nog regelt, kan vervallen (artikel II, onderdeel K).

Het begrip gereglementeerde entiteit heeft, blijkens de definitie in artikel 2, punt 4, van de richtlijn financiële conglomeraten, een bredere reikwijdte gekregen, nu daar ook herverzekeraars, beheerders van icbe’s en beheerders van beleggingsinstellingen onder vallen. Ook ten aanzien van de verschillende categorieën gereglementeerde entiteiten geldt dat de desbetreffende begrippen moeten worden uitgelegd conform de toepasselijke richtlijndefinities. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor kredietinstelling dient te worden gelezen: bank of elektronischgeldinstelling.

De definities van groep en groepslid zijn vervangen door definities van richtlijngroep en richtlijngroepslid. Deze begrippen sluiten aan bij zowel de richtlijn financiële conglomeraten als de richtlijn solvabiliteit II. Er is gekozen voor een aparte definitie van het begrip groep omdat de definitie in de richtlijnen niet aansluit bij die in artikel 24b van Boek 2 BW. Om verwarring te voorkomen wordt voorgesteld het begrip richtlijngroep te gebruiken. De definitie van intragroepsovereenkomsten en -posities is daarmee in overeenstemming gebracht.

B (1:50)

Het toezicht op financiële conglomeraten is prudentieel van aard, en ligt zodoende in hoofdzaak op het terrein van DNB. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is als vergunningverlenende toezichthouder voor beleggingsondernemingen en voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s wel mede betrokken bij dat toezicht. Met het oog daarop voorziet artikel 1:50 in een regeling voor de samenwerking tussen de AFM en de bij het toezicht op financiële conglomeraten betrokken buitenlandse toezichthoudende instanties (huidige tekst, eerste lid), en tussen de AFM en DNB (tweede lid). De nu voorgestelde wijziging van artikel 1:50 houdt rekening met het feit dat artikel 1:54 komt te vervallen (zie onderdeel C) en met de in artikel 1:51e neergelegde mogelijkheid om de samenwerking tussen de Nederlandse toezichthouders en de toezichthoudende instanties van andere lidstaten te regelen bij ministeriële regeling. Het gewijzigde artikel 1:50 heeft daarom alleen nog betrekking op de samenwerking tussen de AFM en DNB bij het toezicht op financiële conglomeraten en maakt het mogelijk ter zake regels te stellen, voor zover dat nodig is ten behoeve van een goede uitvoering van dat toezicht.

C (1:54)

Artikel 1:54 regelt de samenwerking van DNB met de toezichthoudende instanties van andere lidstaten bij het toezicht op financiële conglomeraten. Inmiddels is in artikel 1:51e (ingevoegd bij de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II) een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling uitvoering te geven aan richtlijnvoorschriften met betrekking tot de samenwerking tussen EU-toezichthouders. Ook de hier bedoelde samenwerking zal aldus worden geregeld, waardoor artikel 1:54 kan vervallen.

D (1:57)

De voorgestelde aanpassing van artikel 1:57, eerste lid, vloeit voort uit het vervallen van het huidige artikel 3:289 (zie onderdeel K) en het toevoegen van het begrip richtlijngroepslid aan de definities in artikel 1:1 (zie onderdeel A).

E (1:75)

De voorgestelde wijziging van artikel 1:75 hangt samen met de verplaatsing van de inhoud van artikel 3:299 naar afdeling 3.6.1 (zie onderdeel H hierna). Het vierde lid van artikel 3:299 (huidige tekst) verklaart artikel 1:75 van overeenkomstige toepassing, waardoor het mogelijk is een aanwijzing te geven aan de in het eerste lid van artikel 3:299 bedoelde ondernemingen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt deze aanwijzingsbevoegdheid in artikel 1:75 zelf onder te brengen. Tot de in het nieuwe onderdeel g van het eerste lid toegevoegde categorie ondernemingen behoren de financiële holding, gemengde financiële holding en verzekeringsholding als bedoeld in (bijvoorbeeld) de artikelen 3:271 tot en met 3:273.

F (1:97)

Artikel 1:97 regelt de openbaarmaking van door de toezichthouder opgelegde bestuurlijke boetes. In de opsomming van artikelen in het eerste lid, onderdeel c, dient de verwijzing naar artikel 3:272, eerste lid, te worden aangepast, aangezien dat artikel geen leden meer heeft na de aanpassing conform onderdeel I.

G (3:268)

Doordat het begrip gereglementeerde entiteit niet meer in artikel 3:289 wordt gedefinieerd maar in artikel 1:1, dient artikel 3:268, eerste lid, onderdeel f, op dat punt te worden aangepast.

H (3:269a)

Artikel 3:269a komt in de plaats van artikel 3:299, dat ingevolge artikel II, onderdeel O komt te vervallen. Deze bepaling heeft betrekking op alle groepen en niet alleen op financiële conglomeraten, en hoort dus niet thuis in afdeling 3.6.4. Vandaar de voorgestelde verplaatsing naar afdeling 3.6.1. In het derde lid is, in overeenstemming hiermee, de zinsnede «het toezicht, bedoeld in deze afdeling» vervangen door: het toezicht, bedoeld in dit hoofdstuk.

I (3:271 en 3:272)

De voorgestelde wijziging van de artikelen 3:271 en 3:272 zorgt ervoor dat het onderscheid dat in de huidige tekst nog wordt gemaakt tussen financiële holdings en gemengde financiële holdings aan de ene kant, en verzekeringsholdings aan de andere kant, komt te vervallen. Op inhoudelijke gronden valt immers niet in te zien waarom voor verschillende soorten holdings verschillende regels zouden gelden ten aanzien van de geschiktheid en betrouwbaarheid van bestuurders en commissarissen en het afleggen van een eed of belofte door deze personen. Voor alle soorten holdings worden de artikelen 3:8 en 3:9 in hun geheel van overeenkomstige toepassing. Aan artikel 3:271 is ter verduidelijking toegevoegd dat de vereiste geschiktheid niet alleen betrekking dient te hebben op de uitoefening van het bedrijf van de holding zelf, maar ook op de uitoefening van het bedrijf van de gereglementeerde entiteiten die dochterondernemingen zijn van de holding. Het toezicht dat ingevolge hoofdstuk 3.6 op holdings wordt uitgeoefend dient immers als aanvulling op het toezicht op de gereglementeerde entiteiten in de desbetreffende groep.

J (3:277)

Doordat het begrip gereglementeerde entiteit niet meer in artikel 3:289 wordt gedefinieerd maar in artikel 1:1, dient artikel 3:277, tweede lid, op dat punt te worden aangepast.

K (3:289 tot en met 3:293)

De wijzigingen die de richtlijn fico I aanbrengt in de richtlijn financiële conglomeraten leiden tot zodanige aanpassingen in de paragrafen 3.6.4.1. en 3.6.4.2. van de Wft, dat wordt voorgesteld deze afdelingen samen te voegen en in hun geheel opnieuw vast te stellen. Dit draagt bij aan de duidelijkheid en laat de samenhang tussen de opeenvolgende artikelen beter tot hun recht komen. Onderstaande tabel brengt de verschillende aanpassingen in beeld.

Huidig artikel

Nieuw artikel

Onderwerp

Opmerkingen

3:289

--

Definities

Vervalt

3:290

3:289

Aanwijzing groep als fico

Aangepast

3:291

3:290

Mededeling aan fico

Aangepast

3:292

3:291

Reikwijdte van het toezicht

Aangepast

3:293

--

Aanwijzing coördinator

Vervalt

3:294

3:292

Taken DNB als coördinator

Aangepast

3:295

3:293

Handhavingsmaatregelen

Aangepast

De nieuwe paragraaf 3.6.4.1 bevat geen definities meer. De nu nog in artikel 3:289 opgenomen definities worden verplaatst naar artikel 1:1, wat past in het streven definities van de Wft zoveel mogelijk daar te concentreren; zie ook de toelichting bij onderdeel A.

De richtlijn financiële conglomeraten bevat in artikel 2, punt 14, een definitie van het begrip financieel conglomeraat. De verschillende parameters die vervolgens bepalen of een groep wordt aangemerkt als financieel conglomeraat zijn uitgewerkt in artikel 3 van de richtlijn. De wijze waarop daarbij rekening moet worden gehouden met beheerders van icbe’s en met beheerders van beleggingsinstellingen is geregeld in de artikelen 30 en 30bis. In overeenstemming hiermee bepaalt artikel 3:289 (nieuw) dat DNB zich bij de vaststelling of een groep als financieel conglomeraat moet worden aangemerkt baseert op de genoemde richtlijnbepalingen. In voorkomend geval kan zij, voor zover de richtlijn daartoe de mogelijkheid biedt, besluiten een groep niet als financieel conglomeraat aan te merken. De besluiten die DNB dienaangaande neemt zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van DNB en de andere betrokken toezichthoudende instanties. Dit geldt ook wanneer DNB op grond van het tweede lid besluit de bepalingen inzake risicobeheer, risicoconcentratie en intragroepsovereenkomsten en -posities niet toe te passen. DNB en de genoemde toezichthoudende instanties dienen dan gezamenlijk van oordeel te zijn dat die vormen van toezicht onnodig, ongepast of misleidend zouden zijn. Toezicht kan bijvoorbeeld onnodig zijn als de betrokken financiële onderneming van te verwaarlozen omvang is. De daarvoor in artikel 3 van het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft neergelegde criteria zouden ook in deze context kunnen worden toegepast.

Als eenmaal is vastgesteld dat een groep wordt aangemerkt als financieel conglomeraat, regelt artikel 10 van de richtlijn welke Europese toezichthouder wordt aangewezen als de coördinator die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het toezicht op het betrokken financieel conglomeraat. De aanwijzing is afhankelijk van de aard van de activiteiten van de groep en van de omvang van die activiteiten in de verschillende lidstaten. De definitie van coördinator, die ingevolge onderdeel A aan artikel 1:1 wordt toegevoegd, verwijst dan ook naar artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten. Het is dan niet meer nodig de aanwijzing van een coördinator in de Wft te regelen, waardoor artikel 3:293 (oud) kan vervallen, met uitzondering van de bepaling in het tweede lid dat DNB voor de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten moet worden beschouwd als de vergunningverlenende toezichthouder voor beleggingsondernemingen en beheerders. Wel regelt deze paragraaf de taken van DNB indien zij de aangewezen coördinator is. Dit houdt bijvoorbeeld in dat DNB in dat geval degene is die de groep informeert over het besluit dat deze als financieel conglomeraat is aangemerkt en dat DNB als coördinator is aangewezen (artikel 3:290, nieuw). Dat DNB ook de andere betrokken toezichthoudende instanties en het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten daarvan op de hoogte dient te stellen, zal worden geregeld in de ministeriële regeling op grond van artikel 1:69, derde lid.

Artikel 3:291 (nieuw) heeft betrekking op de reikwijdte van het door DNB, in de hoedanigheid van coördinator, uit te oefenen toezicht op de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat. De tekst komt overeen met het huidige artikel 3:292, met inachtneming van een beperkt aantal wijzigingen. Het eerste lid van artikel 3:292 is niet overgenomen, aangezien uit de bepalingen van afdeling 3.6.4 al voldoende blijkt op welke gereglementeerde entiteiten deze van toepassing zijn. Voor het overige gaat het in hoofdzaak om de doorwerking van andere aanpassingen, waaronder het vervallen van de artikelen 3:293, 3:294 en 3:299 (huidige nummering). Voorts wordt voorgesteld de bepalingen die betrekking hebben op de taakuitoefening van DNB en op de samenwerking van DNB met de toezichthoudende instanties van andere lidstaten en binnen het Europees Systeem voor financieel toezicht (nu nog artikel 3:292, vijfde en zesde lid) onder te brengen in een ministeriële regeling op grond van artikel 1:24, vierde lid, artikel 1:51e en artikel 1:69, derde lid. De formulering van het vierde lid wijkt af van het huidige zevende lid van artikel 3:292 door de rechtstreekse verwijzing naar de richtlijn financiële conglomeraten.

Het vijfde en zesde lid komen overeen met het thans geldende artikel 3:292, achtste en negende lid. Wel is de formulering van het zesde lid aangepast om de bedoeling ervan te verduidelijken. Wanneer een financieel conglomeraat bestaat uit afzonderlijke subconglomeraten, kan DNB op verzoek van een van die subgroepen besluiten het aanvullende toezicht op de afzonderlijke subconglomeraten toe te passen in plaats van op het gehele conglomeraat.

Artikel 3:292 (nieuw) regelt de taken van DNB als coördinator. De wijzigingen ten opzichte van het huidige artikel 3:294 hebben betrekking op de verwijzingen naar andere artikelen. Voorts is het huidige tweede lid van artikel 3:294 niet overgenomen, omdat de samenwerking tussen DNB en de andere betrokken toezichthoudende instanties wordt geregeld bij ministeriële regeling (artikel 1:69, derde lid).

Artikel 3:293 (nieuw) komt in de plaats van het huidige artikel 3:295. Ten opzichte van dat artikel is sprake van zeer beperkte wijzigingen. In het eerste en tweede lid is de verwijzing naar artikel 3:299 (oud) gewijzigd in een verwijzing naar het nieuwe artikel 3:269a. In het derde lid, tweede volzin, is de verwijzing naar de artikelen 1:79 tot en met 1:88 aangepast. Dit laatste herstelt een omissie: de artikelen 1:82 tot en met 1:84 en 1:86 tot en met 1:88 zijn al eerder vervallen.

Voorts wordt voorgesteld in het eerste en derde lid de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom te laten vervallen voor zover de wet niet wordt overtreden. Hetzelfde is al geregeld in de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, maar aangezien die wet voorlopig nog niet in werking treedt, is die wijziging ook hier opgenomen.

M en N (3:297 en 3:298)

Deze onderdelen betreffen technische aanpassingen van de artikelen 3:297, vijfde lid, en 3:298, vijfde lid, die nodig zijn als gevolg van andere wijzigingen in dit wetsvoorstel. In de gewijzigde formulering wordt daarom verwezen naar de relevante bepalingen in de richtlijn financiële conglomeraten. De artikelen 7, vierde lid, en 8, vierde lid, van de richtlijn financiële conglomeraten geven nadere invulling aan de toe te passen sectorale voorschriften met betrekking tot risicoconcentraties (artikel 3:297) respectievelijk intragroepsovereenkomsten en -posities (artikel 3:298). Dit houdt, kort gezegd, in dat de sectorale voorschriften voor banken of die voor verzekeraars worden toegepast, al naar gelang het financieel conglomeraat meer een bancair of meer een verzekeringskarakter heeft. Beheerders worden daarbij meegewogen overeenkomstig de artikelen 30 en 30bis van de richtlijn.

O (3:299)

Zoals toegelicht bij onderdeel H hoort het huidige artikel 3:299 niet thuis in afdeling 3.6.4. Het artikel vervalt dan ook op deze plaats en wordt vervangen door een materieel gelijkluidend artikel (3:269a) in afdeling 3.6.1.

Artikel 3:299 (nieuw) geeft uitvoering aan de wijziging van artikel 9, vierde lid, van de richtlijn financiële conglomeraten. De bedoelde wijziging verplicht financiële conglomeraten ertoe meer inzicht te geven in de juridische structuur, het bestuur en de organisatiestructuur van de groep. Dit houdt in dat zij de toezichthouder daarover jaarlijks dienen te informeren (eerste lid), en tevens dat zij jaarlijks een beschrijving van de groepsstructuur openbaar dienen te maken (tweede lid).

P en Q (bijlagen bij artikelen 1:79 en 1:80)

De in artikel II voorziene wijzigingen in de Wft brengen mee dat de bijlagen bij de artikelen 1:79 en 1:80 (overzicht van voorschriften ter zake van overtreding waarvan de toezichthouder een last onder dwangsom dan wel een bestuurlijke boete kan opleggen) dienen te worden bijgewerkt. Deze onderdelen voorzien daarin.

Artikel III

Artikel III implementeert de wijzigingen die de richtlijn fico I aanbrengt in de herziene richtlijn banken. Deze richtlijn komt te vervallen zodra de richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) in werking treedt. Artikel VI van dit wetsvoorstel bepaalt daarom dat artikel III komt te vervallen als het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten eerder tot wet is verheven en in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel. Artikel III is gebaseerd op de tekst van de Wft zoals deze luidt vóór de implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten.

A (1:1)

Artikel 3 van de richtlijn fico I wijzigt een aantal definities in artikel 4 van de herziene richtlijn banken en introduceert enkele nieuwe definities. De wijzigingen, die zijn uitgewerkt in artikel 1:1 (punten 1 tot en met 5), zorgen ervoor dat geconsolideerd toezicht niet alleen wordt uitgeoefend op banken die deel uitmaken van een bankengroep, maar ook op banken in een financieel conglomeraat (met een gemengde financiële holding als moeder). De reikwijdte van het aanvullend toezicht op verzekeraars in een groep wordt op analoge wijze uitgebreid. Het begrip gemengde financiële holding speelt in de richtlijn fico I zodoende een centrale rol. In de definitie van dat begrip wordt dan ook, verwezen naar de richtlijn financiële conglomeraten (onderdeel A, punt 2).

In artikel 1:1 (punt 6) worden tevens drie nieuwe definities ingevoegd. Nederlandse financiële moederholding vervangt financiële Nederlandse moederholding; ook bij andere soortgelijke begrippen staat het woord «Nederlandse» voorop. De begrippen Nederlandse gemengde financiële moederholding en Nederlandse gemengde financiële EU-moederholding komen overeen met door de richtlijn fico I aan de herziene richtlijn banken toegevoegde definities.

B (1:51a)

De voorgestelde wijziging van artikel 1:51a dient ter uitvoering van (de wijziging van) artikel 132, eerste lid, van de herziene richtlijn banken. De richtlijn fico I voorziet in aangescherpte eisen ten aanzien van de transparantie van de juridische structuur, het bestuur en de organisatiestructuur van financiële conglomeraten.

C (3:74a)

Onderdeel C geeft uitvoering aan het nieuwe artikel 146 bis van de herziene richtlijn banken, op grond waarvan een bank of beleggingsonderneming met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een bankgroep jaarlijks een beschrijving openbaar dient te maken van de juridische structuur, het bestuur en de organisatiestructuur van de groep.

D (3:275)

Dit onderdeel dient ter uitvoering van de wijzigingen in de artikelen 125, tweede lid, en 126 van de herziene richtlijn banken. De aanpassingen leiden ertoe dat de reikwijdte van het geconsolideerd toezicht op banken en beleggingsondernemingen wordt uitgebreid. Toezicht op geconsolideerde basis zal ook worden uitgeoefend op banken en beleggingsondernemingen die onderdeel zijn van een financieel conglomeraat (en bijvoorbeeld een gemengde financiële holding als moederonderneming hebben). Artikel 3:275 regelt in welke gevallen DNB verantwoordelijk is voor de uitoefening van dat toezicht. Door meer dan voorheen naar de herziene richtlijn banken te verwijzen, is de formulering van dit artikel vereenvoudigd en ingekort.

E (3:276)

Dit onderdeel dient ter uitvoering van artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken. De aanpassingen in het tweede en derde lid van artikel 3:276 hebben te maken met de uitbreiding van de reikwijdte van het geconsolideerd bankentoezicht, dat ook van toepassing zal zijn op banken en beleggingsondernemingen die deel uitmaken van een financieel conglomeraat.

Ingevolge de artikelen 2 en 37 van de herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid geldt artikel 71, tweede lid, van de herziene richtlijn banken ook in geval een groep uitsluitend bestaat uit banken of beleggingsondernemingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat indien een Nederlandse financiële moederholding of Nederlandse gemengde financiële moederholding als dochterondernemingen alleen beleggingsondernemingen heeft, de eisen bedoeld in artikel 71, tweede lid, eerste alinea, van toepassing zijn op de beleggingsonderneming die onderworpen is aan het toezicht op geconsolideerde basis. Daarin worden overigens alle dochterbeleggingsondernemingen meegenomen, zodat het in het kader van de efficiency logisch is dat de exercitie slechts eenmaal wordt gedaan en niet voor alle beleggingsondernemingen afzonderlijk.

F (3:276a)

Dit onderdeelt dient ter uitvoering van artikel 72 bis van de herziene richtlijn banken. Artikel 3:276a heeft tot doel een regeling te treffen voor het geval een gemengde financiële holding, die onder toezicht van DNB staat, tegelijk dient te voldoen aan gelijkwaardige bepalingen uit hoofde van het geconsolideerd toezicht respectievelijk op grond van afdeling 3.6.4. (toezicht op financiële conglomeraten). DNB kan dan, in samenspraak met de andere betrokken toezichthoudende instanties, besluiten welke bepalingen bij uitsluiting van toepassing zijn.

G tot en met L (3:277, 3:277a, 3:278, 3:278b, 3:278c en 3:280a)

De toevoeging van de gemengde financiële holding in de artikelen 3:277, 3:277a en 3:278 en van de gemengde financiële EU-moederholding in de artikelen 3:278b, 3:278c en 3:280a heeft dezelfde achtergrond als veel van de andere wijzigingen in afdeling 3.6.2. Deze aanpassingen zorgen ervoor dat ook geconsolideerd bankentoezicht wordt uitgeoefend op banken en beleggingsondernemingen die onderdeel zijn van een financieel conglomeraat.

M en N

De wijziging van artikel 3:74a in artikel III, onderdeel C, noopt tot een technische aanpassing van de bijlagen bij de artikelen 1:79 en 1:80.

Artikel IV

Artikel IV implementeert de wijzigingen die de richtlijn fico I aanbrengt in de richtlijn solvabiliteit II. De aanpassingen in dit artikel (IV) zijn dan ook gebaseerd op de tekst van de Wft zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, en kunnen niet eerder dan die wet in werking treden.

A (1:58e)

Dit onderdeel dient ter uitvoering van de wijziging in artikel 258, eerste en tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II. De voorgestelde aanpassing van artikel 1:58e reflecteert de verbreding van het aanvullende toezicht op verzekeraars in een groep zoals toegelicht in paragraaf 2 van het algemene deel van deze toelichting.

B (3:282)

Artikel 247 van de richtlijn solvabiliteit II regelt de aanwijzing van een groepstoezichthouder die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het toezicht op een verzekeringsgroep. De definitie van groepstoezichthouder in artikel 1:1 (ingevoegd door de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II) sluit daar bij aan, op dezelfde manier als de definitie van coördinator aansluit bij artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten (zie artikel II, onderdeel A). Dit maakt dat het niet meer nodig is in artikel 3:282 te regelen hoe de aanwijzing van de groepstoezichthouder geschiedt. Als DNB de groepstoezichthouder is vloeien daar de taken uit voort die in afdeling 3.6.3. aan DNB in die hoedanigheid worden opgedragen. In de gekozen opzet kan artikel 3:282 vervallen.

C en D (3:285 en 3:285a)

Deze onderdelen implementeren de wijzigingen in artikel 213 van de richtlijn solvabiliteit II. De toevoeging van de term «gemengde financiële holding» in artikel 3:285, tweede en derde lid, zorgt ervoor dat ook aanvullend (verzekeringsrichtlijn)groepstoezicht wordt uitgeoefend op verzekeraars die deel uitmaken van een financieel conglomeraat. De aanpassing van het vijfde lid zorgt ervoor dat de formulering zo goed mogelijk aansluit bij die van het gewijzigde derde lid van artikel 213 van de richtlijn solvabiliteit II.

Voor zover het voorgaande ertoe zou leiden dat een gemengde financiële holding tegelijk aan gelijksoortige eisen van verschillende richtlijnen wordt onderworpen, kan de coördinerende toezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende instanties, bepalen welke eisen bij uitsluiting van toepassing zijn. Dit is uitgewerkt in artikel 3:285a. In een ministeriële regeling op grond van artikel 1:24, vierde lid, zal worden geregeld dat DNB bij de toepassing van dit artikel de bepalingen van de richtlijn solvabiliteit II in acht dient te nemen, bijvoorbeeld om te bepalen wat voor de toepassing van het tweede lid de belangrijkste sector van het financiële conglomeraat is.

E tot en met N (3:286, 3:287, 3:288a, 3:288c, 3:288e, 3:288f, 3:288h, 3:288i, 3:288j, 3:288k)

Voor een toelichting op de in deze onderdelen voorgestelde wijzigingen wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting (§ 2) en naar artikel IV, onderdeel C.

De inhoud van het huidige vijfde en zesde lid van artikel 3:288k heeft betrekking op de samenwerking tussen DNB in haar hoedanigheid als groepstoezichthouder en de andere bij het toezicht op de groep betrokken toezichthoudende instanties en de Europese Commissie. Dit onderwerp kan worden opgenomen in ministeriële regelingen op basis van de artikelen 1:51e en 1:69, derde lid, van de Wft. Deze leden kunnen bijgevolg vervallen (onderdeel N).

Artikel V

Artikel I bevat een aangepaste regeling voor het aanvullend toezicht op verzekeraars in een verzekeringsgroep die gebaseerd is op de Wft zoals deze luidt tot de inwerkingtreding van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II. Als die Implementatiewet eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel komt artikel I derhalve te vervallen. Zie ook de toelichting bij artikel I en paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel VI

Artikel III implementeert de wijzigingen die de richtlijn fico I aanbrengt in de herziene richtlijn banken. Laatstgenoemde richtlijn komt te vervallen zodra de richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) in werking treedt. Artikel VI bepaalt daarom dat artikel III komt te vervallen als het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn kapitaalvereisten eerder tot wet is verheven en in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel.

Artikel VII

Zoals blijkt uit het algemene deel van deze toelichting wijzigt de richtlijn fico I vier andere richtlijnen. Artikel IV, dat uitvoering geeft aan de wijzigingen in de richtlijn solvabiliteit II, kan pas in werking treden als eerst de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II in werking is getreden. Mede om die reden bepaalt artikel VII dat het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel verschillend kan zijn voor de verschillende onderdelen ervan.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Bijlage Transponeringstabel

Artikel 1, betreffende wijzigingen in de richtlijn verzekeringsgroepen (98/87/EG)

 

Richtlijn 98/78/EG

Wetsvoorstel

Wft

Punt (1)

Artikel 1, punt j

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 1, punt m

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:268, lid 1, onderdelen f en j

Punt (2)

Artikel 2, lid 2

Artikel I, onderdeel A

Artikel 3:282, lid 2

Punt (3)

Artikel 2bis, lid 1–2

Artikel I, onderdeel B

Artikel 3:282a

 

Artikel 2bis, lid 3, eerste alinea, eerste volzin

Ministeriële regeling

Artikel 1:69, lid 3

 

Artikel 2bis, lid 3, laatste alinea

Behoeft geen implementatie

 

Punt (4)

Artikel 3, lid 1

Behoeft geen implementatie

 

Punt (5)

Artikel 4, lid 2

Artikel I, onderdeel D

Artikel 3:288, lid 1–2

Punt (6)

Artikel 10

Artikel I, onderdeel C

Artikel 3:286, lid 2–3

Punt (7)

Bijlagen I en II

AMvB

Artikel 3:286, lid 1

Artikel 2, betreffende wijzigingen in de richtlijn financiële conglomeraten (2002/87/EG)

 

Richtlijn 2002/87

Wetsvoorstel

Wft

Punt (1)

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 2, definities 4, 7, 14, 16, 17, 19

Artikel II, onderdeel A

Artikel 1:1

 

Artikel 2, overige definities, voor zover gewijzigd

Behoeft geen implementatie

 

Punt (2)

Artikel 3, lid 1–6

Artikel II, onderdeel K

Artikel 3:289 (nieuw)

 

Artikel 3, lid 8

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 3, lid 9

Ministeriële regeling

Artikel 1:24, lid 4

Punt (3)

Artikel 4

Ministeriële regeling

Artikelen 1:51e, 1:69, lid 3

Punt (4)

Artikel 5, lid 2–4

Behoeft geen implementatie

 

Punt (5)

Artikel 6, lid 3

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 6, lid 4

AMvB

Artikel 3:296, lid 1

Punt (6)

Artikel 7, lid 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:297, lid 4

Artikel 7, lid 5

Behoeft geen implementatie

 

Punt (7)

Artikel 8

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:298, lid 4

Punt (8)

Artikel 9, lid 4

Artikel II, onderdeel O

Artikel 3:299

 

Artikel 9, lid 6

Ministeriële regeling

Artikel 1:24, lid 4

Punt (9)

Artikel 9 ter

Lidstaat-optie; geen implementatie

 

Punt (10)

Artikel 10

Behoeft geen implementatie

 

Punt (11)

Artikel 11, lid 3

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 11, lid 4

Ministeriële regeling

Artikel 1:69, lid 3

Punt (12)

Artikel 12

Artikel II, onderdeel C Ministeriële regeling

Artikel 1:54

Artikel 1:51e

Punt (13)

Artikel 12 bis

Ministeriële regeling

Artikel 1:69, lid 3

Punt (14)

Artikel 12 ter

Behoeft geen implementatie

 

Punt (15)

Artikel 18

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:292, lid 4

Punt (16)

Artikel 19

Behoeft geen implementatie

 

Punt (17)

Titel van hoofdstuk III

Behoeft geen implementatie

 

Punt (18)

Artikel 20

Behoeft geen implementatie

 

Punt (19)

Artikel 21

Behoeft geen implementatie

 

Punt (20)

Artikel 21 bis

Behoeft geen implementatie

 

Punt (21)

Artikel 21 ter en 21 quater

Behoeft geen implementatie

 

Punt (22)

Artikel 30

Artikel II, onderdeel K

Artikel 3:289, lid 1 (nieuw)

Punt (23)

Artikel 30 bis

Artikel II, onderdeel K

Artikel 3:289, lid 1 (nieuw)

Punt (24)

Bijlage I bij artikel 6

AMvB

Artikel 3:296, lid 1

Artikel 3, betreffende wijzigingen in de richtlijn banken (2006/48/EG)

 

Richtlijn 2006/48

Wetsvoorstel

Wft

Punt (1)

Artikel 1, lid 2

Behoeft geen implementatie

 

Punt (2)

Artikel 4, punten 14–17bis

Artikel III, onderdeel A

Artikel 1:1

 

Artikel 4, punt 19bis

Artikel III, onderdeel A

Artikel 1:1

 

Artikel 4, punt 48

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:275

Punt (3)

Artikel 14

Ministeriële regeling

Artikel 1:69

Punt (4)

Artikel 39, lid 1–2

Behoeft geen implementatie

 

Punt (5)

Artikel 69, lid 2

Artikel III, onderdeel I

Artikel 3:278, lid 2

Punt (6)

Artikel 71, lid 2

Artikel III, onderdeel E

Artikel 3:276, lid 2–3

Punt (7)

Artikel 72, lid 2

Artikel III, onderdeel L

Artikel 3:280a, lid 1–2

Punt (8)

Artikel 72bis

Artikel III, onderdeel F

Artikel 3:276a

Punt (9)

Artikel 73, lid 2

Artikel III, onderdeel H

Artikel 3:277a

Punt (10)

Artikel 80, lid 7, punt a)

AMvB (Bpr Wft)

Artikel 3:57

Punt (11)

Artikel 84, lid 2 en 6

AMvB (Bpr Wft)

Artikel 3:57

Punt (12)

Artikel 89, lid 1, punt e)

AMvB (Bpr Wft)

Artikel 3:57

Punt (13)

Artikel 105, lid -4

lid 3

AMvB (Bpr Wft) Ministeriële regeling

Artikel 3:57

1:51e

Punt (14)

Artikel 122bis, lid 2

AMvB (Bpr Wft)

Artikel 3:57

Punt (15)

Artikel 125, lid 2

Artikel III, onderdeel D

Artikel 3:275, lid 2

Punt (16)

Artikel 126

Artikel III, onderdeel D

Artikel 3:275, lid 3–5

Punt (17)

Artikel 127, lid 1

Behoeft geen implementatie

 
 

Artikel 127, lid 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 1:70

Punt (18)

Artikel 129, lid 1–3

Artikel III, onderdelen J en K

Artikelen 3:278b en 3:278c

Punt (19)

Artikel 131bis, lid 2

Ministeriële regeling

Artikel 1:54b, lid 3

Punt (20)

Artikel 132, lid 1

Artikel III, onderdeel B

Artikel 1:51a, lid 3 (a)

Punt (21)

Artikel 135

Behoeft geen implementatie

Artikelen 3:271 en 3:272

Punt (22)

Artikel 139, lid 3

Behoeft geen implementatie

 

Punt (23)

Artikel 140, lid 1

Behoeft geen implementatie

Artikel 1:51

 

Artikel 140, lid 3

Ministeriële regeling

Artikel 1:69, lid 3

Punt (24)

Artikel 141

Behoeft geen implementatie

Artikel 1:55, lid 2

 

Artikel 142

Behoeft geen implementatie

Artikelen 1:75, eerste lid, en 3:295

Punt (25)

Artikel 143, lid 1

Artikel III, onderdeel G

Artikel 3:277, lid 1

 

Artikel 143, lid 3

Behoeft geen implementatie

Artikel 3:277, lid 3

Punt (26)

Artikel 146bis

Artikel III, onderdeel C

Artikel 3:74a

Punt (27)

Bijlage X

AMvB (Bpr Wft)

 

Artikel 4, betreffende wijzigingen in de richtlijn solvabiliteit II (2009/138/EG)

 

Richtlijn 2009/138

Wetsvoorstel

Wft

Punt (1)

Artikel 212, lid 1, punten f en g

Behoeft geen implementatie

Artikel 1:1

 

Artikel 212, lid 1, punt h

Behoeft geen implementatie

Artikel 1:1

Punt (2)

Artikel 213, lid 2–3

Artikel IV, onderdeel C

Artikel 3:285, lid 2, 3, 5

 

Artikel 213, lid 4–5

Artikel IV, onderdeel D

Artikel 3:285a

 

Artikel 213, lid 6, eerste alinea

Ministeriële regeling

Artikel 1:69, lid 3

Artikel 213, lid 6, laatste alinea

Behoeft geen implementatie

 

Punt (3)

Artikel 214, lid 1

Behoeft geen implementatie

 

Punt (4)

Artikel 215, lid 1–2

Artikel IV, onderdeel E

Artikel 3:286, lid 1–2

Punt (5)

Artikel 216, lid 1

Artikel IV, onderdeel F

Artikel 3:287, lid 1

Punt (6)

Artikel 219, lid 1–2

Artikel IV, onderdeel G

Artikel 3:288a, lid 2, 3, 5

Punt (7)

Artikel 226

AMvB

Artikel 3:288a, lid 2

Punt (8)

Artikel 231, lid 1

AMvB

Artikel 3:288a, lid 2

Punt (9)

Artikel 233, lid 5

AMvB

Artikel 3:288a, lid 2

Punt (10)

Titel onderafdeling 5

Behoeft geen implementatie

 

Punt (11)

Artikel 235

AMvB

Artikel 3:288a, lid 2

Punt (12)

Artikel 243

Artikel IV, onderdeel H

Artikel 3:288c

Punt (13)

Artikel 244, lid 2

Artikel IV, onderdeel I

Artikel 3:288e, lid 1

Punt (14)

Artikel 245, lid 2

Artikel IV, onderdeel J

Artikel 3:288f, lid 1

Punt (15)

Artikel 246, lid 4

Artikel IV, onderdeel K

Artikel 3:288h, lid 4

Punt (16)

Artikel 247, lid 2

Artikel IV, onderdeel B

Artikel 3:282

Punt (17)

Artikel 249, lid 1

Ministeriële regeling

Artikel 1:51e

Punt (18)

Artikel 256, lid 1–2

Artikel IV, onderdeel L

Artikel 3:288i, lid 1

Punt (19)

Artikel 257

Behoeft geen implementatie

Artikelen 3:271 en 3:272

Punt (20)

Artikel 258, lid 1–2

Artikel IV, onderdeel A

Artikel 1:58e, lid 1–2

Punt (21)

Artikel 262

Artikel IV, onderdeel N

Artikel 3:288k, lid 2–4

Punt (22)

Artikel 263

Artikel IV, onderdeel M

Artikel 3:288j, lid 5–6

De artikelen 5 (evaluatie van de richtlijn financiële conglomeraten door de Europese Commissie), 6 (omzetting van de richtlijn door de Lidstaten) en 7 (inwerkingtreding) behoeven geen implementatie.


X Noot
1

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat (PbEU L 35).

X Noot
2

Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU L 335).

X Noot
3

Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEU L 177).

X Noot
4

Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep (PbEG L 330).

X Noot
5

Zie het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen, bijlage A, methode 2.

X Noot
6

Zie de memorie van antwoord bij de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II (Kamerstukken I, 2012–2013, 33 273, nr. C.

X Noot
7

Regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), derde nota van wijziging (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 708, nr. 17, blz. 20–21).

Naar boven