Op 23 september jl. vond in het Europees parlement te Brussel een interparlementaire
conferentie plaats over de Europees Semester-cyclus 2014 en de prioriteiten voor de
Jaarlijkse Groeianalyse 2015. De bijeenkomst was onderdeel van een reguliere vergadering
van de commissie Economische en Monetaire Zaken (ECON) van het Europees parlement
(EP). Hieraan is namens de Tweede Kamer deelgenomen door het lid Schut-Welkzijn (VVD),
tevens rapporteur voor het Europees Semester 2014. Namens de Eerste Kamer is deelgenomen
door het lid De Boer (GroenLinks). Hierbij treft u een kort verslag van de bijeenkomst.
Bij de bijeenkomst waren verder, naast de leden van de ECON-commissie van het Europees
parlement, leden aanwezig van de nationale parlementen van België, Ierland, Kroatië,
Litouwen, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal en Roemenië.
Het debat tijdens deze eerste interparlementaire bijeenkomst met het nieuw gekozen
Europees parlement leek levendiger dan in het verleden, waarschijnlijk mede dankzij
de prominentere aanwezigheid van EU-kritische geluiden. Positief was ook dat er, net
als overigens tijdens de Europese Week van 20-22 januari 2014, meer dan in het verleden
sprake was van echte dialoog doordat sprekers en woordvoerders reageerden op elkaars
bijdragen.
De bijeenkomst begint met een bespreking van het concept-verslag van rapporteur Philippe
De Backer (ALDE, BE) inzake het Europees semester voor economische beleidscoördinatie:
uitvoering van de prioriteiten voor 2014. Als eerste aan het woord zijn de schaduwrapporteurs,
de woordvoerders van de verschillende politieke groepen in het EP. Veel van hen zijn
wat minder positief dan De Backer over het economisch herstel in Europa. Suggesties
voor oplossingen lopen sterk uiteen, van maatregelen op het gebied van begrotingsbeleid,
stimulering van publieke en/of private investeringen, tot het afschaffen van de euro.
De reacties van de aanwezige nationale parlementariërs verschillen evenzeer. Sommigen
stellen dat meer tijd nodig is voor het implementeren van de landenspecifieke aanbevelingen,
anderen merken op dat de aanbevelingen niet als dwingend worden beschouwd, of wijzen
op verschillen tussen de lidstaten wat betreft inzet, implementatie, en parlementaire
invloed op het besluitvormingsproces. In de meeste reacties klinkt waardering voor
het feit dat de nationale parlementen in dit stadium betrokken worden, maar verschillende
sprekers (waaronder de Nederlandse Europarlementariër Van Nieuwenhuizen) merken op
dat uit veel lidstaten geen nationale parlementariërs aanwezig zijn, terwijl het wel
vaak landen betreft waar veel kritiek is op de aanbevelingen uit het Europees Semester.
Door de Ierse parlementariër Lynch wordt geopperd om nationale parlementen niet alleen
te betrekken in het Europees Semester-proces, maar ze ook meer tijd te geven om de
voorstellen te analyseren en behandelen.
Namens de Tweede Kamer gaat rapporteur Schut-Welkzijn in op best practices bij de
behandeling van het Europees Semester. Uit de werkwijze van de Tweede Kamer haalt
zij drie elementen naar voren, namelijk de betrokkenheid van de vakcommissies bij
het Europees beleid, het jaarlijkse plenaire debat in april voorafgaand aan de versturing
van het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma naar Brussel,
en de opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen in de begroting.
Verder gaat zij in op de Nederlandse begrotingsplannen voor 2015. Ze geeft aan dat
Nederland sinds dit voorjaar uit de Buitengewoon Tekortprocedure is, en dat er voor
volgend jaar geen nieuwe bezuinigingen gepland staan. Wel wordt een aantal eerder
afgesproken bezuinigingsplannen het komend jaar geïmplementeerd, bijvoorbeeld op het
gebied van de zorg en het pensioensysteem. Deze hervormingen, die in lijn zijn met
de landenspecifieke aanbevelingen, maken de overheidsuitgaven houdbaar op de lange
termijn.
In reactie op alle bijdragen is tot slot het woord weer aan rapporteur De Backer.
Hij geeft aan dat hij de aangedragen punten de komende weken zal meenemen in de discussie
over het rapport met onder andere de schaduwrapporteurs. Hij stelt verder in reactie
op de door sommige parlementariërs geuite kritiek dat de aanbevelingen worden opgelegd
dat het lidmaatschap van een monetaire unie een verantwoordelijkheid met zich meebrengt
en dat die direct gerelateerd is aan economisch beleid. Het herstel van de Europese
economie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, evenals het hiervoor nodige beleid
en de implementatie daarvan, zo stelt de heer De Backer.