33 574 Interparlementaire conferentie inzake het Europees Semester

A/ Nr. 1 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 8 februari 2013

Van 28 tot en met 30 januari jl. vond in het Europees Parlement te Brussel een interparlementaire conferentie, de «Europese Week», plaats over het Europees Semester. Conform besluit in uw procedurevergadering d.d. 6 december 2012 heeft het lid Servaes (PvdA) hieraan deelgenomen als rapporteur voor het Europees Semester, alsmede de leden Lucas (VVD), Schut-Welkzijn (VVD) en Merkies (SP). Hierbij treft u een kort verslag van de bijeenkomst.

De Europese Week werd georganiseerd door de commissies Economische en Monetaire Zaken (ECON), Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL), en Begroting (BUDG) van het Europees Parlement. Daarnaast organiseerden enkele politieke fracties van het Europees Parlement voorafgaand aan de interparlementaire conferentie bijeenkomsten met hun politieke geestverwanten uit de delegaties van de nationale parlementen.

Naast de Europarlementariërs van de commissies ECON, EMPL en BUDG van het Europees Parlement waren delegaties van de volgende nationale parlementen van de lidstaten aanwezig: België, Bulgarije, Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De leden Backer (D66) en Van der Linden (CDA) waren aanwezig namens de Eerste Kamer.

Plenair openingsdebat

Op 29 januari begon de bijeenkomst met een inleiding door Eurocommissarissen Rehn (vice-president en Eurocommissaris voor Economische en Monetaire Zaken) en Andor (Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie), gevolgd door plenaire discussie door de aanwezige parlementariërs. De heer Rehn stelt in zijn inleiding dat er voorzichtige tekenen van herstel zichtbaar zijn in de voornaamste crisislanden, waaronder Ierland, Spanje, en Griekenland. Stijgende lonen in Duitsland helpen daarnaast ook het evenwicht te herstellen. Toch blijft het nodig innovatie en ondernemerschap te stimuleren, en daarbij de begrotingen onder controle te houden zonder de werkgelegenheid in gevaar te brengen. Wat de Europese Commissie betreft zijn het totstandbrengen van de Bankenunie en het Europees Bankafwikkelingsmechanisme dit jaar belangrijke prioriteiten.

In de discussie die volgt benadrukt rapporteur Servaes namens de Tweede Kamer het belang van deze bijeenkomst omdat zij nationale parlementen de gelegenheid biedt te leren van elkaars ervaringen en aanpak van het Europees Semester. Voor een adequate parlementaire controle van dit proces is het noodzakelijk dat nationale parlementen tijdig en onafhankelijk toegang hebben tot relevante informatie en dat de meeste, zo niet alle, stukken openbaar toegankelijk zijn – ook die van de Raad. Hij meldt de vergadering dat een meerderheid van de Kamer sterkere coördinatie van het economisch en begrotingsbeleid van de EU-lidstaten steunt, maar dat ook in Nederland een levendig debat plaatsvindt over dit onderwerp en dat er dus eveneens partijen zijn die een veel kritischer houding aannemen. Hoe dan ook maakt versterkte beleidscoördinatie het organiseren van democratische controle en het verwerven van draagvlak op nationaal niveau alleen maar noodzakelijker. De Kamer hecht daarom groot belang aan een sterke rol voor nationale parlementen in de verschillende fases van het Europees Semester. Tot slot wijst hij nog op het belang dat de Kamer hecht aan naleving van het subsidiariteitsprincipe. Aanbevelingen van de Europese Commissie moeten een algemeen, macro-economisch karakter houden. Regeringen en parlementen van de lidstaten houden het laatste woord wat betreft specifieke beleidskeuzes.

Verschillende parlementariërs uit andere lidstaten steunden deze lijn. Zo riep de heer Gałażewski (Polen, Sejm) op tot aanpassing van de proces van het Europees Semester, zodat daarin echt ruimte komt voor discussie tussen de Europese Commissie en de nationale parlementen en deze niet achteraf hoeven te horen wat er besloten is. Ook mevrouw Auroi (Frankrijk, Assemblée Nationale) sprak uit dat de dialoog gevoerd moet worden via verkozen volksvertegenwoordigers. Mevrouw Kudla (Duitsland, Bondsdag) sprak ook uit dat de coördinatie van beleid tussen EU-landen zich moet beperkten tot onderwerpen die grensoverschrijdende effecten hebben.

Lord Harrison (Verenigd Koninkrijk, House of Lords) wees op de lage jeugdwerkloosheid in Nederland terwijl die in veel andere lidstaten aanzienlijk hoger ligt. We kunnen leren van elkaars beleid, was zijn boodschap.

Het lid Van der Linden (Eerste Kamer) waarschuwde voor een Europa van twee snelheden. De EU kampt met negatieve beeldvorming, en daarin zit een risico omdat de voorstellen van Van Rompuy vaak raken aan nationale bevoegdheden. Echter Europa is niet het probleem maar deel van de oplossing, stelde hij. Eigen inkomsten voor de EU kunnen helpen een eind te maken aan geruzie tussen netto-ontvangers en -betalers. Dat vereist echter wel zelfkritisch vermogen bij zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement.

Eurocommissaris Rehn verwees in zijn slotwoord onder andere naar de bijdrage van de rapporteur van de Tweede Kamer. Uw boodschap over subsidiariteit en de noodzaak van steun in nationale parlementen en het Europees Parlement is duidelijk aangekomen, stelde hij. Verwijzend naar de recente speech van de Britse premier Cameron over de toekomst van het VK in de EU riep hij het land op om een goede middenvelder te zijn in plaats van op de reservebank te gaan zitten. Verder noemde hij de vaak aangehaalde tegenstelling tussen noord en zuid in Europa een karikatuur. Het is niet zo dat in het zuiden alleen maar geld wordt uitgegeven, zei hij. Onderlinge solidariteit alleen was echter niet voldoende om uit de crisis te komen, daarvoor was een echte monetaire unie nodig zodat zaken ook konden worden opgelegd.

Deelsessie Begroting

Tijdens een deelsessie georganiseerd door de commissie Begroting (BUDG) van het Europees Parlement riep de voorzitter van de BUDG-commissie, de heer Lamassoure (EPP) op tot een echt Eigen-Middelensysteem voor de EU zodat deze minder afhankelijk zou worden van bijdragen van de lidstaten. De rapporteur voor de EU-begroting van 2014, mevrouw Jensen (ALDE) stelde dat de EU-begroting niet gezien moet worden als een last op nationale begrotingen, maar als een manier om zaken efficiënter, gezamenlijk, aan te pakken. Eurocommissaris Lewandowski (Financiële Programmering en Begroting) zijn hoop uit dat de Ecofin-raad over een week een akkoord weet te bereiken over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

Het lid Lucas (Tweede Kamer) bracht tijdens de discussie in dat de EU-begroting gemoderniseerd moet worden. Er moet minder geld naar cohesiefondsen en meer naar innovatie. Europa moet zichzelf uit de crisis innoveren. Daarbij heeft de Europese Commissie de verantwoordelijkheid om de EU-begroting onder controle te houden en te moderniseren, te meer daar zij diezelfde aanbevelingen doet aan de lidstaten in de Jaarlijkse Groeianalyse en de Landenspecifieke Aanbevelingen. De Commissie moet zelf dus het goede voorbeeld geven.

De heer Gałażewski sprak steun uit voor de Nederlandse wens om de begroting te moderniseren. Wel was het nu te laat om dat volgende week al te bereiken. Andere aanwezigen lieten zich kritisch uit over begrotingskeuzes die nu gemaakt worden. Zo vroeg de heer Giorgetti (Italië, Camera dei Deputati) zich af waarom de fiscal compact Italië dwingt tot het verhogen van zijn belasting op arbeid, en stelde mevrouw Sousa (GUE-NGL, Europees Parlement) dat bezuinigingen op de EU-begroting niet de wens van het EP waren maar worden opgelegd door de Europese Commissie en de lidstaten.

In zijn slotwoord beaamde Eurocommissaris Lewandowski dat de EU-middelen beperkt waren. Door die echter effectief in te zetten, kon dit nog steeds economische groei ten goede komen zoals verschillende lidstaten al hadden laten zien. Mevrouw Trautmann (S&D, Europees Parlement), rapporteur voor het Europees Semester, beaamde tot slot dat er niet van de lidstaten gevraagd kan worden om hun begrotingen op orde te brengen, als de EU-instellingen daar zelf niet toe in staat waren. Het verdiende daarom aanbevelingen om nog eens goed te kijken naar de verschillen in bijdragen tussen de lidstaten en de eigen EU-uitgaven.

Deelsessie Economische Zaken en Werkgelegenheid

De deelsessie georganiseerd door de commissie Economische Zaken en Werkgelegenheid werd ingeleid door de heer Guntram Wolff, onderdirecteur van de denktank Bruegel te Brussel, en de heer Stefan Collignon, hoogleraar politieke economie aan de Sant’Anna School of Advanced Studies in Pisa.

De heer Wolff ging in op het probleem van de democratische legitimiteit van het Europees Semester-proces. De mate waarin nationale parlementen betrokken zijn, verschilt namelijk sterk per lidstaat. Erkend moet worden dat soevereiniteit niet meer louter op het nationale niveau ligt, maar verdeeld is tussen het nationale en het Europese besluitvormingsniveau. De discussie zou dan ook moeten gaan over de vraag wat het betekent om een «subsoevereine» staat te zijn, en wat voor legitimiteit nationale parlementen kunnen verschaffen bij deze nieuwe vorm van soevereiniteit. Het louter decentraliseren van besluitvorming werkt daarbij niet altijd, omdat de gevolgen van het niet aanpakken van onevenwichtigheden door het ene land, elders in de Unie voelbaar kunnen zijn. De besluitvorming over Europese publieke goederen moet dus wel gecentraliseerd gebeuren, maar met een duidelijk onderscheid tussen de bevoegdheden van het nationale en het EU-niveau. Leve de Europese Republiek, besluit hij zijn betoog.

De heer Collignon stelde dat het feit dat er op Europees niveau zo veel verschillende beslissers zitten, de legitimiteit van besluitvorming in de weg zit. Het is daardoor niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor een besluit dat genomen is. Echter, mensen accepteren besluiten waar ze het niet mee eens zijn eerder als ze weten dat ze degene die het besluit genomen heeft naar huis kunnen sturen. Het probleem in de EU is nu dat consensus bereikt wordt in de Europese Raad, op het EU-niveau, door beslissers die gekozen zijn op het nationale niveau. Mensen geloven niet langer dat ze het beleid kunnen veranderen door een andere regering te kiezen, en verwerpen dan uiteindelijk het systeem als geheel. Het Europees Semester kampt ook met dit probleem, dat ook het onderwerp is van de recente speech van de Britse premier Cameron. Wat het antwoord moet zijn is niet eenvoudig te zeggen. In elk geval moet de vraag wie het effect ondervindt van beleid een belangrijke rol spelen. Vaak zijn er externaliteiten, doordat beleid van het ene besluitvormingsniveau of land, doorwerkt in een ander niveau of land. Subsidiariteit kan een antwoord zijn als het iets doet aan het externaliteitenprobleem. Uiteindelijk moeten de niveaus van de externe effecten van publieke goederen leidend zijn: besluiten moeten genomen worden door mensen, niet door staten.

De heer Hannigan (Ierland, Oireachtas) wees erop dat het referendum over de Fiscal Compact in Ierland heeft geleid tot aanzienlijk meer publieke aandacht en meer legitimiteit voor de genomen beslissing. Meer betrokkenheid van nationale parlementen bij het proces van het Europees Semester is dus zeer aan te raden.

De Duitse afgevaardigde Spatz (Bondsdag) vroeg zich af hoeveel burgers in Europa op dit moment zouden instemmen met het «Leve de Europese Republiek» van de heer Wolff. Het probleem is dat er op dit moment geen Europese publieke ruimte bestaat, alleen nationale publieke ruimtes. We zijn aangewezen op het bestaande instrumentarium om legitimiteit te verwerven. Van belang daarbij is dat we ons houden aan afspraken zoals die zijn vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, anders ondermijnen we het draagvlak van onze burgers. Het Europees Semester is belangrijk, omdat het helpt toezicht te houden op het nakomen van de afspraken die we onderling gemaakt hebben.

Ook de Franse parlementariër Caresche (Assemblée Nationale) gaat in op het probleem van de legitimiteit. We zien op dit moment een soevereiniteitsverschuiving die niet voorzien was in de verdragen, stelde hij. Het gaat hier om veel beleidsterreinen, niet alleen de begroting maar ook arbeidswetgeving en dergelijke. In een federaal systeem zijn het federale instellingen die federale instellingen controleren. Maar wat we nu hebben in de EU is een systeem waar federale instellingen lokale (nationale) instellingen controleren.

Het lid Van der Linden (Eerste Kamer) bracht in dat het probleem in de EU is dat we het niet eens zijn over wat we willen met Europa. We zullen keuzes moeten maken. Een Europa à la carte is niet mogelijk: we zijn nu eenmaal lid van een vereniging en zullen moeten leren de regels die door de meerderheid zijn vastgesteld te accepteren. Om steun van de burgers te krijgen voor het Europese project moeten we successen laten zien, maar die komen er niet als we verdeeld zijn. Daarom is versterking van de Eurozone noodzakelijk. Het plan Van Rompuy is in grote lijnen een uitstekend plan, dit moeten we met overtuiging uitdragen naar onze burgers. Wat het onderwerp soevereiniteit betreft: Veel bevoegdheden liggen bij de lidstaten. Daarom moeten de nationale parlementen bij deze discussie serieus genomen worden. En wat Nederland betreft: de regering heeft daarbij niet alleen de steun nodig van de Tweede Kamer, maar ook die van de Eerste.

De heer Schmidt (Europees Parlement, ALDE) memoreerde dat hij zich in zijn land wat dit betreft bij een minderheid bevindt, maar dat hij maar wat graag zou zien dat zijn land toetrad tot de Eurozone. Echter ook als Europarlementariër voelde hij zich wel eens eenzaam, zei hij, omdat hij weinig contact heeft met nationale parlementen over de onderwerpen waar hij in het Europees Parlement aan werkt. Meer uitwisseling was echter zeer welkom wat hem betreft, en hij riep de nationale parlementen dan ook op om Europarlementariërs uit te nodigen bij hun overleggen.

De heer Wolff reageerde op het debat met de opmerking dat een geleidelijke aanpak misschien het beste is om burgers bij het proces te betrekken. Te geleidelijk is echter ook niet goed, omdat dit hoge kosten met zich mee kan brengen: denk aan de aanpak van de bankencrisis. De noodzaak van Europa moet bij dit alles duidelijker uitgelegd worden. Richting Frankrijk merkte hij op dat toetreding tot een monetaire unie inderdaad betekent dat soevereiniteit wordt ingeleverd. Als we de monetaire unie verder willen voltooien, dan moeten we ons realiseren dat daar opnieuw soevereiniteit voor moeten worden ingeleverd.

De heer Collignon herhaalde nog eens dat de burger in Europa soeverein moest zijn, niet de lidstaten. Hij verwees naar de verkiezingen in Griekenland van mei 2012, die een maand later over moesten omdat de rest van Europa de uitkomst niet zag zitten. Hetzelfde zou zich kunnen gaan voordoen in Italië. Dat is het grote probleem van Europa op dit moment.

De rapporteur van het Europees Parlement voor het Europees Semester, mevrouw Ferreira (S&D), stelde afsluitend dat de rol van de Raad, vooral Ecofin, de laatste jaren sterker is geworden, evenals de rol van het Europees Parlement. Door de financiële crisis die in 2008 losbarstte moest snel ingegrepen worden, waardoor de rol van de EU veel sterker is geworden dan voorzien was. Van enkele lidstaten zou je kunnen zeggen dat ze daardoor nu «subsoeverein» zijn geworden. Daarvoor moet een oplossing gevonden worden. Het beeld van de heer Collignon, de «Europese Republiek» sprak haar aan, maar zij meende ook dat er nog erg veel moet gebeuren voor het zo ver is.

Deelsessie Werkgelegenheid en Sociale Zaken

Aan de deelsessie georganiseerd door de commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het EP werd deelgenomen door de leden Schut-Welzijn en Backer. Een belangrijke agendapunt vormde hier de door de Europese Commissie voorgestelde Jeugdgarantie, die ervoor moet zorgen dat geen enkele jongere in de EU meer dan vier maanden zonder werk, opleiding of leerplek komt te zitten.

Mevrouw Berès (S&D, Europees Parlement), voorzitter van de EMPL-commissie, gaf aan het belangrijk te vinden dat lidstaten zich eraan verbonden deze Jeugdgarantie in te voeren. Zij wees op het EP-advies om 25% van de gelden in het Europees Sociaal Fonds hiervoor te reserveren. Tijdens het debat bleek er veel steun voor de stelling dat jeugdwerkloosheid moest worden aangepakt en dat de jeugdgarantie daarvoor een goed middel kon zijn. Deze steun kwam niet alleen van partlementariërs uit de zuidelijke lidstaten, waar de werkloosheid zeker onder de jeugd hoog is, maar bijvoorbeeld ook van de Finse parlementariër mevrouw Filatov (Eduskunta).

Het lid Backer (Eerste Kamer) wees er op dat hervormingen wel nodig waren, bijvoorbeeld van de arbeidsmarkt, ook als dat politiek gezien soms moeilijk was. Steun voor arbeidsmarkthervormingen werd ook uitgesproken door de heer Scheffer (Duitsland, Bondsdag).

Het lid Schut-Welkzijn (Tweede Kamer) stelde dat zij wel voor algemene hervormingsmaatregelen was, zodat economische groei wordt gestimuleerd en de werkloosheid verlaagd. Zulke maatregelen komen iedereen ten goede die op zoek is naar een baan. Maar een jeugdgarantie vindt zij geen goed idee, omdat het bedrijven zijn die banen scheppen, niet de overheid. Als de subsidie ophoudt, houdt een baan die daarmee gecreëerd is ook op te bestaan. De EU kan hier bovendien weinig meerwaarde bieden. Tot slot ging zij nog in op de goede ervaringen met het Nederlandse beleid om jeugdwerkloosheid laag te houden.

Gesprek met Nederlandse Europarlementariërs

De delegatie heeft een gesprek gevoerd met Nederlandse Europarlementariërs die betrokken zijn bij het Europees Semester. Aanwezig waren de Europarlementariërs Van de Camp (CDA), Cornelissen (GroenLinks), Van Dalen (CU), Merkies (PvdA) en Mulder (VVD). Deze laatste zat het gesprek ook voor. Onderwerp van het gesprek was hoe de betrokkenheid van het nationale parlement bij het Europees Semester verder verbeterd kan worden, en wat er verbeterd kan worden aan de organisatie van de Europese Week zelf.

Er was brede overeenstemming tussen de aanwezigen dat het debat tijdens een interparlementaire conferentie interactiever gemaakt kan worden. Daarbij zou vooral meer ruimte moeten komen voor uitwisseling en debat tussen de aanwezige nationale parlementariërs. Verder werd gesproken over de manier waarop het Europees Semester in het Europees Parlement en in de beide Kamers der Staten-Generaal behandeld wordt, en werden tips en adviezen uitgewisseld.

Plenair slotdebat

Het plenaire slotdebat op woensdag 30 januari begon met een samenvatting van de ECON- en EMPL-deelsessies van de vorige dag door de betreffende voorzitters, respectievelijk de heer Lamassoure (PPE) en mevrouw Berès (S&D).

Vervolgens was het woord aan de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso. Hij stelde dat de EU en de Eurozone sinds eind 2012 bezig zijn uit de recessie te komen. De eerste boodschap die hij de conferentie daarom wilde meegeven was dat de inspanningen die zowel op het Europese als het nationale niveau geleverd worden de moeite waard zijn, en niet tevergeefs. Maar zijn tweede boodschap was dat dit nog absoluut geen aanleiding was om achterover te leunen. In twaalf lidstaten ligt de jeugdwerkloosheid nog steeds boven de 25%. In sommige lidstaten is sprake van een echte sociale noodsituatie. Eindelijk waren de meeste lidstaten het erover eens dat werkloosheid ook op het Europese niveau aangepakt moet worden. Hij hoopt dan ook dat de door de Commissie voorgestelde Jeugdgarantie zal worden aangenomen.

Wat betreft de discussie over het Meerjarig Financieel Kader stelde de heer Barroso dat hij de positie van sommige lidstaten niet goed begreep. Terecht vonden deze lidstaten dat groei en concurrentievermogen ondersteund moeten worden. Maar waarom mocht de Europese begroting daar dan niet voor worden ingezet?

Denkend voorbij de Jaarlijkse Groeianalyse is volgens Barroso actie nodig op drie fronten: Ten eerste moeten de Lidstaten structurele hervormingen doorvoeren waarmee hun begroting op orde komt en de concurrentiekracht van hun economie herstelt. In de tweede plaats zijn specifieke maatregelen nodig die de governance van de Eurozone versterken en de effectiviteit van het begrotingsbeleid van de verschillende lidstaten verbeteren. En tot slot is nodig dat in de 27, 28 lidstaten de legitimiteit en democratische controle worden versterkt van de nieuwe functies die worden toegekend aan het Europese niveau.

De voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, begon zijn betoog eveneens met de vaststelling dat 2013 wat positiever begonnen was voor de Eurozone en de Euro dan eerdere jaren. De begrotingen zijn gezonder, de spreads zijn aan het dalen, en de financiële fragmentatie binnen de Eurozone neemt af. Toch is er nog een lange weg te gaan. We zijn tenslotte aan het herstellen van de langste economische crisis sinds de jaren dertig, inclusief een existentiële crisis voor de euro. Het jaar 2012 vormde echter een keerpunt. Later, als het stof is opgetrokken, zal worden vastgesteld hoe belangrijk de beslissingen waren die toen genomen zijn.

Twee grondbeginselen lagen ten grondslag aan al deze beslissingen: meer verantwoordelijkheid, voor nationale regeringen, in het bijzonder via de Fiscal Compact. En meer solidariteit, met name via het Europees Stabiliteitsmechanisme ESM. Die twee grondbeginselen kunnen niet los van elkaar gezien worden.

Deze hervormingen kwamen tot stand onder druk van de financiële markten, maar zouden anders ook nodig geweest zijn. Niet vanwege de druk van de markt – markten zijn niet altijd rationeel – maar omdat er objectieve factoren die we niet hadden kunnen negeren: de houdbaarheid van schulden, concurrentiekracht, demografische veranderingen, en dergelijke.

We hebben meer structurele economische groei nodig, niet alleen groeiherstel op de korte termijn. Onze concurrentiekracht staat immers onder constante druk van opkomende landen als China, maar ook van veranderingen als die in het energiebeleid van de VS. Het uiteindelijke doel van groei is natuurlijk werkgelegenheid. Groei is op zichzelf een sociaal doel. In deze context is mij door de Europese Raad en de voorzitter van de Europese Commissie gevraagd om voorstellen te doen over de sociale dimensie van onze Economische en Monetaire Unie.

De plannen voor een Bankenunie, met een gemeenschappelijk toezichtmechanisme (SSM) voor banken in de eurozone, zijn al in een ver stadium. Tijdens de laatste Europese Raad, van december 2012, spraken we af om te onderzoeken hoe we ons economisch en begrotingsbeleid vergaander kunnen coördineren, bijvoorbeeld via hervormingscontracten tussen de lidstaten en de EU.

De belangrijkste les die we geleerd hebben is echter dat we allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Economisch beleid in de ene Lidstaat heeft een enorme impact op het lot van een andere. Bijeenkomsten als deze zijn daarom belangrijk. Het is van belang dat onze procedures democratische legimiteit hebben. Het Europees Parlement en de nationale parlementen zijn daarbij geen rivalen, maar twee kanten van dezelfde medaille. Samenwerking tussen dezen, zoals voorzien in artikel 9 van Protocol 1 van het Verdrag van Lissabon en artikel 13 van het Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU, is zeer belangrijk.

In de discussie die volgde herinnerde de heer Barrett (Ierland, Ceann Comhairle (voorzitter) van de Dáil) eraan hoe zwaar de economische hervormingen in Ierland geweest zijn de afgelopen jaren. Hij is echter blij dat de andere EU-landen toen de helpende hand hebben toegestoken.

Mevrouw Kudla (Duitsland, Bondsdag) stelde dat geen beslissingen genomen moeten worden die niet democratich gelegitimeerd zijn. Zij vroeg zich daarom af waarom we bang zouden moeten zijn voor referenda. Die angst is immers alleen nodig als we denken dat we de burgers niet mee kunnen nemen in onze beslissingen.

De heer Barret reageert hierop met de verzekering, op grond van zijn Ierse ervaringen, dat referenda inderdaad geen gemakkelijke taak zijn voor politici. Echter, eens een referendum achter de rug is en men de instemming van de bevolking heeft, is de beloning ook groot. Lage opkomstcijfers en goede communicatie blijven echter een uitdaging.

Het lid Servaes (Tweede Kamer) sprak zijn teleurstelling uit over het feit dat de heren Barroso en Van Rompuy onmiddellijk na hun toespraken de zaal hadden verlaten. Op deze manier is een debat immers niet mogelijk. Tegen de nog wel aanwezige Eurocommissaris Šefčovič (Interinstitutionele Betrekkingen en Administratie) merkte hij op dat een belangrijk zorgpunt voor het Nederlandse parlement is dat de voorbereiding van Europese Raden zo ondoorzichtig is. De Van Rompuy-rapporten en de Barroso-blueprint waren allemaal pas dagen voor de betreffende top beschikbaar. Een probleem is er ook met de als Limité aangemerkte Raadsdocumenten, waar parlementsleden niet in een publiek debat naar kunnen verwijzen. Hij riep de Raad dan ook op deze publiek te maken.

In zijn antwoord verwees de heer Šefčovič naar zijn recente bezoek aan Nederland, waar hij was om de begrotings- en financiële consequenties van EU-voorstellen met het parlement te bespreken. Wat betreft transparantie stelde hij dat discussies in de Raad zelf al aanzienlijk transparanter zijn geworden, bijvoorbeeld door het direct uitzenden van delen van de discussies. Een document als de blueprint zag hij vooral als een discussiedocument waaraan nog verder gewerkt wordt, zei hij, niet als een concreet voorstel. De Europese Commissie doet wat zij kan om de transparantie te verbeteren, maar staat altijd open voor suggesties.

De heer Lamassoure merkte op dat in elk geval heel transparant was dat de Raad bezig was de geest van de Verdragen te schenden. Volgens de Verdragen was de Raad er immers alleen om de grote lijnen van het EU-beleid uit te zetten. De Raad ziet zichzelf volgens hem echter steeds meer als het hoogste orgaan van de Unie, dat vindt dat alle andere instellingen, zoals het Europees Parlement en de nationale parlementen, maar met zijn besluiten moeten instemmen. Daarbij bleef de Raad in het geheim vergaderen, zoals men dat doet in de diplomatie. Stel u echter voor dat in Duitsland de ministers van financiën van de Länder in het geheim de begroting van de federale overheid zouden vaststellen. Zoiets zou toch volkomen onaanvaardbaar zijn?

De voorzitter van de delegatie, Servaes

De griffier van de delegatie, Beun

Naar boven