33 573 Tijdelijke regels voor experimenten met stembiljetten en een centrale stemopneming (Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is tijdelijke regels vast te stellen voor experimenten met stembiljetten, ter bevordering van de mogelijkheid voor kiezers buiten Nederland hun stem tijdig uit te brengen, alsmede tijdelijke regels vast te stellen voor experimenten met een centrale opzet van de stemopneming, ter bevordering van de efficiency, transparantie en controleerbaarheid van de stemopneming;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

  • 1. Onze Minister kan besluiten dat experimenten plaatsvinden bij een stemming of stemopneming tijdens verkiezingen als bedoeld in de Kieswet en de Wet algemene regels herindeling met als doel de invoering van:

    • a. een stembiljet, waardoor de mogelijkheid voor kiezers buiten Nederland hun stem tijdig uit te brengen wordt bevorderd, doordat het stembiljet eerder kan worden toegezonden of van de elektronische weg gebruik kan worden gemaakt; of

    • b. een centrale opzet van de stemopneming op gemeentelijk niveau op één of meer locaties, waardoor de efficiency, transparantie en controleerbaarheid van de stemopneming worden bevorderd.

  • 2. Onze Minister kan, na instemming van de betrokken gemeenteraden, gemeenten aanwijzen waar een experiment wordt gehouden.

  • 3. Onze Minister wijst de voorzieningen aan die bij een experiment worden gebruikt.

Artikel 3

  • 1. De experimenten vinden voor zover mogelijk plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de Kieswet is bepaald.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de experimenten en de daarbij te gebruiken voorzieningen. Deze regels kunnen op het naastlagere niveau afwijken van het bepaalde bij en krachtens de volgende onderdelen van de Kieswet:

    • a. de artikelen E 4 tot en met E 10 en E 11, derde en vierde lid, zodat bij een experiment gemeentelijke stembureaus kunnen worden ingesteld en de taken van hoofdstembureaus kunnen worden toebedeeld aan de gemeentelijke stembureaus en het centrale stembureau;

    • b. de artikelen J 20, M 6 tot en met M 12 en M 14 tot en met M 17, met betrekking tot het verzenden en retourneren van bescheiden, de wijze waarop de stem wordt uitgebracht, de werkwijze en samenstelling van het briefstembureau, de inrichting van het briefstembureaulokaal, en de gang van zaken bij de ontvangst en het openen van retourenveloppen;

    • c. artikel J 1, vierde lid, de hoofdstukken N en O, en de artikelen P 1, P 21, derde lid, en P 22, met betrekking tot de stemopneming en de taken en werkwijze van het stembureau, het briefstembureau, de burgemeester, het hoofdstembureau en centraal stembureau bij de vaststelling van de verkiezingsuitslag;

    • d. de artikelen Y 2, Y 22 tot en met Y 23, Y 24 en Y 39, zodat een experiment ook tijdens de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement kan worden gehouden.

  • 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 4. Een voorziening als bedoeld in artikel 2, derde lid, wordt slechts aangewezen indien deze ten minste aan de volgende vereisten voldoet:

    • a. het geheime karakter van de stemming is voldoende gewaarborgd; en

    • b. de transparantie, controleerbaarheid en betrouwbaarheid van de verkiezing is voldoende gewaarborgd.

Artikel 4

  • 1. Dit artikel is van toepassing indien Onze Minister voor een experiment een stembiljet vaststelt waarbij logo’s van politieke groeperingen kunnen worden gebruikt.

  • 2. In het register, bedoeld in de artikelen G 1 of Y 2 juncto artikel G 1, van de Kieswet, worden tevens de logo’s van politieke groeperingen bijgehouden.

  • 3. Een politieke groepering kan het centraal stembureau verzoeken haar logo te registreren, dan wel haar geregistreerde logo te wijzigen. Verzoeken die zijn ontvangen na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 4. Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:

    • a. bij dat centraal stembureau de aanduiding van de politieke groepering niet is geregistreerd en, indien van toepassing, een reeds ingediend verzoek tot registratie van de aanduiding wordt afgewezen;

    • b. het logo strijdig is met de openbare orde;

    • c. het logo geheel of in de hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is;

    • d. het logo anderszins misleidend is voor de kiezers;

    • e. het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak overeenstemmend logo, tenzij dat andere verzoek reeds op een van de onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.

  • 5. Het centraal stembureau schrapt het logo van een politieke groepering wanneer het de aanduiding van die politieke groepering schrapt, dan wel op verzoek van die politieke groepering.

  • 6. Artikel Y 10 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Artikel G 5 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop een logo wordt overgelegd.

Artikel 5

  • 1. Onze Minister zendt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de voortzetting van die maatregel, anders dan als experiment.

  • 2. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden tevens de criteria voor de evaluatie van de experimenten geregeld.

Artikel 6

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. In bijlage 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming: artikel 4

2. In artikel 1 van bijlage 2 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming: artikel 2

3. In artikel 2 van bijlage 2 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming: artikelen 4

Artikel 7

In bijlage 1 en de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht vervallen de zinsneden met betrekking tot de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.

Artikel 8

  • 1. Deze wet, met uitzondering van artikel 7, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. Artikel 7 treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 9

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven