33 566 Financieel en sociaaleconomisch beleid

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2013

In het Sociaal Akkoord van 11 april jl. hebben Kabinet en sociale partners afspraken gemaakt die de Nederlandse arbeidsmarkt bestand moeten maken voor de uitdagingen van de toekomst1. Mensen moeten in de toekomst langer gezond en productief kunnen doorwerken tot aan de pensioengerechtigde leeftijd en daarbij zo nodig vaker kunnen wisselen van baan. Sociale partners hebben aangegeven dat zij hun verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt verdergaand willen oppakken bij het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid. Dit door onder andere te zorgen voor gezonde en goed geschoolde werknemers, door het bieden van begeleiding bij het vinden van ander werk en door het creëren van kansen voor mensen met een beperking.

Op dit ogenblik zijn veel mensen dagelijks met weinig succes op zoek naar werk. De recessie treft jongeren hard. Ook voor ouderen is het in deze onzekere tijden bijzonder lastig om weer een nieuwe baan te vinden.

Naast de maatregelen die het kabinet neemt om de Nederlandse economie structureel sterker te maken en de overheidsfinanciën op orde te brengen, zet het kabinet ook in op de ondersteuning van werkgelegenheid op korte termijn.

Tegen deze achtergrond heeft het Kabinet in zowel 2014 als in 2015 een bedrag van 300 miljoen euro beschikbaar gesteld voor cofinanciering2 van sectorplannen, waarin sectoren gericht aan de slag gaan met de uitdagingen op de arbeidsmarkt.

Het is dan ook noodzakelijk dat zo snel mogelijk gestart wordt met de aanpak die in het Sociaal Akkoord is afgesproken. Voor jongeren en ouderen heeft het Kabinet al een aantal maatregelen genomen. Maar meer is nodig, voor iedereen. Daarom wordt voorgesteld een deel van de middelen voor de cofinanciering van sectorplannen al in 2013 beschikbaar te stellen voor partijen die nog dit jaar met een adequaat sectorplan kunnen en willen starten.

Om een vliegende start te kunnen maken met de sectorplannen moeten de partijen in de arbeidsmarktsectoren snel weten waar zij aan toe zijn. Met deze brief informeer ik uw Kamer en ook partijen in het veld over de uitwerking van de voorwaarden voor cofinanciering van sectorplannen, zoals het kabinet met de Stichting van de Arbeid heeft afgesproken. Tenslotte ga ik op verzoek van uw Kamer in op de monitoring en evaluatie van de sectorplannen, mede in samenhang met de periodieke rapportages die de Stichting van de Arbeid aan uw Kamer heeft toegezegd.

Doel: Stimuleren participatie en behouden van werkgelegenheid door middel van maatwerk

De economie is in staat van laagconjunctuur en de werkloosheid loopt op. Werkloosheid is voor de betrokken huishoudens zeer ingrijpend. Het hebben van een baan is voor mensen meer dan het hebben van inkomen. Een baan biedt mensen een sociaal netwerk, zelfvertrouwen en de mogelijkheden tot ontplooiing.

Er bestaat geen simpele, snelle en allesomvattende oplossing voor de oplopende werkloosheid. Het is aan werkgevers en werknemers om in deze moeilijke tijden samen te komen tot maatregelen om duurzame werkgelegenheid te creëren. Daarom is het goed dat sociale partners in het Sociaal Akkoord hebben aangegeven bereid te zijn zich in te zetten voor het bevorderen van instroom van jongeren, het behoud van vakkrachten en het creëren van mogelijkheden om werknemers die hun baan dreigen te verliezen van werk naar werk te begeleiden. Omdat niet alle sectoren in dezelfde mate en op dezelfde wijze door de crisis worden getroffen, zijn gerichte stimuleringsmaatregelen en een (inter-)sectorale en regionale aanpak nodig.

In het Sociaal Akkoord is afgesproken dat het Kabinet door cofinanciering van sectorplannen ondersteuning zal bieden bij inspanningen om mensen die hun baan dreigen kwijt te raken via (inter-)sectorale mobiliteit en scholing aan de slag te houden. Ook het bieden van kansen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kan rekenen op steun, evenals het bieden van kansen aan jongeren om werkervaring op te doen. Daarnaast moeten sectorplannen bijdragen aan duurzame inzetbaarheid van werknemers en een betere werking van de arbeidsmarkt binnen en/of tussen sectoren, ook op langere termijn.

Wie kan cofinanciering van maatregelen in sectorplannen aanvragen?

Voor het slagen van een sectorplan is een stevig draagvlak onontbeerlijk. Daarom zal een (inter)sectoraal plan breed gedragen moeten zijn door een samenwerkingsverband van relevante organisaties binnen de betreffende sector of sectoren en wordt het ingediend namens deze partijen om voor cofinanciering in aanmerking te komen.

Het samenwerkingsverband bestaat tenminste uit de sociale partners van de betreffende sector(en)3. Het zijn immers de werkgevers en werknemers die de verantwoordelijkheid dragen bij het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid. Zij kunnen daarvoor met elkaar afspraken maken over de inzet van (stimulerings)maatregelen en over de middelen die daarvoor worden ingezet.

Omdat arbeidsmarkten tegelijkertijd een sectoraal en een regionaal karakter hebben, kan de nadruk in een sectorplan ook op regionaal niveau gelegd worden. Het samenwerkingsverband beperkt zich niet tot werkgeversorganisaties en vakbonden en waar aanwezig hun sectorale organisaties (zoals O&O fondsen), maar betrekt ook – waar mogelijk – kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, (centrum)gemeenten voor de arbeidsmarktregio’s en UWV. Eén van de partijen in het samenwerkingsverband treedt namens sociale partners en de overige partijen in het samenwerkingsverband op als aanvrager van de tijdelijke cofinanciering. Een sectorplan kan ook namens een regionaal samenwerkingsverband van meerdere werkgevers met één of meerdere vakbonden ingediend worden.

Hoe ziet een sectorplan er uit?

Elke sector is anders en om effectief te zijn, is maatwerk nodig. Daarom dienen doelen en maatregelen van een sectorplan gebaseerd te zijn op een analyse van de (inter-)sectorale en regionale arbeidsmarktsituatie, de knelpunten en de toekomstige ontwikkelingen. Naast knelpunten op de korte termijn wordt sectoren gevraagd om naar de toekomst te kijken en een inschatting te maken van de sectorale arbeidsbehoefte. Deze analyse helpt om een reëel perspectief te vormen van de arbeidsbehoefte en voorkomt dat cofinanciering wordt ingezet voor overtollige arbeidsplaatsen, waar bemiddeling naar andere beroepen en sectoren meer voor de hand ligt.

Arbeidsmarktpartijen in sectoren en regio’s kunnen voor hun analyse gebruik maken van de sectoranalyses die het UWV in overleg met de sectoren publiceert. Het sectorplan onderbouwt de eigen keuze uit minimaal twee van de zeven thema’s die het Kabinet en de Stichting van de Arbeid op 11 april jl. hebben afgesproken voor de toepassing van maatregelen.

  • 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren

  • 2. Behoud oudere vakkrachten

  • 3. Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

  • 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid

  • 5. Scholing

  • 6. Van-werk-naar-werk van met ontslag bedreigden (sectoraal en intersectoraal)

  • 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap

De keuze welke thema’s en maatregelen geadresseerd worden in het sectorplan is vrij aan het samenwerkingsverband. Immers, niet elke sector heeft te maken met dezelfde knelpunten. Het is aan sectoren zelf om te zoeken naar creatieve, doeltreffende oplossingen.

Het sectorplan beschrijft de gekozen concrete (SMART-geformuleerde) doelstellingen, de maatregelen en doelgroepen (wat, voor wie) en de aantallen toepassingen (hoeveel mensen), met welk beoogd resultaat en de reden waarom deze aanwending van middelen voor de gekozen thema’s het meest effectief en efficiënt is. Een plan kan ook voorzien in intersectorale oplossingen. Het sectorplan beschrijft vervolgens de eigen financiering van de maatregelen door de betrokken werkgevers- en werknemers organisaties, geeft aan waarvoor tijdelijke cofinanciering wordt aangevraagd en waarom een bijdrage van de overheid noodzakelijk is. Bij de structurele – niet specifiek op de crisis gerichte – maatregelen geven sociale partners aan hoe deze na afloop van de cofinanciering gecontinueerd zullen worden. Tot slot beschrijft het sectorplan de uitvoeringsorganisatie en het tijdpad.

Maatregelen die voor tijdelijke cofinanciering in aanmerking komen en percentage cofinanciering

Om efficiënte inzet van middelen te garanderen is commitment nodig van alle deelnemende partijen. Daarom is een belangrijke voorwaarde voor de cofinanciering van de maatregelen in de sectorplannen, dat de sociale partners zelf voor tenminste 50 procent investeren in de kosten per maatregel. Bij de cofinanciering van de maatregelen in de sectorplannen gelden de voorwaarden van de Europese Commissie voor staatssteun aan bedrijven binnen de zogenoemde groepsvrijstellingsverordening.

De cofinanciering van de maatregelen in een plan geldt vanaf de datum van toekenning voor een periode van maximaal 2 jaar.

Ter verduidelijking van de mogelijkheden in het kader van de cofinanciering van sectorplannen ontwikkelt het kabinet in overleg met de Stichting van de Arbeid een zogenoemde «menukaart» met maatregelen, subsidiabele kosten en bijbehorende voorwaarden, die aan de algemene groepsvrijstellingsverordening voor staatssteun aan bedrijven voldoen. De menukaart is een illustratie van de mogelijkheden en biedt aan alle partijen vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid over welke maatregelen voor cofinanciering in aanmerking komen. De menukaart maakt het tevens mogelijk om ten aanzien van subsidies die via de sectorplannen bij individuele bedrijven terechtkomen, vooraf duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden waaronder dat geen ongeoorloofde staatssteun is.

Voorbeelden van maatregelen die voor cofinanciering in aanmerking komen, zijn scholing (inclusief loopbaanscan, EVC en betere beheersing Nederlandse taal), arbeidsbemiddeling en outplacement, werkervaringsplaatsen en stages en ondersteuning bij het in dienst nemen van kwetsbare groepen. In de praktijk bestaan al goede voorbeelden van sectoren die deze maatregelen inzetten en zo hun verantwoordelijkheid nemen. Ook in deze crisistijd is het bijvoorbeeld mogelijk om mensen van werk naar werk te begeleiden, zoals onderstreept wordt door de Grafimedia waar vorig jaar nog 70 procent van de mensen in een traject naar een andere baan begeleid werd. Ook de experimenten van-werk-naar-werk waarover ik uw Kamer in januari heb geïnformeerd bevestigen dat dit mogelijk is. De experimenten hebben ook de succesfactoren duidelijk gemaakt, onder andere de betrokkenheid van de sociale partners.

In het kader van een adequaat plan voor een sector kan op basis van maatwerk mogelijk worden gemaakt dat bijvoorbeeld oudere werknemers een deel van hun productieve uren inzetten als begeleiders van jongeren op werkervaringsplaatsen of om werknemers scholing te laten volgen en/of werkervaring elders te laten opdoen. Het moet wel gaan om een evenwichtig plan, waarin van tevoren vaststaat dat het ervaringsplaatsen en banen voor jongeren oplevert en vakkrachten langer aan het werk houdt. Het Kabinet heeft op 11 april jl. met de Stichting van de Arbeid afgesproken dat generieke maatregelen als vervroegde uittreding en werktijdverkorting niet voor cofinanciering in aanmerking komen. Het kabinet staat terughoudend tegenover vervroegde uittredingsregelingen. Vervroegde uittredingsrelingen belemmeren de participatie van ouderen die op middellange termijn juist noodzakelijk is, in het licht van de vergrijzing. Met sociale partners is afgesproken dat maatregelen gericht op vervroegde uittreding in beginsel niet voor cofinanciering in aanmerkingen komen. Als een sectorplan in zijn geheel echter duidelijk bijdraagt aan het behoud van werkgelegenheid en zorgt voor kansen voor jongeren kan – als onderdeel van een dergelijk plan en als maatwerk in individuele gevallen – de RVU belasting van 52% op vervroegd uittreden door middel van cofinanciering van sectorplannen gedeeltelijk worden gecompenseerd.

Op een aantal terreinen is er een samenloop van de sectorplannen met andere beleidstrajecten. Dit kunnen trajecten zijn die input kunnen vormen voor sectoren bij het opstellen van hun plannen, zoals het Techniekpact, de Human Capital Agenda’s van de negen topsectoren en het Project Duurzame Inzetbaarheid. Daarnaast zijn er trajecten waarop de subsidieregeling sectorplannen een aanvulling is, zoals de aanpak jeugdwerkloosheid en de extra inspanningen voor ouderen uit het Sociaal Akkoord. In dit kader is het goed om op te merken dat alleen additionele maatregelen, die niet al met andere middelen vanuit de landelijke of lokale overheid gefinancierd worden, voor cofinanciering in aanmerking komen.

Subsidieverlening, monitoring en evaluatie

Het voornemen is om de subsidieregeling deze zomer te publiceren in de Staatscourant en actieve voorlichting te geven. Daardoor kunnen de sociale partners in sectoren snel aan de slag met de sectorplannen. Sectoren kunnen in de voorfase van het formeel indienen van een voldragen sectorplan ook al in overleg treden met het ministerie van SZW, zodat gewaarborgd kan worden dat er een voldragen subsidieverzoek kan worden ingediend.

Vanaf 1 oktober tot en met 31 december 2013 wordt bij het Agentschap SZW het eerste tijdvak geopend voor het indienen van formele verzoeken tot cofinanciering van maatregelen binnen voldragen sectorplannen. In 2013 zullen voldoende middelen beschikbaar worden gesteld om de verplichtingen in het kader van de subsidietoekenning aan adequate sectorplannen die binnen bovengenoemd tijdvak worden ingediend, aan te kunnen gaan. Voor die tijd kan in enkele bijzondere gevallen voor adequate, breed gedragen en urgente sectorplannen een uitzondering gemaakt worden van bovengenoemde formele tijdvak. Het gevraagde budget voor de cofinanciering moet in verhouding staan tot de grootte van de sector (aantal werknemers) en de omvang van de problematiek.

Met het oog op het verstrekken van een initieel voorschot (10%) bij de toekenning, bestaat het voornemen om door middel van een kasschuif in de begroting middelen van 2014 naar voren te halen. De beschikbare middelen (600 miljoen) zullen verdeeld worden over verschillende aanvraagrondes, om het mogelijk te maken dat sectorplannen op verschillende momenten ingediend kunnen worden. Dit zodat alle sectoren de ruimte en tijd krijgen om een goed en breed gedragen plan op te stellen dat in aanmerking komt voor cofinanciering.

Het Kabinet hecht aan een effectieve en efficiënte inzet van middelen. De verantwoording van de subsidie zal bestaan uit een combinatie van gemaakte kosten en resultaten. De resultaten van de sectorplannen zullen worden gevolgd (monitoring). Voor de monitoring worden beperkt objectieve en controleerbare gegevens uitgevraagd bij de indieners van de sectorplannen. In 2016 vindt een onafhankelijke evaluatie plaats van de tijdelijke regeling voor cofinanciering van sectorplannen.

Tot slot

Oplossingen voor de arbeidsmarktknelpunten, die in enkele sectoren en regio’s nijpend is, zitten in de van-werk-naar-werk begeleiding van mensen, behoud van (oudere) vakkrachten en het bieden van kansen voor jongeren. Met sectorplannen hebben (inter)sectorale en regionale samenwerkingsverbanden de mogelijkheid om met innovatie en krachtige maatregelen te komen om sectorale knelpunten op te lossen.

Het Actieteam van de Stichting van de Arbeid zal actief arbeidsmarktpartijen in sectoren en regio’s benaderen en met hen in gesprek gaan en adviseren. Het doel is om de totstandkoming van adequate sectorplannen te stimuleren.

Ik roep sociale partners in de sectoren nogmaals op om te komen tot breed gedragen plannen die zorgen dat de doelstellingen zoals geformuleerd in het sociaal akkoord ook werkelijkheid worden. In overleg met de Stichting van de Arbeid werk ik hard aan het uitwerken van de subsidieregeling, op basis van de hierboven geschetste kaders. De kaders zijn samengevat in de bijlage bij deze brief.

Tot slot ga ik in op de toezegging van de Stichting van de Arbeid aan Uw Kamer om periodiek te rapporteren over hun voortgang van de aanpak van de crisis en de uitwerking van het sociaal akkoord. Deze rapportage zal door mij aan Uw Kamer worden aangeboden. De eerste rapportage zal rond de zomer worden verstuurd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE: COFINANCIERING VAN MAATREGELEN IN SECTORPLANNEN

Doel

Doel van de regeling is het stimuleren en behouden van werkgelegenheid door middel van (inter)sectoraal maatwerk.

Dit doel kan in beginsel met een groot aantal verschillende inspanningen worden gediend. Het kan bijvoorbeeld gaan om inspanningen om mensen die hun baan dreigen kwijt te raken via (inter)regionale of (inter)sectorale mobiliteit en scholing aan de slag te houden, het bieden van kansen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het bieden van kansen voor jongeren om werkervaring op te doen, het bieden van mogelijkheden om vakkrachten om te scholen naar andere sectoren, het inzetten van vakkrachten bij het opleiden van nieuwe werknemers etc.

Door te cofinancieren stimuleert de regeling dat er sectoraal, regionaal en intersectoraal analyse, gedachtevorming, planvorming en, zoals beoogd, gecoördineerde inspanningen zullen worden gepleegd. Vanuit een sector kunnen meerdere plannen worden ingediend.

Plan en aanvraag

Overeenkomstig het doel van de regeling zal een sectorplan een analyse van de sectorale, regionale of intersectorale situatie en problematiek bevatten met een daaruit logischerwijs voortvloeiende cofinancieringsaanvraag. Deze aanvraag wordt onderschreven door de betrokken partijen. Ook de uitvoering van het plan zal duidelijk moet worden beschreven. Voorts is van belang dat bij het indienen van het sectorplan al een realistisch beeld van de te verwachten resultaten wordt gegeven. Onderstaand worden deze elementen nader toegelicht.

Een analyse van de sectorspecifieke situatie

In het sociaal akkoord is, gelet op zowel de langjarige ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt als de Nederlandse conjunctuur een zevental thema’s geïdentificeerd die bijdragen aan een betere structurele werking van de arbeidsmarkt en ook op korte termijn een positief effect hebben. Ieder sectorplan en de daarin vervatte aanvraag dient ten minste twee van de thema’s te adresseren.

  • 1. Arbeidsinstroom en begeleiding jongeren

  • 2. Behoud oudere vakkrachten

  • 3. Arbeidsinstroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

  • 4. Mobiliteit en duurzame inzetbaarheid

  • 5. Scholing

  • 6. Van-werk-naar-werk van met ontslag bedreigden (sectoraal en intersectoraal)

  • 7. Goed werkgeverschap en goed werknemerschap

Het is noodzakelijk dat er een gedegen analyse is van ontwikkelingen en problemen. Niet elke sector heeft te maken met knelpunten en zeker niet met dezelfde knelpunten, waardoor ook prioriteiten en inspanningen per sector zullen verschillen. Er is voor veel sectoren al veel informatie voorhanden of al een gedeeld beeld over knelpunten en oplossingsrichtingen. Daarom wordt gevraagd in het plan een overzicht op te nemen van knelpunten op de arbeidsmarkt in de sector, regio of tussen sectoren. Naast knelpunten op de korte termijn dient naar de toekomst te worden gekeken en een inschatting te worden gemaakt van de sectorale arbeidsbehoefte. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld aangegeven worden hoe verlies van sectorspecifiek menselijk kapitaal te voorkomen, of dat afbouw juist wenselijk is en dat dit kapitaal elders ingezet moet worden, hoe sectoren aantrekkelijk te houden voor nieuwe werknemers, of juist overtollige werknemers naar werk in andere sectoren te begeleiden. Analyse helpt sectoren om een reëel perspectief te vormen van de arbeidsbehoefte en arbeidsoverschot en voorkomt dat cofinanciering van maatregelen wordt ingezet voor overtollige arbeidsplaatsen, terwijl bijvoorbeeld structurele hervormingen in een sector nodig zijn. Bij de analyse van ontwikkelingen, knelpunten en de sectorale arbeidsbehoefte kan gebruik worden gemaakt van de sectoranalyses van het UWV.

De aanvraag: concrete doelstellingen

Op de voor de sector(en) en/of regio(«s) relevante thema’s worden concrete doelstellingen geformuleerd die aansluiten bij de analyse en wordt duidelijk gemaakt in welke mate de cofinanciering van maatregelen door de overheid bijdraagt aan het realiseren van deze doelstellingen. De keuze van de maatregelen is aan de partijen (voor zover de maatregelen voor bedrijven binnen de kaders van de groepsvrijstellingsverordening passen).

De aanvraag: cofinanciering van maatregelen

Op grond van de knelpunten geven sectoren aan hoe zij deze willen oplossen en welke concrete maatregelen zij daarbij willen inzetten. Sectoren dienen aan te geven welke kwalitatieve en kwantitatieve resultaten zij met de voorgestelde maatregelen denken te kunnen behalen.

Ter verduidelijking van de mogelijkheden in het kader van de cofinanciering van sectorplannen ontwikkelt het kabinet in overleg met de Stichting van de Arbeid een zogenoemde «menukaart» met maatregelen, subsidiabele kosten en bijbehorende voorwaarden. Bij maatregelen die voor cofinanciering in aanmerking komen kan gedacht worden aan scholing (inclusief loopbaanscan, EVC en betere beheersing Nederlandse taal), arbeidsbemiddeling en outplacement, werkervaringsplaatsen en stages en ondersteuning bij het in dienst nemen van kwetsbare groepen.

In het kader van een goed plan voor een sector kan het op basis van maatwerk mogelijk gemaakt worden om bijvoorbeeld oudere werknemers wat minder productieve uren te laten maken, onder andere in ruil voor begeleiding door hen van jongeren op werkervaringsplaatsen of om werknemers een deel van hun productieve uren in te laten zetten voor het volgen van scholing en/of het opdoen van werkervaring elders. Het moet wel gaan om een evenwichtig plan, waarin van tevoren vaststaat dat het ervaringsplaatsen en banen voor jongeren oplevert en vakkrachten langer aan het werk houd.

Het kabinet heeft op 11 april jl. met de Stichting van de Arbeid afgesproken dat generieke maatregelen als vervroegde uittreding en werktijdverkorting niet voor tijdelijke cofinanciering van maatregelen in aanmerking komen. Als sectorplannen duidelijk bijdragen aan het behoud van werkgelegenheid en zorgen voor kansen voor jongeren, kan als maatwerk in individuele gevallen de RVU belasting van 52% op vervroegd uittreden door middel van cofinanciering van sectorplannen gedeeltelijk worden gecompenseerd.

De aanvraag: Organisatie van de uitvoering

Het plan dient aan te geven hoe uitvoering aan het plan binnen de sector of sectoren wordt gegeven of en zo ja, op welke wijze de uitvoering regionaal is verankerd in een of meerdere van de 35 arbeidsmarktregio’s.

De aanvraag: Begroting, met inzicht in de eigen financiering en de gevraagde cofinanciering.

Sectoren geven aan hoeveel zij zelf investeren in plannen voor de oplossing van knelpunten. Daarbij valt te denken aan middelen uit O&O-fondsen en sociale plannen, en middelen in het kader van cao-onderhandelingen. Wanneer ondersteuning van de overheid gewenst is, wordt aangegeven voor welke maatregelen ondersteuning wordt verlangd. Hierbij gaat het specifiek om het benoemen en operationaliseren van de doelen zoals voorgaand benoemd.

Voor zover de subsidiëring via sectorplannen aan individuele bedrijven plaatsvindt is er sprake van staatssteun. Voor zover deze subsidiëring echter binnen de kaders van de algemene groepsvrijstellingsverordening valt, hoeft deze steun niet van te voren door de Europese Commissie te worden goedgekeurd. Deze groepsvrijstellingsverordening maakt steun aan bedrijven mogelijk op verschillende terreinen. Indien de kaders van de groepsvrijstellingsverordening echter worden overschreden kan de Europese Commissie alsnog een onderzoek instellen. Wanneer de Commissie dan tot de conclusie komt dat het toch om ongeoorloofde staatssteun gaat, beslist zij dat de steun moet worden teruggevorderd. In de «menukaart» wordt aangegeven welke maatregelen die ten goede komen aan individuele bedrijven aan de algemene groepsvrijstellingsverordening voor staatssteun aan bedrijven voldoen.

Wie kan een aanvraag indienen?

Het (inter)sectorale plan en de daarin vervatte aanvraag dient breed te worden gedragen door een samenwerkingsverband van relevante organisaties binnen de sector of sectoren en wordt daarom ingediend namens alle deelnemende partijen. Het samenwerkingsverband namens welke de aanvraag wordt gedaan, bestaat tenminste uit de sociale partners van de betreffende sector of sectoren. Een sectorplan plan kan ook namens een regionaal samenwerkingsverband van meerdere werkgevers met één of meerdere vakbonden ingediend worden.

Het samenwerkingsverband beperkt zich niet tot werkgevers- en werknemersorganisaties en waar aanwezig hun sectorale organisaties (zoals O&O fondsen), maar betrekt ook – waar mogelijk – kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, (centrum)gemeenten voor de arbeidsmarktregio’s en UWV. Eén organisatie uit het samenwerkingsverband treedt namens sociale partners en de andere partijen uit het samenwerkingsverband op als aanvrager en budgethouder van de subsidie. De betrokken partijen waarborgen dat de organisatie die als aanvrager optreedt financieel solide is en aantoonbaar in staat is om het (inter)sectorale plan uit te (laten) voeren en de aan de subsidie verbonden verplichtingen na te komen.

Subsidieplafond en duur van de regeling

De totale omvang is 600 miljoen euro, waarvan 300 in 2014 en 300 in 2015. Hierbij is het voornemen dat een beperkt deel van de middelen van 2014 middels een kasschuif naar voren wordt gehaald voor plannen die in 2013 reeds starten en worden goedgekeurd.

Er zullen meerdere aanvraagrondes worden opengesteld. Te beginnen met een eerste aanvraagronde in 2013. Naar huidig inzicht zal eind 2014 de laatste openstelling zijn voor de middelen voor 2015. Het gevraagde budget voor cofinanciering moet in verhouding zijn met de grootte van de sector (aantal werknemers) en de omvang van de problematiek.

Een (inter)sectoraal plan kent een duur van maximaal 2 jaar vanaf de datum van toekenning.

Als de realisatie van de maatregelen lager is dan begroot, dan wordt de subsidie evenredig lager vastgesteld. Het kabinet wil voorkomen dat de regeling aanzet tot «overvragen» (veel meer aanvragen dan uiteindelijk uitgevoerd kan worden). Ervaringen met subsidieverstrekking wijzen uit dat dit effect kan optreden als het niet actief wordt tegengegaan. Overvraging is onwenselijk omdat middelen eerst onnodig schaars lijken en uiteindelijk dreigen over te blijven. Naar analogie met andere subsidieregelingen wordt daarom een «malus» opgenomen. Deze houdt in dat bij realisatie van minder dan 60% van de maatregelen in het plan waarvoor cofinanciering is toegekend, nihilstelling van de subsidie volgt. Dit bevordert een realistische omvang van de aangevraagde middelen. Tijdens de looptijd kan een «malus» leiden tot bestedingsdwang, waardoor geld ook minder effectief zou worden ingezet om de malus te vermijden. Het gekozen percentage (60 procent) en het hanteren van een hardheidsclausule voor niet verwijtbare onderrealisatie beperken dit risico, evenals voorwaarden dat zaken als vut en inactiviteit niet subsidiabel zijn.

Overhead

De overhead van de sectorplannen, zoals de beheer- en administratiekosten, wordt berekend volgens een vast percentage van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten (conform de definitieve vaststelling van de subsidie, na afloop van het project): maximaal 15% met een staffel aflopend naar omvang van de subsidie. Deze uitvoeringskosten komen in aanmerking voor cofinanciering van maximaal 50%.

Bevoorschotting

Direct na de toekenning van de subsidie is een voorschot mogelijk van 10% van het toegekende budget. Verdere tussentijdse voorschotten kunnen periodiek en na verzoek, worden toegekend op basis van de aantoonbaar werkelijk gemaakte subsidiabele kosten tot een maximum van 80% van het toegekende budget.

Verantwoording

De aanvrager van de toegekende subsidie is verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen van de subsidie, waaronder de rechtmatige toepassing van de subsidie, het administratieve beheer, de tussentijdse- en eindverantwoording en het aanleveren van beleidsinformatie. Door SZW worden afspraken gemaakt met de aanvrager en de samenwerkende partijen over een actieve monitoring tijdens de looptijd van het project.


X Noot
1

(Kamerstuk 33 566, nr. 15)

X Noot
2

Met cofinanciering wordt de subsidie van het ministerie van SZW bedoeld.

X Noot
3

Waar gesproken wordt over sectoren kunnen dit ook branches binnen de sectoren zijn.

Naar boven