33 553 Regels omtrent de Kamer van Koophandel (Wet op de Kamer van Koophandel)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 8 oktober 2013

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 6 november 2013 te beantwoorden.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel met betrekking tot de samenvoeging van Syntens en de Kamers van Koophandel. De leden hebben enkele vragen met betrekking tot het proces, de organisatie, de taken en taakverdeling. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsontwerp. Zij hebben daarbij nog een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.

Voorbereidingen vooruitlopend op wetgeving

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de beoogde ingangsdatum 1 januari aanstaande lijkt te zijn en dat er al volop gewerkt lijkt te worden aan de plannen voor de fusie van de Kamers van Koophandel en Syntens.2 Deze leden herinneren zich het mondeling overleg met de bewindspersonen van Economische van 2 juli jongstleden (over productschappen; publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie).3 Daaruit menen zij begrepen te hebben dat hij aangaf niet meer vooruitlopend op de afronding van het gehele wetgevende proces al te gaan werken aan de uitvoering van een nog goed te keuren wetsvoorstel. Kan de regering aangeven of 1 januari 2014 inderdaad de beoogde ingangsdatum is? En of er al voorbereidingen voor de fusie worden uitgewerkt? Zo ja, wordt daarbij ook al tot functies en plaatsingen besloten? Hoe belangrijk acht de regering het oordeel van de Eerste Kamer over voorliggend voorstel als blijkt dat er al vooruitgelopen wordt door het inrichten van de nieuwe organisatie?

Huidige inrichting

De leden van de PVV-fractie vragen de regering met welk doel en taakstelling de Kamer van Koophandel indertijd is opgericht. Waar ligt het eigenaarschap van de huidige twaalf Kamers van Koophandel, de Vereniging Kamer van Koophandel Nederland en de Stichting Syntens en hoe groot is het eigen vermogen? Deze leden verzoeken de regering dit per onderdeel aan te geven. Voorts vragen deze leden of Syntens nu ook taken voor andere instanties uitvoert. Zo ja, voor welke? En blijft Syntens deze taken, na invoering van deze wet, uitvoeren? Zo ja, onder welke condities?

Nieuwe inrichting als één ZBO

Met dit wetsvoorstel wordt gebroken met de historische structuur van de Kamer van Koophandel: van lokale belangenbevorderaars van het bedrijfsleven groeiden de Kamers van Koophandel uit tot regionale instituties voor en door het bedrijfsleven. Het voorliggende wetsvoorstel breekt met die geschiedenis door de Kamer van Koophandel om te vormen tot een centraal aangestuurd zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken. De Kamer van Koophandel kan zich laten ondersteunen en voeden door de instelling van regionale raden die tot taak krijgen de regionale «ondernemerspleinen» tot stand te brengen. Raden en pleinen worden landsdelig georganiseerd. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie wordt met deze centraal aangestuurde organisatie gebroken met de lokale en regionale verankering van de Kamers van Koophandel en de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Naast de argumenten die door de regering naar voren worden gebracht om tot deze structuurverandering te komen, willen deze leden wijzen op de activiteiten van vele Kamers van Koophandel ter versterking van de regionale economie.

De samenwerking in de Triple Helix en de participatie van de regionale Kamers van Koophandel daarin, heeft tot evidente resultaten voor de regionale en nationale economie geleid. Kan de regering aangeven op welke wijze zij – vooral op regionaal niveau – die samenwerking binnen de nieuwe structuur in de toekomst ziet? En is in deze structuur nog plaats voor belangenbehartiging of is deze taak, die zich op allerlei gebieden voordeed, nu ook beëindigd? Kan de regering de leden van de VVD-fractie nogmaals verduidelijken wat de meerwaarde van een Kamer van Koophandel, ingericht als een centralistisch ZBO, is ten opzichte van de voormalige regionaal verankerde Kamers? Voorts vernemen deze leden ook graag hoe de nieuwe Kamer van Koophandel zich in internationaal perspectief positioneert.

De doelstelling van het wetsvoorstel is, zo lezen de leden van de VVD-fractie in de memorie van toelichting, dat de Kamer van Koophandel weer «back to basics» moet opereren, zonder dat helder wordt welke «basic» wordt gehanteerd als uitgangspunt bij de herstructurering, het schrappen van traditionele taken en het (her)benoemen van nieuwe. Deze leden vragen de regering een definitie te geven van wat zij onder «back to basics» verstaat in de context van de rijke geschiedenis van de Kamers van Koophandel.

Ten aanzien van de keuze om de Kamer van Koophandel als ZBO in te richten merken de leden van de PvdA-fractie op dat deze keuze moet passen bij de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen waarin drie elementen zijn opgenomen:

«De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bepaalt dat een zelfstandig bestuursorgaan uitsluitend worden ingesteld indien: a. er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid; b. er sprake is van strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele gevallen; c. participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard van de betrokken bestuurstaak bijzonder aangewezen moet worden geacht.»4

Kan de regering voor elk van deze drie elementen aangeven hoe die ten aanzien van het onderwerp van voorliggend voorstel tot de keuze van een ZBO hebben geleid? En kan zij de keuze voor een ZBO voor deze taken plaatsen in het licht van de bevindingen van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten?5

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat met het voorliggend wetsontwerp voor ons land één Kamer van Koophandel tot stand komt, weliswaar met regionale commissies, maar toch één organisatie en één rechtspersoon. In het verleden hebben regionaal gebonden Kamers van Koophandel een belangrijke rol gespeeld bij het stimuleren van economische ontwikkeling in een bepaal deel van ons land. De rol van de Rotterdamse Kamer van Koophandel bij de ontwikkeling van de haven aldaar in de vorige eeuw is legendarisch, maar er zijn meer goede voorbeelden. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie daarom welke rol de regering nog ziet voor de regionale raden, als het gaat om het bevorderen van economische ontwikkeling in hun werkgebied. Hebben zij de ruimte om zelfstandig te pleiten voor bepaalde ontwikkelingen, en is daar budget voor beschikbaar? Hoeveel ruimte hebben zij daarvoor nu, blijkens de memorie van toelichting, een regionale lobby niet past binnen het takenpakket? Deze vraag is naar de mening van deze leden temeer relevant nu de Kamer krachtens artikel 28 van de wet wel de taak heeft de economische ontwikkeling in een regio te stimuleren door onder meer onderzoek en overleg, maar ook door het informeren van openbare lichamen over zaken die de economische ontwikkeling van een regio raken. Eenvoudiger gezegd, waar houdt naar het oordeel van de regering het bij wet opgedragen informeren op en begint het blijkens de memorie van toelichting ongewenste lobbyen? Voor zover deze taak niet langer aan de Kamer van Koophandel en haar regionale raden is opgedragen, heeft de regering dan een opvatting wie die taak wel ter hand dient te nemen? Is er voor de regering in dit kader een aanspreekpunt vanuit het bedrijfsleven?

De regionale raad stelt een ontwerp van een regionaal meerjarenprogramma op, dat door de Kamer van Koophandel wordt bekrachtigd. De leden van de CDA-fractie vernemen graag wat de regering zich voorstelt bij aard en inhoud van dit programma c.q. de erin beschreven werkzaamheden, mede in het licht van de vragen over de ruimte voor regionale beleidsaccenten en prioriteiten. De vaststelling van het programma op landelijk niveau is daarbij een vorm van centralisatie. Hoe verhoudt die zich tot de algemene beleidsopvattingen van het kabinet over centrale en decentrale verantwoordelijkheden? Gesteld dat bijvoorbeeld de Noordvleugel-randstad provincie tot stand komt, is dan een landelijke vaststelling van het regionaal meerjarenprogramma nog altijd opportuun? De regionale raden dienen verder regionaal draagvlak te creëren, aldus de memorie van toelichting. Deze leden vernemen graag waarvoor er draagvlak gecreëerd moet worden. Voor wat betreft de benoeming van de leden van de regionale raden zouden de leden van de CDA-fractie graag vernemen welke regionale werkgevers- en werknemersorganisaties de regering gerechtigd acht tot het doen van voordrachten. Zijn dat alleen de regionale afdelingen van landelijke organisaties, of is het ook denkbaar dat specifieke regionale organisaties daartoe uitgenodigd worden?

Organisatorische aspecten

De leden van de PvdA-fractie merken op dat Raad van State in zijn advies opmerkt dat hij ten aanzien van dit voorstel de maatschappelijke participatie in de raad van bestuur van de Kamer van Koophandel had verwacht.6 Het antwoord is geweest, zo lezen de leden, dat dit te complex zou worden en dat de Centrale Raad, waarin werkgevers en werknemers wel zijn vertegenwoordigd, over het meerjarenprogramma zal adviseren. Zij vragen de regering aan te geven hoe het benoemen van één vertegenwoordiger vanuit werkgeversorganisaties en één vertegenwoordiger vanuit werknemersorganisaties in de raad van bestuur de organisatie complex zou maken. Deze leden vragen daarnaast hoe de vertegenwoordiging van zelfstandigen zonder personeel (ZZP'ers) voorzien is. Zij vragen zich af hoe groot de toename van ZZP'ers tussen 2008 (inwerkingtreding van de vorige wijziging van de wet ten aanzien van de Kamer van Koophandel) en 2013 is. Ook vragen zij zich af of deze groep ZZP'ers doorgaans aangesloten is bij organisaties voor werkgevers dan wel werknemers. Indien ZZP'ers niet aangesloten zijn bij deze organisaties, hoe worden hun belangen dan vertegenwoordigd in de beoogde organisatie?

In de memorie van toelichting wordt herhaaldelijk aangegeven dat het belang en de wensen van de ondernemers voorop staan. Dit lijkt volgens de leden van de PVV-fractie niet te stroken met het antwoord dat gegeven wordt aan de Raad van State:

«Participatie is als gezegd van groot belang bij het richtinggeven aan de activiteiten van de Kamer. Vervolgens is het uit oogpunt van slagvaardigheid echter wenselijk dat de bestuurders zich, ongehinderd door belangen van de achterban, richten op het belang van de Kamer als zodanig. Ook om deze reden wordt voorgesteld het participatiemodel met rechtstreekse benoeming van bestuursleden te verlaten.»7

Hier wordt aangegeven dat de bestuurders zich, ongehinderd door de belangen van de achterban, moeten richten op de Kamer van Koophandel. Wie maakt deel uit van deze achterban? Indien dit de ondernemers zijn, dan gaat het toch om hun belangen? Deze zouden dan toch behartigd dienen te worden? Kan de regering dit nader toelichten?

Ondernemerspleinen

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot de fysieke ondernemerspleinen. Het op internet aanbieden van informatie (digitaal ondernemersplein) lijkt deze leden een goede ontwikkeling. In het voorstel wordt uitgegaan van een forse reductie van het aantal fysieke plekken waar een ondernemer advies en informatie kan krijgen van de Kamer van Koophandel. Nu hebben deze leden ook de indruk dat er steeds meer gemeentes zijn die een ondernemersloket faciliteren. Is bekend hoeveel gemeentes reeds een ondernemersloket faciliteren? Zou het misschien mogelijk zijn ook bij dergelijke loketten bij gemeentes informatie aan ondernemers aan te bieden, waardoor in een aantal gevallen de reistijd voor ondernemers kan worden beperkt?

Het digitale ondernemersplein wordt zo ontwikkeld dat (technische) aansluiting voor overheidsorganisaties laagdrempelig is en soepel kan verlopen. De Kamer van Koophandel biedt hiertoe diensten aan toeleverende organisaties. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat er in beginsel geen kosten zijn verbonden aan basisdiensten voor partnerorganisaties. De leden van de PVV-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat zij onder «in beginsel» verstaat. Wanneer zouden er voor deze basisdiensten wel kosten in rekening worden gebracht? Welke instantie draagt de kosten voor de ontwikkeling van het ondernemersplein? Is de ontwikkeling van het ondernemersplein aanbesteed? Welke instantie wordt eigenaar van het ondernemersplein?

Agentschap NL

Naar de leden van de VVD-fractie begrijpen blijft ook – naast de voorlichtende functie van de nieuwe Kamer van Koophandel – het door het Agentschap NL beheerde «antwoord voor bedrijven» bestaan. Waarom overweegt de regering niet deze twee voorlichtingskanalen, nu beiden onder zijn verantwoordelijkheid vallen, samen te voegen?

Een deel van de taken van de Kamer van Koophandel is gelijksoortig aan de functietaak «Antwoord voor bedrijven» van het Agentschap NL. De leden van de PVV-fractie vragen de regering of hierdoor de situatie kan ontstaan dat de Kamer van Koophandel taken gaat overnemen van het Agentschap NL of vice versa.

Innovatiestimulering

De Kamer van Koophandel krijgt een taak op het gebied van innovatiestimulering. Naast de Kamer van Koophandel zijn nog de nodige (publieke) organisaties op dit gebied actief. Te denken valt aan Agentschap NL, maar ook de organisaties van het topsectorenbeleid (TKI’s), regionale ontwikkelingsmaatschappijen, en kennisinstellingen zoals TNO, de GTI’s, universiteiten en andere onderzoeksorganisaties, zoals DLO. De leden van de CDA-fractie vragen de regering de taakverdeling tussen deze organisaties nog eens helder uiteen te zetten, en daarbij de situatie te beschrijven vanuit het perspectief van de ondernemer, bijvoorbeeld een MKB-bedrijf in een topsector. Ook hier rijst de vraag hoe zich deze activiteit tot regionale activiteiten verhoudt: zeker als de voorlichtingstaak zich met name op het MKB richt, zal daar in de meeste gevallen een regio-specifiek element aan zijn verbonden. Hebben de regionale vestigingen naar de opvatting van de regering eigen capaciteit voor deze taak?

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de taak op het gebied van innovatiestimulering (waaronder sociale innovatie) nieuw is voor de Kamer van Koophandel. Tot de invoering van deze wet wordt de innovatiestimuleringstaak uitgevoerd door de Stichting Syntens. De uitvoering van deze taak door Syntens wordt volledig door de Rijksoverheid gefinancierd, in overeenstemming met het Steunkader voor Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie, vanwege het algemene publieke belang dat hiermee gemoeid is. Door middel van deze taak van de Kamer van Koophandel worden onderzoek, kennisontwikkeling en innovatie gestimuleerd en wordt bijgedragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Door innovatiestimulering toe te voegen als taak van de Kamer van Koophandel en deze taak als een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) aan te merken wordt het publieke belang nog eens benadrukt en wordt de kwaliteit, toegankelijkheid en leveringszekerheid van deze taak gewaarborgd, aldus de regering in de memorie van toelichting. Deze leden vragen de regering om het begrip «sociale innovatie» nader te omschrijven. Houdt Syntens zich nu ook al bezig met sociale innovatie? Is het de kerntaak van de Kamer van Koophandel om bij te dragen aan maatschappelijke vraagstukken? En op welke maatschappelijke vraagstukken doelt de regering? Hoe groot is de huidige invloed van de werknemersorganisatie op de Kamer van Koophandel? Kan zonder de taak innovatiestimulering de taak van de Kamer van Koophandel aangemerkt worden als een DAEB?

Registertaak

De zorg voor het aandeelhoudersregister, dat nu nog bij de notarissen ligt, zal worden overgeheveld naar de Kamer van Koophandel. Deze overheveling lijkt naar de mening van de leden van de VVD-fractie, vanwege de extra handeling, kostenverhogend voor de ondernemers. Kan de regering hierop reageren?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven waarom is gekozen voor het onderbrengen van het centraal aandeelhoudersregister bij de Kamer van Koophandel en niet bij de notaris. De Kamer van Koophandel is immers gericht op openbaarheid. Het lijkt dan niet logisch om een zo privacygevoelig aandeelhoudersregister onder te brengen bij deze instelling. Notarissen hebben veel meer ervaring met het vertrouwelijk houden van informatie (vergelijk in dit verband het Centraal Testamenten Register). Ook dient de vraag zich aan of de medewerkers van de Kamer van Koophandel wel voldoende ervaring en expertise hebben om de uiteindelijke aandeelhouder te bepalen. Is niet te verwachten dat ondernemers zullen vluchten in juridische constructies waarbij men nimmer meer kan achterhalen wie de uiteindelijke aandeelhouders zijn? Ten slotte vragen deze leden hoe de kosten van het onderbrengen bij de Kamer van Koophandel zich verhouden tot het alternatief van het onderbrengen bij de notaris. Dreigt bij de Kamer van Koophandel niet een situatie waarin de werkelijke kosten veel hoger zullen blijken te zijn dan de gebudgetteerde kosten?

Financiële gevolgen

De KvK-heffingen zijn in 2013 afgeschaft als compenserende maatregel voor gestegen lasten voor het bedrijfsleven elders. De leden van de PVV-fractie vragen de regering om welke lasten het hierbij gaat. Hoe is de verhouding tussen de afgeschafte heffingen en de gestegen lasten. In hoeverre zijn deze in evenwicht. Kan dit nader beschreven worden?

Kan de minister een overzicht geven van de huidige begroting en de te verwachten begroting (na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel) van de Kamer van Koophandel en Syntens? Kan de regering een overzicht verstrekken van de transitiekosten en hoe deze zijn opgebouwd? Klopt het dat de Kamer van Koophandel de transitiekosten betaalt uit het eigen vermogen? Zijn er nog andere instanties die bijdragen aan de transitiekosten? Zo ja, hoe ligt de verdeling?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kneppers-Heijnert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vicevoorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I 2012–2013, 32 615, E.

X Noot
4

Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 2012–2013, 33 553, nr. 4, p.7, noot 12.

X Noot
5

Rapport «Verbinding verbroken?», Kamerstukken I 2011–2012, C, nr. A-B.

X Noot
6

Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 2012–2013, 33 553, nr. 4, p. 6.

X Noot
7

Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 2012–2013, 33 553, nr. 4, p.8.

Naar boven