33 546 EU-voorstel: Het vierde spoorpakket COM (2013) 25

A BRIEF AAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Den Haag, 26 maart 2013

Op 30 januari 2013 heeft de Europese Commissie het Vierde Spoorwegpakket gepubliceerd. Dit betreft een pakket voorstellen bestaande uit één overkoepelende mededeling en zes wetgevende voorstellen.1 De vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft in haar vergadering van 26 maart 2013 in meerderheid2 besloten om de Kamer te adviseren om een gemotiveerd advies (subsidiariteit) te zenden aan de Europese Commissie, inhoudende dat de voorstellen wijziging van Verordening nr. 1370/2007 met betrekking tot openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor (COM (2013) 28)3 en Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (COM (2013) 29)4 strijdig zijn met de beginselen van subsidiariteit zoals genoemd in artikel 5 van het EU-verdrag en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

De commissie adviseert daarom dat de Eerste Kamer instemt met bijgevoegde brief aan de Europese Commissie5, opdat een gemotiveerd advies6 aan de Europese Commissie kan worden verstuurd. Gezien de geldende deadline voor het maken van subsidiariteitsbezwaren, verzoekt de commissie om deze brief vandaag, 26 maart 2013, plenair vast te stellen en er zorg voor te dragen dat brief vóór 3 april 2013 de Europese Commissie bereikt.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, T.P.A.M. Reynaers

BIJLAGE: CONCEPTBRIEF AAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Europese Commissie

B-1049 Brussel

België

Den Haag, … maart 2013

Onderwerp: Gemotiveerd advies (subsidiariteit) over de voorstellen verordening marktopening binnenlands passagiersvervoer per spoor (COM (2013) 28) en richtlijn gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte inzake marktopening passagiersvervoer en beheer infrastructuur (COM (2013) 29).

De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure, de bovengenoemde voorstellen getoetst aan het beginsel van subsidiariteit. Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.

Met deze brief stel ik u in kennis van het oordeel van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Identieke brieven zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

De Kamer is van oordeel dat bovengenoemde voorstellen niet voldoen aan het beginsel van subsidiariteit.7 De verantwoordelijkheid voor het organiseren van het binnenlands personenvervoer per spoor moet op het niveau van nationale overheden liggen. Lidstaten moeten zelf kunnen kiezen hoe en aan wie zij het passagiersvervoer op hun spoornet gunnen.

Het spoorvervoer is een voorziening van algemeen maatschappelijk belang. Het opknippen van het hoofdrailnet in stukken kan een kwaliteitsverlies veroorzaken, doordat de samenhang van het spoornet verloren kan gaan.

Volgens de Kamer houden de voorstellen van de Europese Commissie onvoldoende rekening met de nationale omstandigheden in de lidstaten en bieden zij onvoldoende flexibiliteit bij de nationale invulling. Nederland kent een unieke situatie als een geografisch gezien klein land met een dicht bereden spoornet. De negatieve gevolgen van marktwerking en het opknippen van het hoofdrailnet kunnen daardoor worden verergerd. Ook hebben de voorstellen te krappe overgangstermijnen. De voorstellen zouden ertoe leiden dat de voorgenomen concessie aan de Nederlandse Spoorwegen tussentijds moet worden opengebroken.

Ten slotte leiden de voorstellen van de Europese Commissie hier en daar tot een ongelijk speelveld in Europa. Landen die de infra- en vervoerstaken nog niet gesplitst hebben worden bevoordeeld, doordat alleen zij deze constructie kunnen laten voortbestaan.

Om bovengenoemde redenen komt de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het oordeel dat de voorstellen COM (2013) 28 en 29 strijdig zijn met het beginsel van subsidiariteit.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, G.J. de Graaf


X Noot
1

COM(2013)25 t/m COM(2013)32, zie dossiernummers E130002 t/m E130008 op www.europapoort.nl

X Noot
2

De D66-fractie kan zich in casu niet vinden in bezwaren die zien op subsidiariteit.

X Noot
3

Dossiernummer E130008 op www.europapoort.nl

X Noot
4

Dossiernummer E130004 op www.europapoort.nl

X Noot
5

Met afschriften aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

X Noot
6

Als bedoeld in artikel 6 van het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

X Noot
7

De D66-fractie kan zich in casu niet vinden in bezwaren die zien op subsidiariteit.

Naar boven