33 544 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 mei 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Bent u bereid de Kamer uiterlijk medio mei te informeren over een eventuele nieuwe begrotingsindeling van de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zodat de Kamer nog ruim de tijd heeft om zich er voor het zomerreces over uit te spreken?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Op basis van welke veronderstellingen bent u voornemens de begrotingsindeling van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te veranderen? Wordt er een link gelegd met de in de begroting geformuleerde speerpunten?

Antwoord 2

De begrotingsindeling wordt conform «verantwoord begroten» gepresenteerd. Dit betekent een beleidsagenda, artikelsgewijze toelichtingen waarin algemene doelstellingen en rollen en verantwoordelijkheden zijn beschreven en de presentatie van de budgettaire gevolgen van beleid op instrumentniveau. Per artikel wordt een beperkt aantal sub-artikelen (of operationele doelstellingen) geformuleerd. Bij de indeling van de artikelen wordt een aantal criteria gehanteerd. De artikelen dienen «houdbaar», onderling consistent en te evalueren te zijn. Ook wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling van het totale budget over de verschillende artikelen. De vier OS-speerpunten van het kabinet zullen herkenbaar worden opgenomen in de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Vraag 3

Kunt u toezeggen dat het aantal beleidsartikelen niet kleiner wordt en de financiële omvang niet groter, zodat het budgetrecht van de Kamer niet verslechtert?

Vraag 7

Hoe wordt de budgetrechtpositie van de Kamer gewaarborgd?

Antwoord 3 en 7

In onze brief aan uw Kamer medio mei zullen wij uiteenzetten op welke wijze wij de begroting willen herindelen.

Vraag 4

Op welke wijze wordt er (in mei 2014) verantwoording afgelegd over de begroting 2013? Wordt er verantwoording afgelegd door de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen, of wordt de verantwoording conform de begrotingsindeling (met bijbehorende doelen) van de nieuwe suppletoire wet gedaan?

Antwoord 4

De verantwoording over de begroting 2013 wordt afgelegd door de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen. Het vertrekpunt hierbij is de Incidentele Suppletoire Begroting 2013 zoals deze nu voor ligt (Tweede Kamer 2012–2013 nr. 33544).

Vraag 5

Worden de begrotingen Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor 2014 (op Prinsjesdag) alsnog in aparte wetsvoorstellen («via twee aparte boekjes») naar de Kamer gestuurd?

Antwoord 5

Ja, de begrotingen 2014 van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden in twee aparte wetsvoorstellen naar de Kamer gestuurd.

Vraag 6

Bent u beiden bereid naar de Kamer te komen om de twee begrotingen toe te lichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ja.

Vraag 8

Kunt u voor de begrotingsstaten van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op artikelonderdeelniveau aangeven welke programmabudgetten ODA, non-ODA of een combinatie van beide zijn?

Antwoord 8

Buitenlandse Zaken (V)

Sub Art

Omschrijving

ODA/non-ODA

01.00

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

 

01.01

Een goed functionerende internationale rechtsorde

combinatie

01.02

Bescherming van de rechten van de mens

combinatie

02.00

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

 

02.01

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid

non-ODA

02.02

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit

non-ODA

02.03

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, bevordering van ontwapening, wapenbeheersing en het voeren van een restrictief en transparant wapenexportbeleid

combinatie

02.05

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

combinatie

03.00

Europese samenwerking

 

03.01

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

non-ODA

03.02

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

ODA

03.03

Een hechtere Europese waardengemeenschap

non-ODA

03.04

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

non-ODA

04.00

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

 

04.02

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

non-ODA

07.00

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

 

07.01

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

non-ODA

07.02

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

non-ODA

08.00

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

 

08.01

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

non-ODA

08.02

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

non-ODA

08.03

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

Combinatie

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)
 

Omschrijving

Oda/non-ODA

01.00

Een sterke internationale concurrentiepositie

 

01.01

Een sterke internationale concurrentiepositie

combinatie

02.00

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

 

02.01

Een goed functionerende internationale rechtsorde

ODA

02.02

Bescherming van de rechten van de mens

combinatie

03.00

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

 

03.01

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

ODA

03.02

Effectieve humanitaire hulp

combinatie

04.00

Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede

 

04.01

Voedselzekerheid

ODA

04.02

Effectief armoedebeleid van ontwikkelingslanden

combinatie

04.03

Private sector ontwikkeling

combinatie

05.00

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

 

05.01

Goed onderwijs, goed opgeleide bevolking en capaciteit voor onderzoek en innovatie voornamelijk ten behoeve van de beleidsprioriteiten

combinatie

05.02

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

ODA

05.03

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

ODA

05.04

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van hiv/aids

combinatie

06.00

Duurzaam water en milieubeheer

 

06.01

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

combinatie

06.02

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden/partnerlanden

ODA

07.00

Regulering van het personenverkeer

 

07.01

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

ODA

08.00

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

 

08.01

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

combinatie

08.02

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijzen, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid

ODA

Vraag 9

Kunt u voor de beleidsprogramma’s waarbij u bent afgeweken van het uitgangspunt «dat deze worden geplaatst op de begroting waarop het zwaartepunt van het programma ligt», uw keuze motiveren?

Vraag 12

Hoe komt u tot het besluit waar het zwaartepunt van een onderwerp ligt? Kan per beleidsartikel worden aangegeven, inclusief motivatie, welke programmabudgetten, ODA en non-ODA, onder de verantwoordelijkheid vallen van de minister van Buitenlandse Zaken en welke vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord 9 en 12

In de toelichting op de suppletoire begroting is gemeld dat in de meeste gevallen het beleidszwaartepunt overeenkomt met het zwaartepunt in de omvang van ODA (BH&OS) of non-ODA (BZ). Op basis hiervan is de verdeling tot stand gekomen. In die gevallen waarbij zowel ODA als non-ODA een substantieel onderdeel vormt, is de volgende afweging gemaakt:

  • Mensenrechtenprogramma’s en programma’s voor het vrije woord (artikel 1, hoofdstuk 5) vormen een integraal onderdeel van het Nederlands buitenland beleid waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is en deze blijven daarom op de begroting van Buitenlandse zaken (V) staan. Uit deze middelen worden kleine programma’s gefinancierd zoals de mensenrechtentulp maar ook mensenrechtenactiviteiten op de diverse posten. Specifieke, ontwikkelingsrelevante mensenrechtenprogramma’s komen op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (specifiek: SRGR en maatschappelijk verantwoord ondernemen).

  • Maatschappelijke transformatieprogramma’s (MATRA, artikel 2 hoofdstuk 5) vormen een instrument om het transitieproces in Oost-Europa en de Arabische regio te ondersteunen en zijn daarmee vooral aanvullend op de politieke interventies van de minister van Buitenlandse Zaken. Deze programma’s worden daarom opgenomen op de begroting van Buitenlandse Zaken (V).

  • Het stabiliteitsfonds (artikel 2, hoofdstuk 5) vormt een instrument om veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in conflictgebieden te bereiken. Om invulling te kunnen geven aan de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken is ervoor gekozen dit budget op de begroting van Buitenlandse Zaken te plaatsen.

De programmabudgetten zijn opgenomen in de toelichting op de suppletoire wet. Per artikel zijn de financiële instrumenten weergegeven, die overeenkomen met de programmabudgetten. De artikelen behorende bij de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse zaken vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse zaken en de artikelen behorende bij de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Nota bene: vraag 10 ontbreekt

Vraag 11

In welke budgettaire nota en/of suppletoire begroting worden de bezuinigingen en intensiveringen uit het regeerakkoord budgettair en inhoudelijk verwerkt? Indien het de Voorjaarsnota betreft, ontvangt de Kamer dan ook een meerjarige cijfermatige en inhoudelijke uitwerking?

Antwoord 11

In de eerste suppletoire begroting 2013 worden de bezuinigingen en intensiveringen uit het regeerakkoord op hoofdlijnen op artikelniveau verwerkt. Tevens is in april de nota «Wat de wereld verdient: Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen» naar de Kamer verstuurd. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de bezuinigingen en intensiveringen per thema en speerpunt worden verwerkt. De uiteindelijke financiële vertaling hiervan wordt opgenomen in de ontwerpbegroting 2014. Tevens wordt vóór de zomer de nota «modernisering van de Nederlandse diplomatie inclusief het postennet» naar de Kamer verstuurd. Ook deze nota wordt financieel vertaald in de ontwerpbegroting 2014.

Vraag 13

Waarom nemen de verplichtingen bij artikel 5 in de begrotingsstaat van Buitenlandse Zaken met 353,2 miljoen euro af, terwijl de verplichtingen bij hetzelfde artikel in de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met slechts 343,2 miljoen euro toenemen? Waardoor wordt het verschil van 10 miljoen euro verklaard? Gaat het hier om een fout? Zo ja, hoe zal deze worden hersteld?

Antwoord 13

Het klopt inderdaad dat de afname van de verplichting op artikel 5 met EUR 353,2 miljoen van de begrotingsstaat van Buitenlandse zaken een stijging van de verplichting op artikel 5 met hetzelfde bedrag moet laten zien. Hierover is inmiddels contact opgenomen met uw Kamer.

Vraag 14

Waarom is er 5,335 miljoen euro, afkomstig van beleidsartikel versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten, verplaatst van de begroting van Buitenlandse Zaken naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Hebben de speerpunten van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij een rol gespeeld? Zo ja, welke zijn dit concreet en hoe zijn deze uitgesplitst?

Vraag 17

Waarom is slechts 5,041 mln euro overgeheveld naar artikel 2.2 bescherming van de rechten van de mens op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Welk deel hiervan is ODA en waarom is er voor gekozen dit op de balans van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te zetten en de rest op de balans van Buitenlandse Zaken te behouden?

Antwoord 14 en 17

Zoals opgenomen in de toelichting met financiële instrumenten betreft het hierbij uitgaven voor de International Labour Organization (ILO). Deze uitgaven zijn voor het grootste deel ODA en zijn daarom opgenomen op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De vier speerpunten uit het Regeerakkoord hebben bij deze beslissing geen rol gespeeld. De keuze om de overige begrotingsonderdelen op bescherming van de rechten van de mens op de begroting van Buitenlandse Zaken te laten staan, is toegelicht in het antwoord op de vragen 9 en 12.

Vraag 15

Waarom is er 2.3 mln euro blijven staan op de begroting van Buitenlandse Zaken onder artikel 4.2 (Effectief armoedebeleid voor ontwikkelingslanden)? Waarom is deze post niet mee overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord 15

Het betreft hierbij non-ODA uitgaven die gedaan worden ten behoeve van kiesgroepsteun. In lijn met de, in de toelichting op de Incidentele Suppletoire Begroting opgenomen, uitgangspunten, blijft dit budget op de begroting van Buitenlandse zaken staan.

Vraag 16

Waarom is er maar circa 304 miljoen euro ODA van het budget «veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden» overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (artikel 3.1) terwijl het totale ODA budget circa 390 mln euro is?

Antwoord 16

Het merendeel van de ODA budgetten zijn overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op het artikelonderdeel veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden van Buitenlandse Zaken (V) zijn de VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties blijven staan. Hierin zit een kleinere ODA component. Daarnaast zijn de budgetten voor MATRA en Stabiliteitsfonds op de begroting van Buitenlandse Zaken blijven staan (zie ook antwoord op vraag 9 en 12). Hierin zitten ook ODA onderdelen.

Naar boven