33 534 Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Bahrein tot wijziging van de luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Bahrein, gedaan te Manama op 11 juli 1990; Brussel, 5 september 2012

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 31 januari 2013..

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 2 maart 2013.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 5 september 2012 te Brussel tot stand gekomen Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Bahrein tot wijziging van de luchtvaartovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Bahrein, gedaan te Manama op 11 juli 1990 (Trb. 2012, 189).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De luchtvaartrelatie tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Bahrein is geregeld, voor wat Nederland betreft, in de op 11 juli 1990 te Manama totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Bahrein inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (Trb. 1990, 134) (hierna: «de Overeenkomst»), welke bij notawisseling van 31 mei 1998 is gewijzigd (Trb. 1998, 163). Op 5 september 2012 is het onderhavige wijzigingsprotocol tot stand gekomen (hierna: «het Protocol»). Wijzigingen van de Overeenkomst waren nodig omdat de Overeenkomst niet volledig verenigbaar was met het recht van de Europese Unie.

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5 november 2002 in de zogenaamde «Open Skies» zaken, is op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2004, L 157) inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen vastgesteld. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Verordening hebben de lidstaten en de Commissie gezamenlijk standaardbepalingen opgesteld en vastgelegd, die in bilaterale luchtvaartverdragen tussen lidstaten en derde landen dienen te worden opgenomen.

Conform de procedure van artikel 4, derde lid, van genoemde Verordening zijn standaard-clausules van de Europese Unie tijdens onderhandelingen aan een delegatie van Bahrein voorgelegd en door deze geaccepteerd. Deze luchtvaartbesprekingen hebben geresulteerd in het onderhavige Protocol waarin de wijzigingen van de Overeenkomst zijn vastgelegd.

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en Bahrein anderzijds, wordt de reikwijdte van de Overeenkomst niet uitgebreid tot het Caribische deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg dat Nederland op grond van artikel 4 van de Overeenkomst slechts luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 corrigeert een typografische fout in het schrijven van de datum van de Overeenkomst.

Artikel 2 van het Protocol houdt rekening met de staatkundige wijziging van Bahrein, waardoor het land in in de Overeenkomst niet meer wordt aangeduid als «de Staat Bahrein», maar als «het Koninkrijk Bahrein».

Artikel 3 van het Protocol wijzigt de definitie van de term »luchtvaartautoriteiten» en het woord «tarief» wordt gewijzigd in het woord »prijs».

Artikel 4 van het Protocol integreert de standaard-aanwijzings- en intrekkingsbepaling in de Overeenkomst. Deze standaardbepaling vervangt de artikelen 3 en 4 van de Overeenkomst, inzake de aanwijzing door de lidstaten van een luchtvaartmaatschappij en de rechten van de wederpartij om de vergunning van de Europese luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken, te schorsen of te beperken. Daarnaast is de enkelvoudige aanwijzing gewijzigd in een tweevoudige (artikel 3 van de Overeenkomst).

Artikel 5 van het Protocol voegt een nieuw artikel 4(bis) in de Overeenkomst. Indien een luchtvaartverdrag verwijzingen naar onderdanen of luchtvaartmaatschappijen van één lidstaat van de Europese Unie bevat, moeten deze worden uitgebreid tot respectievelijk onderdanen en luchtvaartmaatschappijen van alle lidstaten van de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, of door opneming van een relevante standaardverwijzing. Artikel 5 van het Protocol integreert de relevante standaardverwijzing naar onderdanen of luchtvaartmaatschappijen van het Koninkrijk der Nederlanden in de Overeenkomst.

Artikel 6 van het Protocol vervangt artikel 5 van de Overeenkomst («Tarieven»). Zoals in artikel 3 van dit Protocol is bepaald, wordt de uitdrukking «tarief» vervangen door de uitdrukking «prijs».

In dit artikel is voorts bepaald dat het de aangewezen luchtvaartmaatschappijen vrij staat om hun prijzen vast te stellen op basis van commerciële marktoverwegingen. De mogelijkheid van interventie door de partijen is daarbij beperkt tot bepaalde specifiek omschreven gevallen waaronder bijvoorbeeld misbruik van machtsposities of prijsdiscriminatie.

Het tweede lid biedt de partijen de mogelijkheid notificatie te eisen van de prijzen aan haar luchtvaartautoriteiten.

Het derde lid belet een partij eenzijdige actie te ondernemen ter voorkoming van het instellen of voortzetten van een bepaalde prijs door de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) en voorziet hiertoe in een consultatieprocedure met de andere partij.

Tevens is het volgens Europees recht niet toegestaan dat luchtvaartverdragen bepalingen bevatten die prijsafspraken tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen mogelijk maken.

Het vierde lid verklaart EU-recht van toepassing op prijzen van door het Koninkrijk Bahrein aangewezen luchtvaartmaatschappijen voor vervoer dat geheel binnen de EU plaatsvindt.

Artikel 7 van het Protocol («Veiligheid van de luchtvaart») vervangt artikel 13 (bis) van de Overeenkomst.

Aangezien de lidstaat die momenteel gerechtigd is luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen onder het luchtvaartverdrag in de toekomst wellicht niet de lidstaat is die daadwerkelijk de benodigde vergunningen afgeeft, kan dat van invloed zijn op de huidige afspraken over de veiligheid. Artikel 7 van het Protocol integreert daarom een standaard-luchtvaartveiligheidbepaling in de Overeenkomst.

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen te vergroten wordt artikel 6 van de Overeenkomst gewijzigd door artikel 8 van het Protocol.

Artikel 9 van het Protocol betreffende grondafhandeling geeft optimale mogelijkheden voor vrije keuze, voor wat betreft het Nederlands grondgebied in overeenstemming met EU wet- en regelgeving.

Artikel 10 van het Protocol wijzigt artikel 8 van de Overeenkomst. Luchtvaartmaatschappijen hoeven niet langer hun vliegschema bij de andere contracterende partij in te dienen, waardoor de administratieve lasten voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen verlaagd worden.

EU-lidstaten die met derde landen in bilaterale luchtvaartverdragen overeenstemming hebben bereikt over het vrijstellen van vliegtuigbrandstof van belasting, dienen te streven naar intrekking of wijziging van deze bepalingen door een op EU-niveau overeengekomen bepaling in te voeren waardoor zij in de toekomst gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om op basis van verdragen met andere lidstaten belasting over vliegtuigbrandstof te heffen. Artikel 11 van het Protocol voegt deze bepaling (als vierde lid) toe aan artikel 9 van de Overeenkomst.

Artikel 12 van het Protocol bepaalt dat het Protocol in werking zal treden op de datum waarop beide Overeenkomstsluitende partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de daarvoor grondwettelijk vereiste formaliteiten in hun landen is voldaan.

Bijlage

De routetabel, die in de Bijlage bij de Overeenkomst is opgenomen, wordt in de Bijlage bij het Protocol gewijzigd.

Koninkrijkspositie

Het Protocol zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, evenals de Overeenkomst van 1990, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Zie voor het Caribische deel van Nederland ook de laatste alinea van de inleiding van deze toelichting.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven