Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Uw Kamer heeft mij gevraagd om per brief te reageren op het artikel in het Dagblad
van het Noorden waarin gerefereerd wordt aan mijn brief aan uw Kamer van 22 januari
jl. (Kamerstuk 33 259, nr. 578). Als bijlage bij deze brief zijn de antwoorden op de vragen op ditzelfde artikel
van het lid Nijboer (PvdA) toegevoegd (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1975).
Ik vind het vervelend dat er verwarring is ontstaan over de opname en beoordeling
van 3000 woningen. Ik begrijp het misverstand hierover op basis van een passage in
mijn brief van 22 januari jl. In de werkorder, die ik als bijlage bij deze brief heb
meegestuurd, staat de opdracht uitgebreider en volledig correct weergegeven.
De werkorder die is afgegeven stelt de middelen beschikbaar voor het opnemen en beoordelen
van 3000 huizen in de nieuwe versterkingsaanpak. Het betreft hier 1.561 adressen die
op basis van de verwachtingswaarde («P50») volgens het Hazard and Risk-model (HRA)
niet aan de veiligheidsnorm voldoen en daarnaast 1.377 adressen waar een vergelijkbaar
risico wordt verondersteld.
Met de opdracht aan NCG en NAM zijn de middelen beschikbaar gekomen om te starten
met de opname en beoordeling van de woningen in de hoogste risicocategorie. De opnames
en beoordelingen worden hiermee op adresniveau ingepland, waarbij de prioritering
is bepaald door de gemeenten. Om tot uitvoering over te gaan is, naast het beschikbaar
stellen van voldoende middelen ook de capaciteit in de markt en de lokale planvorming
belangrijk. Hierop heeft het Rijk alleen indirect invloed.
In de afgelopen weken is concreet inzicht verkregen in de beschikbare capaciteit in
de markt voor het beoordelen. Tijdens het Bestuurlijk Overleg van 15 februari jl.
zijn over de inzet van de beschikbare capaciteit heldere afspraken gemaakt tussen
Rijk en regio, onderschreven door de maatschappelijk organisaties, die ik met uw Kamer heb gedeeld. Daarbij is door Rijk en
regio onderkend dat ongewenste wachttijd voor bewoners ontstaat, omdat de opnamecapaciteit
groter is dan de beoordelingscapaciteit.
Tijdens het Bestuurlijk Overleg op 11 maart jl. hebben alle partijen zich gecommitteerd
aan aanvullende afspraken waarmee we de capaciteit structureel en significant willen
vergroten. Hier heb ik uw Kamer vorige week over geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 587).
In elke gemeente wordt al gestart met opnames en beoordelingen van de huizen in de
hoogste risicocategorie. In vier gemeenten (Appingedam, Delfzijl, Loppersum en Oldambt)
gebeurt dit op basis van een plan met een voorlopige goedkeuring van Staatstoezicht
op de Mijnen (SodM). Ik verwacht dat ook voor de overige gemeenten het SodM op korte
termijn met een oordeel over het plan komt.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes