33 529 Gaswinning

Nr. 401 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2017

Met mijn brief van 4 december 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 400) heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop ik de komende maanden toewerk naar een nieuw besluit over de gaswinning in Groningen. Samen met de regio wil ik alle aspecten die spelen rond de gaswinning in Groningen verkennen. Het overleg tussen de betrokken overheden in het gebied over de wijze waarop we deze samenwerking vorm gaan geven loopt.

Een van de mogelijkheden in het kader van de toekomstige gaswinning betreft de bouw van een aanvullende stikstofinstallatie in Zuidbroek. Hierover heeft de Minister van Economische Zaken u vorig jaar geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 283). Met deze installatie kan door middel van stikstof hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas worden geconverteerd. Deze installatie zou worden gebouwd door de landelijke netbeheerder van het gastransportnet, Gasunie Transport Services (GTS).

Op basis van het advies van GTS leek een additionele stikstofinstallatie in 2014 nodig om ook op de lange termijn op zeer koude piekmomenten voldoende gas te kunnen leveren. De stikstofinstallatie werd daarom nodig geacht voor de zogenoemde capaciteitsmatige leveringszekerheid. Daarnaast zou de installatie bij volledige inzet vanaf de ingebruikname ook 5 tot 7 miljard Nm3 per jaar aan volume kunnen produceren. Dit gaf – naast de capaciteitsmatige noodzaak van de installatie – ook de mogelijkheid om de gaswinning uit Groningen in die periode navenant te verlagen. Doordat de bouw van de installatie vier tot vijf jaar duurt, was er geen sprake van een effect op de korte termijn.

Vorig jaar concludeerde GTS aan de hand van een aanvullende analyse echter dat door verschillende ontwikkelingen het bestaande aanbod aan capaciteit voldoende is en de stikstofinstallatie vanuit het oogpunt van de capaciteitsmatige leveringszekerheid daarmee niet langer nodig is. Mochten er onverwacht bestaande capaciteitsmiddelen dreigen weg te vallen, dan is het volgens GTS de meest kosteneffectieve optie om te investeren in de instandhouding hiervan. Op basis van het wegvallen van de capaciteitsmatige noodzaak heeft de Minister van Economische Zaken vorig jaar aangegeven nog geen definitief besluit te nemen over de bouw van de installatie. Daarvoor wilde de Minister ook eerst de effecten van lagere en vlakke productie op de ontwikkeling van de seismiciteit afwachten. In de zomer heeft GTS haar inzichten geactualiseerd in een nieuwe brief. Zij komt hierin tot dezelfde conclusie als in 2016. Het advies is vervolgens conform de motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 340) onafhankelijk getoetst door DNV GL. DNV GL heeft geen aanwijzingen gevonden voor fundamentele inconsistenties of problemen in de aanpak door GTS die tot een significant andere uitkomst zouden kunnen leiden. Beide stukken bied ik uw Kamer met deze brief aan1.

Het kabinet heeft uitgesproken dat de veiligheid voorop staat en dat zij daarom de vraag naar Gronings gas wil verminderen. De mogelijkheden daartoe binnen deze kabinetsperiode, en de scenario’s voor de gaswinning na deze kabinetsperiode breng ik in kaart. Deze resultaten wil ik afwachten. Bovendien hecht ik er sterk aan het gesprek met de regio over deze resultaten aan te gaan, voordat ik een besluit neem. Het is mijn voornemen om uw Kamer vervolgens uiterlijk in het voorjaar over het definitieve besluit omtrent de stikstofinstallatie te informeren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven