Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33519 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33519 nr. A |
25 april 2013
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten aan te passen om een aantal beleidsvoornemens uit de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap 2011–2015 «Kwaliteit in verscheidenheid» te kunnen realiseren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel x1 wordt «artikel 7.38, derde lid» vervangen door: artikel 7.31d, derde lid.
2. In onderdeel z wordt na «artikel 7.10a» ingevoegd: , artikel 7.10b.
B
Artikel 1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «toets nieuwe opleiding» ingevoegd: dan wel de toets nieuw Ad-programma.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt na «initiële opleidingen» ingevoegd: en daarbinnen uitgevoerde Ad-programma’s.
b. In de tweede volzin wordt na «de artikelen 7.10a» ingevoegd: , 7.10b.
3. Het derde lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. de vooropleidings-, selectie- of toelatingseisen,.
C
Artikel 1.12, eerste lid, komt te luiden:
1. Aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen en daarbinnen uitgevoerde Ad-programma’s, verzorgd door rechtspersonen voor hoger onderwijs, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a onderscheidenlijk artikel 7.10b verbonden.
D
In de eerste volzin van artikel 1.18, derde lid, wordt na «de kwaliteit van de opleidingen» ingevoegd: , daaronder begrepen de Ad-programma’s.
E
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, wordt «groepen van opleidingen» vervangen door: groep van opleidingen dan wel per Ad-programma.
2. In het vijfde lid wordt «de Tweede Kamer der Staten-Generaal» gewijzigd in: beide Kamers der Staten-Generaal.
F
In artikel 2.9 wordt na het eerste lid een nieuw lid 1a ingevoegd, luidende:
1a. Indien na de goedkeuring van Onze minister, bedoeld in artikel 7.8a, derde lid, de uitvoering van een Ad-programma gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kan het instellingsbestuur in verband daarmee een deel van de rijksbijdrage overdragen aan die instelling.
G
Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het tweede lid wordt na «de toets nieuwe opleiding» ingevoegd: , de toets nieuw Ad-programma.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2a. Het accreditatieorgaan toetst bij de accreditatie en de toets nieuwe opleiding van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs tevens:
a. de door een instellingsbestuur voorgestelde toevoeging aan een graad als bedoeld in artikel 7.10a, tweede en derde lid, op internationale herkenbaarheid aan de hand van een referentielijst die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld;
b. of de door het instellingsbestuur gehanteerde naam van de opleiding voldoende inzicht biedt in de inhoud van de opleiding en aansluit bij hetgeen gebruikelijk is binnen de visitatiegroep of sector waartoe de opleiding behoort.
H
Artikel 5a.2a, eerste lid, wordt na «toets nieuwe opleiding» ingevoegd: , toets nieuw Ad-programma.
I
Aan het eerste lid van artikel 5a.11 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een toets nieuwe opleiding is niet vereist in het geval sprake is van het ongedaan maken van een samenvoeging als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid.
J
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt de zinsnede «legt het voornemen tot het verzorgen van een nieuwe opleiding ter instemming aan Onze minister voor met het oog op» vervangen door: legt het voornemen tot:
a. het verzorgen van een nieuwe opleiding,
b. het samenvoegen van bestaande opleidingen,
c. het verzorgen van een Ad-programma binnen een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, of
d. het verzorgen van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder b,
ter instemming aan Onze minister voor met het oog op de beoordeling van een doelmatig onderwijsaanbod en.
b. De tweede volzin komt te luiden: Het instellingsbestuur geeft in het voornemen aan of de nieuwe opleiding voltijds, deeltijds of duaal zal zijn en deelt tevens mee in welke gemeente of in welk openbaar lichaam BES de opleiding wordt gevestigd.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het zevende en achtste lid worden na het tweede lid vier nieuwe leden ingevoegd, luidende:
3. Met inachtneming van de aanvraag kan Onze minister zijn instemming voor het verzorgen van een nieuwe opleiding beperken tot het verzorgen van een voltijdse, deeltijdse of duale opleiding. Onze minister kan zijn instemming ook onder andere beperkingen verlenen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan de aanvraag om instemming.
5. Indien sprake is van het samenvoegen van bestaande opleidingen kan Onze minister bij het verlenen van de instemming desgevraagd bepalen dat het instellingsbestuur uiterlijk bij de aanvang van het zesde studiejaar nadat de samenvoeging heeft plaatsgevonden deze ongedaan kan maken zonder dat daarvoor instemming als bedoeld in het eerste lid noodzakelijk is.
6. Ingeval van een nieuwe opleiding in een van de openbare lichamen BES wordt bij de beoordeling gelet op de voorzieningen op het gebied van hoger onderwijs in Nederland en Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
K
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «opleidingen» toegevoegd: en Ad-programma’s.
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt na «een opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk een Ad-programma.
b. In onderdeel a wordt na «opleiding» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «ingeschreven studenten» wordt ingevoegd: onderscheidenlijk de studenten die zijn ingeschreven aan de opleiding en het Ad-programma volgen.
b. De zinsnede «de opleiding aan dezelfde instelling» wordt vervangen door: de opleiding onderscheidenlijk het Ad-programma aan dezelfde instelling.
L
In het opschrift van artikel 6.6 wordt na «opleidingen» toegevoegd: en Ad-programma’s.
L1
Aan artikel 6.7a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Het instellingsbestuur selecteert de gegadigden uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.
M
Na artikel 6.7d wordt een nieuw artikel 6.8 ingevoegd, luidende:
1. Het instellingsbestuur kan Onze minister verzoeken toestemming te verlenen om voor een opleiding een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van artikel 7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
2. Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend verlenen indien:
a. de opleiding het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10, eerste lid, onderdeel c, heeft verkregen,
b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en
c. het instellingsbestuur garandeert dat studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven op het moment dat de toestemming wordt verleend hun opleiding binnen een daarvoor te stellen redelijke termijn tegen het wettelijke collegegeld kunnen afronden.
3. Onze minister kan bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, naast de in het tweede lid onder a tot en met c genoemde elementen ook andere aspecten in zijn afwegingen betrekken. Onze minister kan ter zake een beleidsregel vaststellen.
4. Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het indienen van verzoeken als bedoeld in het eerste lid en de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden.
5. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van artikel 7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.
6. Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, is de verplichting voor het instellingsbestuur verbonden tot het vaststellen van een regeling voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld.
7. Onze minister kan ook andere verplichtingen verbinden aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid.
8. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, vervalt zodra de opleiding het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10, eerste lid, onderdeel c, heeft verloren.
9. Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, intrekken, indien:
a. de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komt, of
b. het instellingsbestuur de verplichtingen niet nakomt die hem zijn opgelegd op grond van het zesde of het zevende lid.
M1
Aan artikel 6.9, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Onze minister wijst het verzoek om graden te mogen verlenen in ieder geval af indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, in onvoldoende mate zijn gewaarborgd. Onze minister neemt binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een besluit.
N
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze minister kan besluiten dat aan een opleiding of aan alle opleidingen, onderscheidenlijk een Ad-programma of alle Ad-programma’s, verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs, de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, worden ontnomen, indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, niet of niet langer is gewaarborgd.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «alle opleidingen» wordt ingevoegd: onderscheidenlijk een Ad-programma of alle Ad-programma’s.
b. Na «artikel 7.10a» wordt ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 7.10b.
3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «alle opleidingen» wordt ingevoegd: onderscheidenlijk alle Ad-programma’s.
b. Na »graden» wordt ingevoegd: als bedoeld in artikel 7.10a onderscheidenlijk artikel 7.10b.
O
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid worden na onderdeel t, onder vervanging van een punt aan het slot van dat onderdeel door een komma vier nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
u. of Onze minister toestemming heeft verleend voor het vaststellen van een hoger collegegeld als bedoeld in artikel 6.8,
v. of binnen de opleiding een Ad-programma wordt aangeboden en of dat programma een voltijds, deeltijds of duaal karakter heeft,
w. of binnen de opleiding een versneld traject wordt aangeboden als bedoeld in artikel 7.9a,
x. de toevoeging, bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, die aan een graad is verbonden.
2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «onderdelen b tot en met g, m, n, o en q» vervangen door: onderdelen b tot en met g, m, n, o, q en w.
P
Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. De derde volzin van het eerste lid wordt vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende: Het instellingsbestuur kan een Ad-programma dat de instelling voornemens is te verzorgen, aanmelden voor registratie, nadat dat Ad-programma de toets nieuw Ad-programma met positief gevolg heeft ondergaan. Indien er sprake is van het ongedaan maken van een samenvoeging als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid, meldt het instellingsbestuur de oorspronkelijke opleidingen opnieuw aan voor registratie.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «en bewijst door middel van een voornemen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, of een besluit als bedoeld in artikel 6.2, derde lid, dat er geen sprake is van een ondoelmatige taakverdeling tussen de instellingen» wordt vervangen door: en het besluit van instemming van Onze minister, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid.
b. In de vierde volzin wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
c. De vijfde volzin vervalt.
d. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het instellingsbestuur dat een Ad-programma aanmeldt voor registratie voegt het rapport van de toets nieuw Ad-programma en het besluit van instemming van Onze minister, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, bij.
3. In het derde lid wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk, voor zover het betreft het niet volledig zijn van de gegevens, het Ad-programma.
b. In de tweede volzin wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 5a.11, vijfde lid, onderdeel a» vervangen door: bedoeld in artikel 5a.11, zesde lid, onderdeel c of d.
c. In de derde volzin wordt de zinsnede «indien zij constateert» vervangen door «indien hij constateert» en wordt na «de opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk, voor zover het betreft het niet of niet volledig ontvangen van de gegevens binnen de gestelde termijn of het niet juist zijn van de gegevens, het Ad-programma.
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien Onze minister constateert dat de gegevens in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs onvolledig of onjuist zijn of de indeling niet passend is voor de opleiding, kunnen de gegevens of de indeling door Onze minister aangepast worden. Onze minister heeft dezelfde bevoegdheid voor zover het betreft het onvolledig of onjuist zijn van de gegevens voor het Ad-programma.
Q
Het eerste lid van artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na «een opleiding» ingevoegd: onderscheidenlijk een Ad-programma.
2. In de onderdelen a, c en d wordt na «de opleiding» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het Ad-programma.
R
Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin, wordt «de artikelen 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.22, 7.25 en 7.30a» vervangen door: de artikelen 7.3a, tweede lid, onder b, 7.8b, 7.17, 7.17a, 7.18, 7.22, 7.25, 7.30b, tweede tot en met zesde lid, en 7.30e.
2. De tweede volzin vervalt.
S
In artikel 7.3 wordt na het vierde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Het instellingsbestuur kan de naam van een opleiding wijzigen in het kader van het verlenen van accreditatie of tussentijds als daarmee wordt bereikt dat de naam beter aansluit bij wat binnen de visitatiegroep of de sector gebruikelijk is. Tussentijdse wijziging kan slechts plaatsvinden na instemming door het accreditatieorgaan. Het accreditatieorgaan stemt in als wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 5a.2, lid 2a, onder b.
T
Artikel 7.3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid onder b wordt «die door Onze minister als zodanig zijn aangemerkt» vervangen door: , volgend op de bacheloropleidingen, bedoeld onder a.
2. Het derde lid vervalt.
U
1. Het tweede lid van artikel 7.4 komt te luiden:
2. Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar gebaseerd is.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Het instellingsbestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van deeltijdopleidingen.
V
Artikel 7.8a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot het zesde lid worden drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:
3. Onze minister kan op verzoek van een instellingsbestuur goedkeuren dat een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet.
4. Indien Onze minister goedkeuring als bedoeld in het derde lid heeft verleend, wordt ten minste de helft van het programma, waaronder in ieder geval de afstudeerfase en het afsluitend examen, verzorgd door de instelling voor hoger onderwijs. Indien een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is artikel 7.34, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Een persoon aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10b, eerste lid, is verleend, heeft het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Een instellingsbestuur kan daarbij in de onderwijs- en examenregeling voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de desbetreffende bacheloropleiding nog moeten gevolgd.
2. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:
4. De artikelen 7.8b, 7.53, 7.54 en 7.56 zijn van overeenkomstige toepassing.
W
Artikel 7.9a komt te luiden:
1. Een instellingsbestuur kan binnen een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs een versneld traject aanbieden dat toegankelijk is voor studenten met een diploma als bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, onder a of b dan wel een op grond van artikel 7.28, tweede lid, bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma. Een student die aan de in de eerste zin bedoelde voorwaarde en de overige voorwaarden voor inschrijving voldoet, wordt voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt.
2. Het instellingsbestuur kan besluiten ook een andere student dan degene, bedoeld in het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het instellingsbestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject.
3. In afwijking van artikel 7.4b, eerste lid, bedraagt de studielast voor een versneld traject 180 studiepunten.
X
Artikel 7.9c vervalt.
Y
Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid komt de tweede volzin te luiden:
Afhankelijk van het vakgebied waarin het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een masteropleiding is afgelegd, wordt aan de verleende graad de toevoeging verbonden die op grond van artikel 5a.2, lid 2a, onder a, met positief resultaat is getoetst.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «De tweede volzin van het eerste lid is» vervangen door: De tweede en derde volzin van het eerste lid zijn.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het instellingsbestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft.
Z
In artikel 7.10b vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
AA
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel m wordt: «lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten» vervangen door: studenten met een handicap of chronische ziekte.
b. Onderdeel w vervalt onder toevoeging van het woord «en» aan het slot van onderdeel u en het vervangen van «, en» aan het slot van onderdeel v door een punt.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In de onderwijs- en examenregeling wordt aangegeven hoe een persoon het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen, bedoeld in artikel 7.8a, vijfde lid, kan effectueren en aan welke eisen hij daarvoor moet voldoen.
3. Het vierde lid vervalt.
AB
Artikel 7.15, eerste lid, komt te luiden:
1. Het instellingsbestuur verstrekt zodanige informatie aan studenten en aspirant-studenten over:
a. de instelling,
b. het te volgen onderwijs in algemene zin,
c. de differentiatie in het opleidingenaanbod,
d. de selectie van studenten, en
e. de opleidingsnamen,
dat deze studenten en aspirant-studenten in staat zijn de opleidingsmogelijkheden te vergelijken, zich een goed oordeel te vormen over de inhoud en de inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs en de examens en zich goed voor te bereiden op de gestelde eisen.
AC
Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste volzin wordt de zinsnede «of een gedeelte daarvan» vervangen door: , een gedeelte daarvan of het Ad-programma dan wel een deel daarvan dat binnen die opleiding wordt aangeboden al dan niet voor een bepaalde periode.
b. De tweede volzin komt te luiden: Hij legt het in de eerste volzin bedoelde voornemen voor een nevenvestiging dan wel verplaatsing van een opleiding ter instemming voor aan Onze minister.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voorafgaand aan het nemen van een instemmingsbesluit als bedoeld in het tweede lid stelt Onze minister de daarvoor in aanmerking komende instellingen in de gelegenheid hun zienswijze te geven op de aanvraag.
AD
Artikel 7.17a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Na «een opleiding die» wordt ingevoegd: of een Ad-programma dat.
b. Na «de opleiding» wordt ingevoegd: of het Ad-programma.
2. In het tweede lid wordt na «de opleiding» ingevoegd: of het Ad-programma.
AE
Artikel 7.19a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt de zinsnede «De graad, bedoeld in het eerste lid, en de toevoegingen, bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid» vervangen door: De graden en de toevoegingen, bedoeld in artikel 7.10a.
b. Onderdeel e komt te luiden:
e. Bachelor of Master met een andere toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, derde volzin,;
c. Onderdeel h komt te luiden:
h. Bachelor of Master met een toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, tweede volzin.
2. Na het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:
3a. Indien artikel 7.10a, tweede lid, tweede volzin, is toegepast, wordt de afkorting van de desbetreffende graden met toevoegingen bij ministeriële regeling vastgesteld.
AF
Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onverminderd het derde lid» gewijzigd in: Onverminderd het derde en het vierde lid.
1a. Het derde lid komt als volgt te luiden:
3. Voor de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, aan de Open Universiteit gelden geen vooropleidingseisen, tenzij het een gezamenlijke opleiding betreft als bedoeld in artikel 7.3c. Indien geen vooropleidingseisen gelden, staat de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, open voor ieder die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:
4. Voor de inschrijving voor een opleiding tot leraar basisonderwijs kunnen bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld als bedoeld in de artikelen 7.25a en 7.25b.
AG
Artikel 7.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of een groep van opleidingen» vervangen door: om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriële regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen.
2. In het tweede lid wordt «om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding» vervangen door: om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriële regeling aangewezen opleiding.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld om te worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs in verband met de gewenste aansluiting van het diploma van:
a. een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d, onderscheidenlijk e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; of
b. een bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, onder g, aangewezen vakopleiding op een opleiding of een groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. De vertegenwoordigers van de hogescholen en van de instellingen, bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kunnen gezamenlijk voorstellen doen over de gewenste invulling van de aansluiting, bedoeld in het derde lid.
5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Artikel 7.24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
AH
Na artikel 7.25 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Voor de opleiding tot leraar basisonderwijs kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als voorwaarde voor de inschrijving tot die opleiding bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld. Indien uitvoering is gegeven aan de eerste volzin, is artikel 7.25, tweede en derde lid, niet van toepassing op de opleiding tot leraar basisonderwijs.
2. De bijzondere nadere vooropleidingseisen, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op onderdelen of kennisgebieden als bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs. Op basis van die eisen toont de aspirant-student voor de inschrijving bij de opleiding tot leraar basisonderwijs aan, te beschikken over voldoende kennis om te kunnen deelnemen aan die opleiding.
3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald met welke vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, de kennis, bedoeld in het tweede lid, kan worden aangetoond. Bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur wordt het niveau van de kennis vastgesteld dat anders is dan het niveau van het examen, bedoeld in de eerste volzin.
1. De aspirant-student, bedoeld in artikel 7.25a, tweede lid, kan aantonen over de kennis, bedoeld in dat artikel, te beschikken door middel van:
a. het overleggen van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, en wat betreft de vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van dat diploma, de bij het diploma behorende cijferlijst of resultatenlijst waaruit blijkt dat hij over de desbetreffende kennis beschikt, of
b. in voorkomende gevallen, al dan niet in aanvulling op het overleggen van een diploma als bedoeld in onderdeel a, het overleggen van een of meer certificaten als bedoeld in artikel 7.4.11, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs waaruit blijkt dat hij over de desbetreffende kennis beschikt.
2. Indien de aspirant-student niet voldoet aan het eerste lid, kan hij aantonen over de kennis, bedoeld in artikel 7.25a, te beschikken door het met goed gevolg afleggen van een toets.
3. Het instellingsbestuur stelt de aspirant-student in de gelegenheid een toets af te leggen en stelt met betrekking tot de toets regels van procedurele aard vast.
AI
Artikel 7.26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24» wordt vervangen door: kunnen bij ministeriële regeling opleidingen worden aangewezen die op daarbij aangegeven gronden eisen kunnen stellen in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24.
b. Na de eerste volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Het instellingsbestuur stelt een regeling vast voor de selectiecriteria en -procedure. De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.
3. Het derde lid vervalt.
AJ
Aan artikel 7.26a, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.
AK
Artikel 7.28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en de bezitter van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs zijn vrijgesteld» vervangen door: is vrijgesteld.
2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid 1a ingevoegd, luidende:
1a. Het instellingsbestuur kan met het oog op de inschrijving voor een bacheloropleiding aan een universiteit van de bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool die niet in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, dan wel een op grond van het tweede lid bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan ten minste gelijkwaardig diploma eisen dat hij aantoont over kennis, inzicht en vaardigheden te beschikken om de bedoelde bacheloropleiding met goed gevolg af te ronden.
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «artikel 7.25, eerste, tweede of derde lid,» wordt vervangen door: artikel 7.25, eerste of tweede lid,.
b. De zinsnede «als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid» wordt vervangen door: als bedoeld in het eerste tot en met tweede lid.
AL
Artikel 7.30a vervalt.
AM
Artikelen 7.30b komt te luiden:
1. Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs geldt als toelatingseis:
a. het bezit van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs; of
b. het bezit van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs.
2. Het instellingsbestuur kan naast de eisen, bedoeld in het eerste lid, kwalitatieve toelatingseisen vaststellen. Deze eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.
3. Het instellingsbestuur laat degenen die aan de gestelde eisen voldoen toe tot een masteropleiding. Indien het instellingsbestuur een maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld, geldt als extra toelatingseis dat dit aantal door de toelating niet wordt overschreden.
4. Het instellingsbestuur maakt tijdig de procedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten voor een masteropleiding het maximumaantal, bedoeld in het derde lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast.
5. Indien er sprake is van kwalitatieve toelatingseisen van studenten bedraagt het aantal soorten daarvan ten minste twee.
6. Indien afgestudeerden van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs zich niet kunnen of dreigen te kunnen inschrijven bij een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, kan Onze minister een of meer instellingsbesturen van universiteiten verplichten een of meer masteropleidingen aan te wijzen waaraan bedoelde afgestudeerden zich kunnen inschrijven.
AM1
Artikel 7.30d wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a vervalt onder verlettering van de onderdelen b en c tot de onderdelen a en b.
2. Het nieuwe onderdeel a komt als volgt te luiden:
a. artikel 7.30b, met uitzondering van de eisen, bedoeld in het tweede lid, en.
AN
In artikel 7.30e wordt «de artikelen 7.30a tot en met 7.30c» vervangen door: de artikelen 7.30b of 7.30c.
AO
Artikel 7.31 vervalt.
AP
Onder vernummering van hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, tot hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1a, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar meldt degene die zich als student wil inschrijven voor een bepaalde propedeutische fase van een bacheloropleiding aan een bepaalde instelling of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten, zich aan bij Onze minister, met inachtneming van artikel 7.31d en overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels van procedurele aard.
2. De aanmelding geschiedt onder vermelding van de instelling waarbij en de bacheloropleiding waarvoor de betrokkene zich wil inschrijven.
3. Indien de betrokkene zich voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar voor meer dan een bacheloropleiding wil aanmelden, geldt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor één bacheloropleiding.
4. Onze minister levert de aanmeldingsgegevens, bedoeld in dit artikel en de artikelen 7.31c en 7.31d, aan de instelling of instellingen waarvoor de betrokkene zich heeft aangemeld.
5. Dit artikel is niet van toepassing op een student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere bacheloropleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven maar kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een beëindiging van de inschrijving op grond van artikel 7.8b, vijfde lid, op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor hij zich wenst in te schrijven.
1. Indien de betrokkene zich uiterlijk op 1 mei voor een of meer bacheloropleidingen heeft aangemeld op de wijze, bedoeld in artikel 7.31a, eerste lid, heeft hij het recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende bacheloropleidingen te organiseren studiekeuzeactiviteiten. Het instellingsbestuur kan besluiten dat de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.
2. Het instellingsbestuur brengt ten aanzien van elke student die zich heeft aangemeld en die heeft deelgenomen aan de studiekeuzeactiviteiten, een studiekeuzeadvies uit. Bij ministeriële regeling kan een maximum aantal studiekeuzeadviezen worden vastgesteld waarop de betrokkene recht heeft.
3. Indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het eerste lid en de betrokkene zonder geldige reden niet deelneemt aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in dat lid, kan het instellingsbestuur besluiten de inschrijving van de betrokkene te weigeren.
4. Het instellingsbestuur stelt ter uitvoering van dit artikel nadere regels vast die in elk geval betrekking hebben op de aard en de inhoud van de studiekeuzeactiviteiten voor de instelling of per opleiding, de termijn waarbinnen de studiekeuzeactiviteiten plaatsvinden, de termijn waarbinnen en de wijze waarop het studiekeuzeadvies wordt uitgebracht, de gevolgen van het zonder geldige reden van verhindering niet deelnemen aan studiekeuzeactiviteiten en de geldige redenen van verhindering voor het deelnemen aan die activiteiten. Bij het vaststellen van de nadere regels treft het instellingsbestuur voor aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten zodanige voorzieningen dat zij kunnen deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten zonder dat hun fysieke aanwezigheid op de instelling vereist is.
5. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. de inschrijving voor een bacheloropleiding waarvoor een selectieprocedure is ingesteld, en
b. degene die op grond van artikel 7.28 vanwege het bezit van een buiten Nederland behaald diploma is vrijgesteld van de diploma-eisen, bedoeld in de artikelen 7.24, eerste en tweede lid.
1. Indien de betrokkene heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 7.31a, eerste lid, behorend bij die andere bacheloropleiding en zich na 1 mei voor een andere bacheloropleiding dan de bacheloropleiding, bedoeld in genoemde bepaling, aanmeldt, kan het instellingsbestuur besluiten dat de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, eerste lid.
2. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de student, bedoeld in artikel 7.31a, vijfde lid.
1. Indien de betrokkene niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 7.31a, eerste lid, en zich na 1 mei voor een bacheloropleiding aanmeldt, kan het instellingsbestuur besluiten dat:
a. hij de betrokkene de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert, of
b. de betrokkene verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, eerste lid.
2. Met betrekking tot het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is artikel 7.31b, tweede lid, van toepassing. Indien het instellingsbestuur een negatief studiekeuzeadvies heeft uitgebracht, kan hij besluiten dat hij de betrokkene de inschrijving voor de desbetreffende bacheloropleiding weigert. Met betrekking tot dit artikel is voorts artikel 7.31b, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Dit artikel is niet van toepassing op de student, bedoeld in artikel 7.31a, vijfde lid.
1. Bij de aanmelding, bedoeld in deze paragraaf, legt de betrokkene mede zijn persoonsgebonden nummer over. Indien de student aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, vindt de aanmelding plaats met inachtneming van het derde lid.
2. Het persoonsgebonden nummer wordt overgelegd door middel van een van overheidswege verstrekt document, waarop tevens de gegevens over de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum en het geslacht van de betrokkene zijn vermeld.
3. Indien de betrokkene aannemelijk maakt dat hij geen persoonsgebonden nummer kan overleggen, verstrekt Onze minister binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan hem zijn onderwijsnummer. Het onderwijsnummer is een door Onze minister uitgegeven en aan de betrokkene toegekend persoonsgebonden nummer.
4. Onze minister verstrekt binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding aan het instellingsbestuur van de instelling waaraan de betrokkene zich wil inschrijven, het persoonsgebonden nummer van de betrokkene en de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, voorzover die door de betrokkene zijn verstrekt.
AQ
Aan het derde lid van artikel 7.32 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een student die een Ad-programma wil volgen, schrijft zich in voor de opleiding en het Ad-programma.
AR
Aan artikel 7.34 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. Een student die een Ad-programma volgt dat voor een deel wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft gedurende de tijd dat hij aan het programma deelneemt recht op toegang tot alle relevante onderwijsvoorzieningen van die instelling.
AS
Artikel 7.37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7.8b, vijfde lid, en» vervangen door: artikel 7.8b, vijfde lid, en de artikelen 7.31a tot en met 7.31d,.
2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde tot en met het zevende lid tot het vierde tot en met het zesde lid.
AT
Artikel 7.38 vervalt.
AU
Artikel 7.39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, derde volzin, wordt «Artikel 7.38, tweede lid» vervangen door: Artikel 7.31d, tweede lid.
2. In het tweede en vijfde lid wordt «de Informatie Beheer Groep» vervangen door: Onze minister.
3. In het derde lid wordt «De Informatie Beheer Groep» vervangen door: Onze minister.
AV
In artikel 7.42, derde lid, wordt «artikel 7.37, vijfde of zesde lid» vervangen door: artikel 7.37, vierde of vijfde lid.
AV1
In het eerste lid van artikel 7.45a vervalt onderdeel b onder toevoeging van het woord «en» aan het slot van onderdeel a en verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
AW
Artikel 7.50, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt de zinsnede «het instellingsbestuur van een hogeschool» vervangen door: het instellingsbestuur.
2. De zinsnede «de artikelen 7.26, tweede lid, en 7.26a, eerste lid,» wordt vervangen door: de artikelen 6.7, 7.26, eerste lid, 7.26a, eerste lid, 7.53 en 7.56.
3. In de tweede volzin wordt «bepaalt» vervangen door: kan bepalen.
AX
Artikel 7.53 komt te luiden:
1. Het instellingsbestuur kan per opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit het maximum aantal studenten vaststellen dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De vaststelling geschiedt voor een studiejaar.
2. Het instellingsbestuur selecteert de aspirant-studenten in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.
3. Het instellingsbestuur maakt tijdig de kwalitatieve selectiecriteria en de selectieprocedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten het maximum aantal, bedoeld in het eerste lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast. Bij het vaststellen van het reglement houdt het instellingsbestuur rekening met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
4. Het instellingsbestuur schrijft niet meer studenten in dan het maximum aantal dat het instellingsbestuur in verband met de beschikbare capaciteit heeft vastgesteld.
5. Indien ten aanzien van een opleiding een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijft dit artikel buiten toepassing.
6. Voor 1 december van het kalenderjaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de eerste vaststelling geschiedt, doet het instellingsbestuur hiervan mededeling aan Onze minister. Voor een opleiding die na deze datum voor de eerste maal is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 6.13, en waarvan het onderwijs zal aanvangen met ingang van het daaropvolgende studiejaar, geldt 1 april als uiterste datum voor de mededeling aan Onze minister van de onderwijscapaciteit van die opleiding.
7. Bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot:
a. de aanmeldingsdatum voor selectie; en
b. indien een opleiding door meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van een bepaalde opleiding waaraan een gegadigde in hetzelfde studiejaar kan deelnemen.
AY
Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate overtreft of dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin dit in verband met beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht, kan bij ministeriële regeling het aantal personen worden vastgesteld dat voor de twee studiejaren na vaststelling van de ministeriële regeling ten hoogste voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor het eerste studiejaar van de desbetreffende opleiding aan alle universiteiten of hogescholen waaraan deze is verbonden waarbij een verdeling kan worden gemaakt van dat aantal over elk van de bedoelde instellingen.
2. Het tweede lid van artikel 7.56 komt te luiden:
2. Artikel 7.53, tweede lid, derde lid, vijfde lid en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
AZ
Artikel 7.57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin vervalt «en de artikelen 7.57d en 7.57f, vierde en vijfde lid,».
2. De tweede volzin komt te luiden: Voor de toepassing van artikel 7.56 gelden bovendien door universiteiten of hogescholen verzorgde groepen van verwante opleidingen als dezelfde opleidingen.
BA
Hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt.
BB
Artikel 7.57i wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Indien de omvang van de ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, overeenkomt met een studielast van 30 studiepunten of minder kan het instellingsbestuur daarvoor een vergoeding vragen ter hoogte van maximaal een proportioneel deel van het wettelijk collegegeld. Indien de studielast overeenkomt met meer dan 30 studiepunten maar niet meer bedraagt dan 60 studiepunten kan het instellingsbestuur voor het aantal studiepunten boven de 30 een vergoeding vragen van maximaal een proportioneel deel van twee maal het wettelijk collegegeld.
3. Indien de studielast overeenkomt met meer dan 60 studiepunten stelt het instellingsbestuur het tarief van de vergoeding vast voor het resterende gedeelte.
4. Een student die gebruik maakt van de ondersteuning terwijl hij een opleiding volgt waarvoor hij wettelijk collegegeld verschuldigd is, wordt vrijgesteld van het betalen van een vergoeding voor de ondersteuning.
5. Een student die gebruik maakt van de ondersteuning en, in afwijking van artikel 7.32, derde lid, alleen met dat oogmerk is ingeschreven voor een opleiding, betaalt gedurende de periode dat hij ondersteuning ontvangt in plaats van collegegeld een vergoeding voor de ondersteuning.
BC
Artikel 7.61, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt de zinsnede «beslissingen inzake vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in artikel 7.9a, alsmede».
2. Onderdeel c vervalt onder verlettering van de onderdelen d tot en met h tot de onderdelen c tot en met g.
3. In onderdeel d (nieuw) wordt «de artikelen 7.25, vierde lid» vervangen door: de artikelen 7.25, vijfde lid.
4. In onderdeel g (nieuw) wordt «de artikelen 7.30a en 7.30b» vervangen door: artikel 7.30b.
BC1
In artikel 9.32, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
BD
Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «artikel 6.7, eerste lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt na «artikel 6.7, eerste lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.
b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voor zover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.
c. In onderdeel e wordt na «artikel 6.7a, eerste lid, onder c, ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, zesde lid,.
d. Na onderdeel f wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een komma, een nieuw onderdeel g toegevoegd, luidende:
g. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, vierde lid.
BE
Artikel 9.38, onderdeel b, komt te luiden:
b. de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot en met g en v, alsmede het vierde lid, en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.28, vierde en vijfde lid, en 7.30b, tweede lid.
BF
Aan artikel 10.17 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van het eerste lid kan het Ad-programma worden beschouwd als een organisatorische eenheid waaraan een deelraad als bedoeld in artikel 10.25 is verbonden. Indien een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt het personeel van die instelling voor de toepassing van het derde en het vijfde lid beschouwd als personeel van de hogeschool.
BF1
In artikel 10.19, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
BG
In artikel 10.20, onderdeel e, wordt «onder a tot en met g» vervangen door: onder a tot en met g en w, alsmede het derde lid.
BH
Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «artikel 6.7, eerste lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt na «artikel 6.7, eerste lid,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, eerste lid,.
b. Aan het slot van onderdeel d wordt toegevoegd: onderscheidenlijk artikel 7.26, 7.26a en 7.53, derde lid, en voorzover het de selectieprocedure betreft artikel 7.30b, tweede lid,.
c. In onderdeel e wordt na «artikel 6.7a, eerste lid, onder c,» ingevoegd: onderscheidenlijk artikel 6.8, zesde lid,.
d. Na onderdeel f wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een komma, een nieuw onderdeel g toegevoegd, luidende:
g. de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, vierde lid.
BI
Artikel 11.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «instellingscollegegeld OU» vervangen door: collegegeld OU.
2. In het tweede lid wordt «bedoeld in de artikelen 7.30a, derde lid, derde volzin, en 7.30b, eerste lid, derde volzin» vervangen door: artikel 7.30b, tweede volzin.
BI1
Artikel 18.32c, derde lid, komt te luiden als volgt:
3. Een besluit tot het verlenen van accreditatie of toets nieuwe opleiding in het kader van het invoeringsregime vervalt in afwijking van artikel 5a.9, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 5a.11, zesde lid, onder a, na vier jaar.
BJ
In hoofdstuk 18 wordt na titel 14 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
Aspirant-studenten die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AW, onderscheidenlijk onderdeel AX, van de Wet van ... 2013 (Stb. 2013, ...) beschikken over een bewijs van toelating als bedoeld in de artikelen 7.57c en 7.57d, zoals die artikelen luidden op de dag voordat het desbetreffende onderdeel in werking treedt, behouden hun recht op inschrijving voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding.
Tot het moment dat hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt, komt artikel 7.57e, tweede lid, te luiden:
2. Indien het instellingsbestuur toepassing geeft aan het eerste lid, maakt het tijdig bekend:
a. de kwalitatieve selectiecriteria die het in aanmerking wil nemen, waarvan het aantal ten minste twee bedraagt,
b. de regels van administratieve aard, voorzover niet voortvloeiend uit het vierde lid,
c. het percentage, bedoeld in het eerste lid, en
d. of gegadigden een, twee dan wel drie maal tot deelname aan de selectieprocedure kunnen worden toegelaten.
In artikel 8.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt na lid 1a een nieuw lid 1b ingevoegd, luidende:
1b. Voor de student die zich heeft ingeschreven voor een Ad-programma als bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geldt niet de verplichting, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, om gebruik te kunnen maken van de onderwijsvoorzieningen.
Artikel IV, onderdeel D, van de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs komt te luiden:
Voorafgaand aan titel 3 van hoofdstuk 5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. De toets nieuw Ad-programma wordt verleend op aanvraag van het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur vermeldt daarbij de opleiding waarbinnen het programma zal worden uitgevoerd. Een aanvraag kan niet worden ingediend indien en voor zolang ten aanzien van die opleiding artikel 5a.12a is toegepast onderscheidenlijk van toepassing is.
2. Het accreditatieorgaan neemt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit. In dit besluit geeft het accreditatieorgaan aan welk onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, naar zijn oordeel voor de opleiding passend is.
3. Het besluit tot het verlenen van een toets nieuw Ad-programma vervalt indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen tien maanden heeft laten registreren in het in het tweede lid bedoelde register als het Ad-programma binnen een bekostigde opleiding zal worden verzorgd en indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen zes maanden in dat register heeft laten registreren als het Ad-programma binnen een niet-bekostigde opleiding zal worden verzorgd.
4. Het besluit waaruit blijkt dat de toets nieuw Ad-programma met positief gevolg is ondergaan, vervalt eveneens op het moment dat de geldigheid van het laatst genomen accreditatiebesluit of het besluit toets nieuwe opleiding vervalt met betrekking tot de bacheloropleiding waarvan het Ad-programma onderdeel uitmaakt.
5. De artikelen 5a.9, negende lid, 5a.10, 5a.11, vierde lid, en 5a.12b zijn van overeenkomstige toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Economische Zaken,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33519-A-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.