Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2013
Op 24 januari jl. heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht
om uiterlijk 13 februari 2013 aan te geven of ik bereid ben op korte termijn het inreisverbod
te evalueren, met het oog op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ter
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal
verblijf van vreemdelingen in Nederland (Kamerstuk 33 512).
Het inreisverbod maakt onderdeel uit van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures
in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op
hun grondgebied verblijven (kortweg: «de terugkeerrichtlijn»). Op 6 december 2011
heeft de toenmalig minister voor Immigratie en Asiel tijdens de behandeling van de
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de terugkeerrichtlijn,
in de Eerste Kamer toegezegd na 3 jaar (uiterlijk eind 2014) een evaluatie van de
implementatie van deze richtlijn aan het parlement te zullen toezenden.
Een dergelijke termijn ligt voor de hand, omdat, zoals indertijd ook aangegeven, het
enige tijd duurt voordat een goed oordeel kan worden geveld over de effectiviteit
van de richtlijn. Met uw Kamer ben ik van mening dat het belangrijk en nuttig is om
de implementatie van de terugkeerrichtlijn, en in het bijzonder de invoering van het
inreisverbod, te evalueren. Daarvoor is het echter van belang dat de met de uitvoering
van de terugkeerrichtlijn belaste diensten gedurende een aantal jaren hebben kunnen
werken met de daarmee gepaard gaande procedures en er voldoende feitelijke informatie
voorhanden is om te kunnen evalueren. Die informatie is op dit moment nog niet beschikbaar.
Gegeven het feit dat de Europese Commissie eind 2013 aan het Europees Parlement verslag
zal uitbrengen over de toepassing van de richtlijn, ben ik voornemens om voornoemde
evaluatie zo spoedig mogelijk in 2014, met inachtneming van de bevindingen van de
Europese Commissie, af te ronden en uw Kamer toe te zenden.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven