33 503 Wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (aanvulling en verbetering; vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing; opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 5 november 2013

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met instemming kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen aan de regering.

Praktijkervaringen Waterwet en relatie tot Omgevingswet

De leden van de fractie van GroenLinks onderkennen in dit wetsvoorstel de wens om de Waterwet (Wtw) aan te passen aan de eerste praktijkervaringen, maar vragen zich af in hoeverre die aanpassing opportuun is. Gezien de recente inwerkingtreding van de Wtw (22 december 2009)

kan volgens deze leden de vraag gesteld worden of de veronderstelde praktijkervaringen wel gebaseerd zijn op een «doorleefde» toepassing van de Wtw voor wat betreft de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Deze leden vragen de regering toe te lichten welke uitvoerings- en handhavingsproblemen nu precies aan de huidige voorstellen ten grondslag hebben gelegen, die niet op een andere wijze konden worden opgelost. Daarnaast merken deze leden op dat de Wtw, zoals het er nu naar uitziet, zal opgaan in de Omgevingswet. Waren de gewenste wijzigingen dusdanig dat dit komende wetgevingstraject niet kon worden afgewacht? Deze leden merken op dat het aanbeveling verdient om de continuïteit ook onder wijzigende omstandigheden te garanderen. Zij vragen de regering nadere toelichting over de wijze waarop de Wtw zal worden overgenomen in de komende Omgevingswet.

Opheffing Commissie van advies

De Nederlandse waterschappen zijn de oudste democratisch gelegitimeerde organen in Nederland. Sinds de vroege middeleeuwen hebben de water- en hoogheemraadschappen bijgedragen aan de bewoon- en exploiteerbaarheid van Nederland. Sinds enige tijd spelen deze organen een wezenlijke rol in de bescherming van kwetsbare natuurgebieden. In de loop der eeuwen is een enorme expertise opgebouwd die, zeker met het oog op de gevolgen van de wereldwijde klimaatveranderingen, behouden moet blijven. In dat licht beschouwd, vragen deze leden of de opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving de Nederlandse waterstaat versterkt. Hoe zal de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur precies invulling gaan geven aan de adviesfunctie die tot nu toe bij de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving is belegd?

Vereenvoudiging verontreinigingsheffing

Deze leden plaatsen hun vraagtekens bij de voorgestelde vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing. Zij zijn van mening dat voor elk beslag dat op alle publieke middelen wordt gelegd, in welke vorm dan ook, het uitgangspunt moet gelden dat de vervuiler betaalt. Ook het kabinet blijft, zo lezen deze leden, aan dit uitgangspunt vasthouden. Deze leden constateren dat er door de voorgestelde vereenvoudiging, namelijk de afschaffing van de lozingsheffing op zware metalen en zouten, een belangrijke lastenverschuiving zal plaatsvinden van vervuilende naar minder vervuilende bedrijven, waardoor een negatieve prikkel op het lozen van vervuilende stoffen komt te vervallen. Deze leden vragen de regering om een nauwgezet overzicht waarin wordt verduidelijkt in hoeverre de huidige inkomsten uit deze verontreinigingsheffing volstaan om de gemaakte maatschappelijke kosten te dekken, ter bestrijding van de door heffingplichtige bedrijven veroorzaakte verontreinigingen, uitgesplitst naar afzonderlijke vorm en omvang van deze soorten vervuiling. Dit overzicht dient ter beantwoording van de vraag of de voorgestelde vereenvoudiging wel in overeenstemming is met het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt voor de vervuiling die hij veroorzaakt.

Wetsvoorstel in relatie tot herinvoering afvalstoffenheffing (Herfstakkoord)

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot de in het Herfstakkoord opgenomen herinvoering van de afvalstoffenheffing? Hoe wordt voorkomen dat dergelijke milieuheffingen vooral verschoven worden naar relatief minder vervuilende bedrijvigheid? Wat is er waar van de bewering in Het Financieele Dagblad d.d. 28 oktober 20132 dat de veronderstelde vergroening van de afvalstoffenheffing paradoxaal leidt tot een minder duurzame aanpak, bijvoorbeeld omdat Nederlandse bedrijven hun afval naar het buitenland zullen transporteren? Deze leden hebben sterk de behoefte aan een analyse van de mogelijke gevolgen van de voorgenomen wijzigingen voor de, naar hun eigen oordeel, bitter noodzakelijke vergroening van het Nederlandse bedrijfsleven.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien de antwoorden van de regering met belangstellen tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 29 november 2013.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Reynaers

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA), Kox (SP), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Vliegenthart (SP), Flierman (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV), Reynaers (PVV) (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) Van Beek (PVV), Duivesteijn (PvdA), Koning (PvdA)

X Noot
2

VNO-NCW kwaad over nieuwe heffing water- en afvalbelasting, Het Financieele Dagblad 28 oktober 2013, blz.3.

Naar boven