33 498 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 april 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1, vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.

2. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. In het derde lid wordt «eerste lid, onder a» vervangen door «eerste lid» en wordt «eerste lid, onder b» vervangen door: tweede lid.

B

Artikel I, onderdeel E, vervalt.

C

In artikel I, onderdeel L, wordt «artikel 14d, tweede lid, Sr» vervangen door: artikel 14d, tweede lid.

D

Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

K

Artikel 77t, tweede lid, komt te luiden:

2. Verlenging van de termijn van de maatregel is slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt. De rechter geeft in de beslissing tot verlenging van de maatregel aan wanneer de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt. Artikel 77s, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing. Op de beslissing tot verlenging van de maatregel waarbij de maximale duur van de maatregel zal worden bereikt, is artikel 37, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel I, onderdeel P, komt te luiden:

P

Artikel 77w wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de laatste volzin, een volzin toegevoegd, luidende: Indien de maatregel met toepassing van artikel 77c wordt opgelegd aan een jongvolwassene die ten tijde van het misdrijf of de misdrijven die voor het opleggen van de maatregel aanleiding geeft of geven, de leeftijd van achttien jaren maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt, kan een advies van de raad voor de kinderbescherming achterwege blijven en wordt met een advies van een gedragsdeskundige volstaan.

2. Het vierde tot en met zevende lid worden vernummerd tot achtste tot en met elfde lid.

3. Na het derde lid worden vier leden ingevoegd, luidende:

4. De rechter kan, ter ondersteuning van het programma, bedoeld in het derde lid, bevelen dat de veroordeelde gedurende de nacht in een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen verblijft.

5. Aan het programma kan elektronisch toezicht worden verbonden.

6. De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat het programma dadelijk uitvoerbaar is, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de jeugdige is.

7. Het bevel, bedoeld in het zesde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt «achttien» vervangen door: zestien.

5. Na het elfde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

12. De maatregel eindigt van rechtswege bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij de verdachte opnieuw de maatregel of de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.

F

In artikel I, onderdeel X, wordt «18» vervangen door: achttien.

G

Artikel I, onderdeel Y, komt te luiden:

Y

In artikel 77hh, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 77s, achtste lid, 77w, derde en zesde lid, artikel 77aa, tweede en derde lid» vervangen door «artikel 77s, negende lid, 77w, derde en tiende lid, artikel 77aa, tweede en vierde lid» en wordt tussen «Wet op de jeugdzorg» en «aanwijzingen te geven» ingevoegd: danwel een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid.

H

In artikel II, onderdeel A, wordt «18» vervangen door «achttien» en wordt «23» vervangen door: drieëntwintig.

I

Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:

D

In artikel 502, eerste lid, wordt «artikel 77t» vervangen door: de artikelen 77t en 77tc.

J

Artikel III, onderdeel A, vervalt.

Toelichting

De wijzigingen zijn reeds aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik noem in dit verband allereerst het vervallen van de oorspronkelijk voorgestelde regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling (hierna v.i.) bij jeugddetentie (onderdelen B en J). De redenen hiervoor zijn in de nota naar aanleiding van het verslag gegeven. De inrichting van een v.i.-regeling bij een beperkte duur van de jeugddetentie van twee jaar, stuit op het bezwaar dat aan die v.i. niet betekenisvol invulling zal kunnen worden gegeven. Hieraan is debet het inzicht dat om de naleving van voorwaarden effectief af te kunnen dwingen, een vrijheidsbeneming van meer aanzienlijke duur benodigd is dan het voorstel mogelijk maakt. Daarbij komt dat als kader voor verplichte nazorg bij jeugddetentie recentelijk nog wijzigingen zijn doorgevoerd in het scholings- en trainingsprogramma. Ook daarmee kan in passende begeleiding bij de terugkeer naar de samenleving worden voorzien.

Een tweede wijziging die in de nota naar aanleiding van het verslag is aangekondigd, houdt verband met de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: GBM). Deze behandelmaatregel biedt een juridisch verplichtend kader voor de deelname aan een intensief op het terugdringen van de recidive gericht behandelprogramma. Aan een effectieve voorbereiding en tenuitvoerlegging van dit programma kan bijdragen dat deze uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard. Daarmee wordt de regeling eveneens meer in lijn gebracht met de regeling die voor voorwaardelijke sancties is neergelegd in artikel 77za Sr. Daar is de uitvoerbaarheid bij voorraad geregeld van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie en de voorwaardelijk opgelegde pij-maatregel. Ook hier doet zich de noodzaak van een verscherpte afbakening van de jeugdsancties gevoelen. Het ligt voor de hand om een vergelijkbare regeling ten behoeve van de GBM te treffen.

Het voorgestelde artikel 77w, zesde en zevende lid, voorzien hierin. Artikel I, onderdeel P is om redactionele redenen overigens in zijn geheel opnieuw in de nota van wijziging weergegeven; echt nieuw zijn slechts de genoemde artikelleden. Hierin liggen twee vereisten besloten voor de uitvoerbaarheid bij voorraad. De eerste is dat er een gerechtvaardigde verwachting moet bestaan dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten zal plegen bij het uitblijven van het bevel. Dit is ontleend aan gelijkluidende vereiste in de regeling van de vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr). Daarnaast geldt als vereiste dat de uitvoerbaarheid bij voorraad in het belang is van de veroordeelde. Dit houdt verband met het specifieke karakter van de GBM. Deze behandelmaatregel kan alleen worden opgelegd indien dit mede in het belang van de jeugdige of veroordeelde is. Hierin komt de verplichting tot uitdrukking dat een programma wordt aangereikt dat bij voldoende medewerking tot gedragsverandering en een gunstiger toekomstverwachting zal leiden. Wanneer de rechter de maatregel oplegt, zal hij volgens het voorstel overwegen of ook de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de jeugdige is. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als een programma of behandeling al een aanvang heeft genomen in het kader van de bijzondere voorwaarden bij schorsing van de voorlopige hechtenis (artikel 493 Sv). Tot die schorsingsvoorwaarden behoort ook de mogelijkheid van plaatsing in een zorginstelling. De continuïteit van een dergelijke plaatsing is dan vaak van belang, omdat bij beëindiging van die plaatsing voor mogelijk een wachtlijst bestaat. De uitvoerbaarheid bij voorraad draagt zo aan de continuïteit van de behandeling dus bij.

Onderdeel I regelt tenslotte het hoger beroep tegen de beslissing tot omzetting van de pij-maatregel in TBS. Dit hoger beroep zal worden behandeld door de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Tot dit inzicht heeft geleid dat ook de verlenging van de pij-maatregel en eventuele latere verlengingen van de TBS met dwangverpleging door deze penitentiaire kamer worden behandeld.

De overige wijzigingen zijn van redactionele aard of beogen het herstel van geconstateerde onjuistheden.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven