33 481 Wijziging van de Wet op bedrijfsorganisaties en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met de financiering van de Sociaal-Economische raad

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 19 april 2013

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. Deze vragen hebben betrekking op de «timing» van het wetsvoorstel en op de grondslag van de financiering.

Sinds enige jaren is bekend dat de Kamers van Koophandel (KvK's) worden omgevormd tot een nieuwe organisatie. Onderdeel van deze moderniserings- en herijkingsoperatie is een herziening van de wijze van financiering van de Kamers. De wettelijke heffingen van inschrijfplichtigen worden afgeschaft (en zijn inmiddels op nul gesteld) en vervangen door begrotingsfinanciering. Het is als gevolg hiervan een aantal jaren duidelijk dat ook financiering van de SER op een andere manier moet gaan plaats vinden. Immers niet alleen de KvK’s werden uit die heffingen gefinancierd, maar ook de SER voor het overgrote deel.

Primair is de vraag waarom, op grond van een kennelijke noodzaak tot wijziging van financiering, er juist gekozen is voor financiering van de SER uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) dat ten principale qua organisatie en activiteiten – zoals UWV terecht opmerkt – los staat van de SER. De leden van de commissie zijn verrast over de door de regering gekozen oplossing voor de SER. Art 100 van de Wfsv bevat weliswaar ook andere uitgave categorieën, maar financiering van de SER valt naar de mening van de leden daar redelijkerwijs niet onder te plaatsen. Deze oplossing lijkt uit nood geboren. Heeft de regering niet voorzien dat met de afschaffing van de heffingen de financiering van de SER in de lucht kwam te hangen?

Waarom zou alleen op grond van doelmatigheidsoverwegingen deze keuze gemaakt moeten worden waarmee buiten het doel van het Awf wordt getreden dat immers alleen uitgaven in verband met werkloosheid mag doen? Op welke grond is deze pragmatische oplossing acceptabel te noemen en voor welke periode? Komt de keuze voor een «eenvoudige en praktische aanpassing» van de financiering niet voort uit tijdgebrek waar een zorgvuldige voorbereiding immers niet mogelijk was?

Is uit de pragmatische optie voor het Awf als financier af te leiden dat een meer objectief bepaalde en meer structurele keuze achterwege is gebleven? Zijn er sowieso andere oplossingen vooraf in kaart gebracht? En om welke reden zijn deze in dat geval buiten beschouwing gelaten? Wat is de mening van de sociale partners over de financiering van de SER vanuit het Algemeen Werkloosheidsfonds en delen zij de strekking van dit wetsvoorstel?

In elk geval constateren de leden dat er tot nu toe niet voor een passende financiering van de SER is gezorgd. Waarom is er toch voor gekozen om de heffing per 1 januari 2013 op nul te zetten?

Dit geldt des te meer nu conform het Regeerakkoord de product- en bedrijfschappen (PBO's) zullen worden opgeheven. De SER is het toporgaan van de PBO. Getuigt het niet van zorgvuldige wetgeving om de financiering van de SER op dat moment integraal en in relatie tot haar taken te bekijken?

Ligt het – gelet op het feit dat het Awf een negatief saldo heeft van 3 miljard euro- niet meer in de rede om een andere keuze te maken nu de facto bekostiging van de SER zal komen uit de algemene middelen? Waarom is deze afweging niet gemaakt? En kan worden aangegeven op welke wijze een dergelijke financiering uit algemene middelen zich verhoudt tot de huidige wijze van financiering ten laste van de ondernemingen die zijn ingeschreven in de KvK? Hoe kan worden gesteld dat de voorgestelde wijze van financiering van de SER een continuering zou zijn van de huidige?

Waarom is niet gekozen voor een bredere wijze van financiering van de SER gezien de centrale rol van de SER als het algemeen belang dienende institutie in de Nederlandse arbeidsverhoudingen en het feit dat niet alleen ondernemingen maar ook de rijksoverheid en de sociale partners als belanghebbenden zijn aan te merken?

De leden van de commissie zien de beantwoording met belangstelling tegemoet. Zij ontvangen de reactie bij voorkeur binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Putters (PvdA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV)

Naar boven