33 478 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling financieren van terrorisme)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE1

Vastgesteld 18 juni 2013

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en kunnen instemmen met artikel I van het wetsvoorstel. Over artikel II, gewijd aan het Wetboek van Strafrecht BES, hebben zij twee vragen, waar de fracties van de VVD en GroenLinks zich aansluiten

De leden van genoemde fracties vragen allereerst hoe het toepasselijk verklaren van dit voorstel van wet op de BES-eilanden, zich verhoudt met de nadrukkelijk afgesproken legislatieve terughoudendheid. Het financieren van terrorisme was reeds strafbaar gesteld, zowel in Europees als in Caribisch Nederland. Deze wetgeving is geëvalueerd door de Financial Action Taskforce (FATF), ingesteld door de G8. Deze FATF geeft de voorkeur aan autonome strafbaarstelling boven de door Nederland ingevoerd wijze van strafbaarstelling. Nederland geeft gehoor aan deze oproep door dit wetsvoorstel.

Op vragen van de SP-fractie in de Tweede Kamer antwoordt de regering dat «de huidige wijze van strafbaarstelling van het financieren van terrorisme tot dusver niet problematisch is gebleken in de praktijk».2 Zij voegt daar onmiddellijk aan toe dat het tot dusver nog niet is gekomen tot strafrechtelijke vervolging ter zake van het financieren van terrorisme. Deze leden kunnen hieruit niets anders afleiden dan dat er geen noodzaak is voor het wijzigen van het Wetboek van Strafrecht BES. Zien zij dat goed? Zo nee, graag een gemotiveerd antwoord. Zij vragen of de regering wel voldoende stilstaat bij de uitermate beperkte capaciteit, in de zin van menskracht op de eilanden, om wetswijzigingen door te voeren. Is het niet de bedoeling dat op termijn de volledige Nederlandse wetgeving ook op de eilanden van kracht zal moeten zijn? Verdient het dan niet de voorkeur om, op enig tijdstip na de evaluatie, als de eilanden daar aan toe zijn, het strafrecht in een keer aan te passen aan de Nederlandse wetgeving, in plaats van steeds een enkel artikel? Graag een toelichting van de regering.

Verder merken de leden van deze fracties op dat, als het dan al noodzakelijk zou zijn geweest om het wetsvoorstel wel op de BES van toepassing te verklaren, de regering dan, zoals de Raad van State terecht opmerkt, de bestuurscolleges van de BES-eilanden vooraf had behoren te informeren, zodat zij in de gelegenheid zijn daarover overleg te plegen. De Wet openbare lichamen BES schrijft dit immers voor. De regering schrijft in het nader rapport dat deze verplichting niet zonder meer en onverkort geldt.3 Deze leden lezen in de wetstekst echter slechts één uitzondering op deze verplichting, namelijk: «tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet». Zij vernemen graag van de regering welke criteria gehanteerd worden om te bepalen of van de informatieplicht kan worden afgeweken.

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Broekers-Knol

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vicevoorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 33 478, nr. 6, p. 4.

X Noot
3

Kamerstukken II 2012/13, 33 478, nr. 4, p. 4.

Naar boven