33 474 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het opnemen van resultaten van enkele examenonderdelen beroepsonderwijs in het basisregister onderwijs en het diplomaregister

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 januari 2013

1. Inleiding

De regering is de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen erkentelijk voor de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen en zal daarop hierna reageren. Daarbij is de volgorde van het verslag aangehouden.

2. Doel

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het meten van de behaalde toetsresultaten, zodat het beleid van het departement geëvalueerd kan worden en zonodig bijgesteld. Zij vragen aan de regering of er ieder jaar een evaluatie op basis van examenresultaten plaatsvindt.

Het wetsvoorstel betreft de registratie van de behaalde examenresultaten vanaf het jaar van invoering van de centrale examinering Nederlandse taal en rekenen. De aanpak voor de beleidsevaluatie op basis van deze examenresultaten moet nog nader worden uitgewerkt. Jaarlijkse evaluatie van het taal- en rekenbeleid vindt al wel plaats in de pilotfase voorafgaand aan de invoering van de centrale examinering. Dit gebeurt aan de hand van de resultaten van de pilotexamens.

De leden van de D66-fractie constateren dat de registratie van examenresultaten vooral dient ter evaluatie van het kabinetsbeleid en vragen of dit betekent dat de resultaten niet zullen worden gebruikt voor toezichtsdoeleinden.

Uit het basisregister onderwijs kunnen (geanonimiseerde) gegevens worden verstrekt aan de inspectie voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun haar wettelijke (toezichts-)taak. Dit geldt ook voor de geregistreerde examenresultaten.

Deze leden lezen voorts dat deze registratie mbo-instellingen de mogelijkheid biedt tot benchmarking en vragen zich af of registratie bij DUO daarvoor daadwerkelijk nodig is. En, zo vragen deze leden zich af, zal benchmarking op examencijfers niet leiden tot perverse prikkels bij mbo-instellingen, bijvoorbeeld bij het toelatingsbeleid?

De registratie van de examenresultaten voor Nederlandse taal en rekenen in BRON biedt mogelijkheden voor benchmarking, maar mbo-instellingen kunnen er ook voor kiezen om dit niet te doen of hiervoor van andere informatiebronnen gebruik te maken. De regering gaat er niet van uit dat een dergelijke benchmarking tot perverse prikkels zal leiden bij het toelatingsbeleid van mbo-instellingen. Zij zou dat onwenselijk achten en daarom zal zij signalen op dit punt volgen.

3. Financiële gevolgen voor de rijksbegroting.

De leden van de fracties van VVD en D66 vragen welke kosten verbonden zijn aan aanpassing van de software voor gegevensuitwisseling tussen de leerlingadministratie-systemen van de instellingen en BRON en voor wiens rekening deze kosten komen.

Het doorvoeren van aanpassingen van voornoemde software kan om allerlei redenen nodig zijn, waaronder wijzigingen in de wet- en regelgeving, wijzigingen in de functionaliteit van een pakket en het verhelpen van fouten. De aanpassingen die nodig zijn in verband met dit wetsvoorstel zijn niet ingrijpend. Naar verwachting zullen zij een onderdeel zijn van de onderhoudscontracten die de softwareleveranciers hebben met de instellingen en die qua kosten per leverancier kunnen verschillen. De aanpassingen van de software moeten, al dan niet als onderdeel van het onderhoudscontract, worden bekostigd uit de lumpsum.

Naast de in de memorie van toelichting genoemde incidentele kosten voor de benodigde aanpassingen in BRON die uit de begroting van OCW worden gedekt, zijn ten gevolge van dit wetsvoorstel geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting aan de orde, aangezien de nieuwe gegevens deel gaan uitmaken van de reguliere uitwisseling tussen instellingen en BRON.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven