33 473 Structuurvisie buisleidingen

Nr. 7 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2019

Hierbij informeer ik u mede namens de Minister van EZK over het beëindigen van de lopende procedures voor de «indicatieve tracés» uit de Structuurvisie Buisleidingen 2012 -2035. Daarbij ga ik ook in op ontwikkelingen die voor de Structuurvisie van belang zijn.

Aansluitend zal ik de Kamervragen van de leden Smeulders, Van Eijs en Ronnes beantwoorden. Voor de antwoorden verwijs ik u naar de bijlage (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2184).

De Structuurvisie Buisleidingen en de indicatieve tracés

De Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035 heeft tot doel het vrijhouden van ruimte in Nederland voor de aanleg van toekomstige buisleidingen van nationaal en internationaal belang voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het netwerk van buisleidingen is essentieel voor de energievoorziening en het veilige transport van deze stoffen tussen de nationale en internationale haven- en industrieclusters.

In de structuurvisie zijn buisleidingenstroken aangewezen voor de aanleg van buisleidingen, die behoren tot het landelijk hoofdnetwerk van leidingen, ten behoeve van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze buisleidingenstroken dienen gevrijwaard te blijven van nieuwe activiteiten die het leggen van deze leidingen kunnen verhinderen. Dit is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geregeld.

In de structuurvisie is voor negen «indicatieve tracés» aangegeven dat op basis van nader onderzoek en overleg het definitieve tracé zal worden bepaald. Na definitieve vaststelling van deze tracés zou de structuurvisie worden aangevuld en voor bespreking aan de beide Kamers worden aangeboden.

Uitwerking indicatieve tracés en de reacties

In mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Smeulders, dd. 22 oktober 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 359), heb ik aangegeven welke stappen nog nodig zijn voor de vaststelling van één van deze indicatieve tracés, het tracé Laarbeek-Echt/Susteren.

Naar aanleiding van deze antwoorden hebben de provincie Noord-Brabant, gemeenten uit Noord-Brabant-oost en midden-Limburg en de Brabantse Milieufederatie mij in brieven van 14 december 2018 en 20 december 2018 verzocht om een zorgvuldige afweging te maken en nut en om de noodzaak en consequenties van dit tracé nogmaals te bezien. Daarnaast heeft het Bewonersteam Buizen Brandevoort in een brief van 6 november 2018 aan uw Kamer aangegeven dat er hiaten zijn in de milieustudie over dit tracé waarop de genoemde antwoorden zijn gebaseerd2.

Mijn ministerie heeft vervolgens contact gehad met de belanghebbende partijen. Daaruit bleek dat de overheden met wie is gesproken, geen nut, noodzaak en inpasbaarheid zien van het indicatieve tracé en willen dat het wordt geschrapt. De betrokken partijen van het bedrijfsleven willen het indicatieve tracé juist behouden in het licht van de toekomstige opgaven voor het transport van energie en grondstoffen. Gelet op de langdurige procedure en de maatschappelijke onrust die is ontstaan, staat zorgvuldigheid naar alle belanghebbende partijen voorop.

Daarom heb ik de onderliggende milieustudies uit 2012, 2015 en 2018 voor 5 indicatieve tracés, waaronder het tracé Laarbeek-Echt/Susteren, door experts van Rijkswaterstaat voor milieueffectrapportages, laten beoordelen.

Beoordeling milieustudies

In de beoordeling wordt de conclusie getrokken dat de reikwijdte en het detailniveau van de milieustudies onvoldoende zijn om tot vaststelling van de indicatieve tracés en aanvulling van de structuurvisie te komen. Nader onderzoek is nodig waarin op basis van de meest actuele gegevens de aard, omvang, locatie en realiseerbaarheid van mitigerende en compenserende maatregelen wordt onderzocht.

Voor de beoordeling of de tracés ruimtelijk inpasbaar zijn en-of voorzien in een nog steeds reële behoefte (nut en noodzaak), is een uitgebreider en diepgaander studie nodig.

Op basis van die conclusie constateer ik dat, hoewel de procedure voor de vaststelling van de indicatieve tracés sinds 2012 loopt, er nog onvoldoende informatie is voor inhoudelijke besluitvorming. Daarnaast zijn in enkele gevallen zienswijzen nog niet beantwoord. Ik ben mij ervan bewust dat betrokken partijen, waaronder burgers en bedrijven in het gebied, hierdoor lange tijd in onduidelijkheid zijn gebleven over de definitieve keuze van het tracé en de mogelijke gevolgen. Dit betreur ik ten zeerste.

Ontwikkelingen van belang voor de structuurvisie

Het nationale netwerk van buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen is onverkort een nationaal belang. Dit belang zal opnieuw worden benoemd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die vóór het zomerreces zal verschijnen.

Het netwerk van buisleidingen speelt een belangrijke rol in het energiesysteem. Dit systeem zal, mede vanwege de verduurzamingsopgave, de komende jaren veranderen. Uit contacten met de sector blijkt dat zij zich oriënteren op nieuwe opgaven als het transport van CO2, Waterstof (H2) en methanol. Het (ontwerp-) Klimaatakkoord en het regeerakkoord maken deze opgave van groot belang. In het ontwerp Klimaatakkoord is onder meer opgenomen dat beheerders van buisleidingen voor half 2019 in kaart brengen welke knelpunten zij zien in de beschikbaarheid van infrastructuur om de plannen van de industrie uit te kunnen voeren. Deze ontwikkelingen zijn richtinggevend voor de verdere uitvoering van de Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035 en de indicatieve tracés.

In het (ontwerp-)Klimaatakkoord is een Nationaal Programma Energiesysteem aangekondigd, gericht op de ruimtelijke planning van en ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal. In opdracht van de Minister van EZK, zal een Verkenning starten naar de scope van dit Nationaal Programma en naar de wijze waarop de totstandkoming het best georganiseerd kan worden. Vanwege de rol van buisleidingen in het energiesysteem, zal het nationaal belang van buisleidingen ook in de Verkenning voor dit Nationaal Programma worden betrokken. Het Nationaal Programma zal de aard en omvang van de opgave, de rol van partijen en de governance, onderbouwen en richting geven. De aanpak van de indicatieve tracés kan daarom niet vooruitlopen op dit Nationaal Programma. De vaststelling van het Nationaal Programma is op zijn vroegst eind 2021 voorzien.

Conclusie

Er is op dit moment onvoldoende beslisinformatie om de indicatieve tracés uit de Structuurvisie Buisleidingen vast te stellen. De opgaven die het (ontwerp-) Klimaatakkoord en de energietransitie aan het energiesysteem zullen stellen, kunnen ook de afweging voor de indicatieve tracés beïnvloeden.

Daarom besluit ik om de procedure van het definitief maken van alle negen indicatieve tracés te beëindigen. Het nationaal belang van buisleidingen zal ik betrekken bij de Verkenning voor het Nationaal Programma Energiesysteem.

Dit betekent dat ik, lopende het proces van het Nationaal Programma, de indicatieve tracés niet zal vaststellen tot definitieve tracés en ook geen ruimtelijke vrijwaring in het Barro voor deze tracés zal opnemen. In deze indicatieve tracés kunnen geen buisleidingen van nationaal belang (met gevaarlijke stoffen) worden aangelegd. Het is van veel factoren afhankelijk of en zo ja hoe de indicatieve tracés onderdeel gaan uitmaken van een nationaal netwerk van buisleidingen in het Nationaal Programma. Daar kan ik niet op vooruitlopen.

De indicatieve tracés blijven onderdeel van de Structuurvisie Buisleidingen. De Structuurvisie blijft het vigerende nationale beleid totdat het wordt vervangen door het Nationaal Programma. De status van de indicatieve tracés kan aanleiding geven voor onduidelijkheid over de wijze waarop de andere overheden daarmee rekening kunnen houden in de door hen gewenste ontwikkelingen van het gebied. Daarom zal ik in contact treden met overheden en partijen om te zorgen dat concrete plannen die de indicatieve tracés kunnen raken, zo min mogelijk gehinderd hoeven te worden. Daarbij heb ik het vertrouwen dat met een gezamenlijke inzet een oplossing wordt bereikt waarin de genoemde doelen goed samengaan.

De betrokken partijen waaronder de afzenders van de genoemde brieven, zal ik gelijktijdig informeren over het besluit in deze brief. Daarbij zal ik ook de eerdere insprekers van de toenmalige zienswijzeprocedure informeren. De antwoorden op de genoemde Kamervragen treft u in de bijlage aan (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2184), met waar nodig een verwijzing naar de inhoud van deze brief.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Ivm correctie in de datum en toevoegen verwijzingen

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven