33 454 Rapportages Voorzitter Europese Raad: «Naar een echte economische en monetaire unie»

AY BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de President van de Algemene Rekenkamer

Den Haag, 10 juli 2013

De Eerste Kamer heeft zich dit parlementaire jaar in commissieverband en plenair intensief beziggehouden met de aanpak van de economische en financiële crisis in Europa en de maatregelen gericht op versterking van het economisch bestuur van de EU. Tevens heeft zij het Europees semester geïntegreerd in haar parlementaire procedures en zal zij zich inspannen de nationale begrotingsbehandeling 2014 conform Europese regels af te ronden vóór 1 januari 2014. Dit vergt van de Kamer dat zij blijft reflecteren op haar betrokkenheid bij en controle op de totstandkoming en toepassing van nieuwe regelgeving en instrumenten.

In dat kader wil de Kamer graag bijgevoegd informatieverzoek tot uw College richten. De mogelijkheid van het verstrekken van nadere inlichtingen ter zake is eerder ter sprake gekomen in de briefing die de Algemene Rekenkamer op 28 mei jl. heeft verzorgd over het EU-trendrapport 2013 en het Rapport bij de Nationale Verklaring 2013 in deze Kamer. Uw College is voorts in 2012 gestart met een project waarin de aanpak die de Europese Unie volgt bij de bestrijding van de economische en financiële crisis wordt gevolgd, met als doel om op relevante momenten een bijdrage te kunnen leveren aan de informatiepositie van het parlement met betrekking tot de economische en financiële crisis. Haar onafhankelijkheid en expertise op het terrein van publieke verantwoording, haar onderzoek naar doelmatigheid, rechtmatigheid, doeltreffendheid en integer functioneren van het Rijk en de daarmee verbonden organen, alsmede de genoemde specifieke expertise van de Algemene Rekenkamer, rechtvaardigen het voor de Eerste Kamer dit informatieverzoek aan uw College te richten.

Graag zou de Eerste Kamer de gevraagde informatie dit najaar willen betrekken bij een nadere evaluatie van het Europees semester en de begrotingsbehandeling in deze Kamer, alsmede bij de beoordeling van mogelijk nieuwe voorstellen in het kader van de versterking van het economisch bestuur van de EU.

Ik zie uw reactie met belangstelling tegemoet.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol

INFORMATIEVERZOEK AAN DE ALGEMENE REKENKAMER

In het kader van de aanpak van de economische en financiële crisis in Europa hebben de Europese Unie en de lidstaten – gezamenlijk én afzonderlijk- vele maatregelen getroffen om de begrotingsdiscipline, het macro-economisch toezicht en het toezicht op de financiële sector te versterken. Tevens zijn financiële stabiliteitsinstrumenten als de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) en het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) ingesteld. Niet zelden ging het daarbij om maatregelen die binnen een korte tijdspanne tot stand zijn gekomen, complex van aard zijn en die aanzienlijke financiële gevolgen (kunnen) hebben voor de belastingbetalers in afzonderlijke Europese landen. Juist deze factoren vergen van nationale parlementen dat zij blijven reflecteren op hun betrokkenheid bij en controle op de totstandkoming en toepassing van dergelijke nieuwe regelgeving en instrumenten. Deze reflectie gaat in de Eerste Kamer onverminderd voort en gaat hand in hand met de introductie van het Europees semester in parlementaire procedures en inspanningen van de Senaat gericht op een behandeling van begrotingswetsvoorstellen vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het begrotingswetsvoorstel betrekking heeft.1

In het kader van dit reflectieproces heeft de Eerste Kamer op 6 november 2012 onder andere ook voorlichting gevraagd aan de Raad van State. Deze voorlichtingsaanvraag spitste zich toe op de rechten en bevoegdheden van het Nederlandse parlement met betrekking tot de totstandkoming van de begrotingen (het parlementaire budgetrecht). In zijn voorlichting aan de Eerste Kamer d.d. 18 januari 2013 stelde de Raad van State dat de vrijheid van de wetgever bij het vaststellen van begrotingen door meerdere factoren beperkt is en dat nationale parlementen bij verdergaande coördinatie van het begrotings- en economische structuurbeleid – ondanks formele betrokkenheid – achter de feiten aanlopen. Dit geldt volgens de Raad vooral in geval van crisissituaties waarin op korte termijn bestuurlijke noodmaatregelen nodig zijn. De Raad stelde verder dat de nadruk meer zal komen te liggen op parlementaire controle en verantwoording achteraf in plaats van op medebeslissing. Ook ten aanzien van Europese vangnetconstructies als het ESM, vastgelegd in een volkenrechtelijke overeenkomst, onderstreepte de Raad het belang van parlementaire controle (vooraf én achteraf) op de daadwerkelijke (gedeeltelijke of volledige) inzet van nationale publieke middelen.

Het is met name ook in de controle en verantwoording achteraf dat de Europese en nationale rekenkamers voor de Eerste Kamer nadrukkelijker in het blikveld komen. In het verleden heeft de Algemene Rekenkamer de Eerste Kamer reeds bij de behandeling van concrete maatregelen/beleid op dit terrein van advies gediend.2 De mogelijkheid van het verstrekken van nadere inlichtingen is bovendien ter sprake gekomen in de briefing op 28 mei jl. over het EU-trendrapport 2013 en het Rapport bij de Nationale Verklaring 2013 verzorgd door een van de collegeleden van de Algemene Rekenkamer aan de leden van de vaste commissies Europese Zaken en Financiën van de Eerste Kamer. Het daar besprokene vormt daarmee de directe aanleiding voor dit informatieverzoek.

De Eerste Kamer zou derhalve graag een nadere beschouwing van de Algemene Rekenkamer willen ontvangen, waarbij zij – vanuit haar specifieke expertise op het gebied van publieke verantwoording – de recente Europese wetgeving op het terrein van begrotingsdiscipline en macro-economisch toezicht onder de loep neemt en de mogelijke implicaties voor het nationale begrotings- en verantwoordingsproces analyseert. In dit verband zou de Eerste Kamer ook graag nader geïnformeerd worden in hoeverre en op welke wijze de Staten-Generaal meer inzicht zouden kunnen verwerven in de gevolgen die de (nieuwe) regelgeving op dit terrein heeft waar het gaat om de financiële verplichtingen van Nederland, de geaccumuleerde garantieverplichtingen, de rijksbegroting en de staatsschuld. Zijn er lacunes in de informatie die tot dusverre ter beschikking staat aan de Kamers of moet deze informatie voldoende worden geacht? Ook verzoekt de Eerste Kamer de Algemene Rekenkamer bij de beantwoording van de hierboven genoemde vragen bijzondere aandacht te besteden aan de rol die de nationale rekenkamers, i.c. de Algemene Rekenkamer, (wél of niet zouden moeten) spelen in de verschillende procedures ingericht ter bestrijding van de financieel-economische crisis en in de verantwoording hierover achteraf, onder andere in het Europees semester


X Noot
1

Gelet op de volgtijdelijkheid van de behandeling van (begrotings)wetsvoorstellen in Tweede en Eerste Kamer is de Senaat voor het welslagen hiervan in belangrijke mate ook afhankelijk van de regering en de Tweede Kamer.

X Noot
2

Bijvoorbeeld brief d.d. 27 februari 2012 aan de Eerste Kamer inzake de publieke externe controle in ESM-Verdrag. En meer algemeen: de bijlage «Staat van de rijksverantwoording 2012» bij de brief d.d. 15 mei 2013 van de Algemene Rekenkamer aan de Eerste Kamer

Naar boven