33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming van de arrondissementen Gelderland en Overijssel

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 november 2012

ALGEMEEN

Inleiding; doelstelling wetsvoorstel

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties die in het verslag aan het woord zijn. De meeste van deze fracties reageren instemmend op de intentie om het arrondissement Oost-Nederland, zoals dat wordt gevormd met de Wet herziening gerechtelijke kaart (Stb. 2012, 313), te splitsen in een arrondissement Gelderland en een arrondissement Overijssel. In het onderstaande ga ik in op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties.

De leden van de SP-fractie achten het van groot belang dat de splitsing op 1 januari 2013 kan worden gerealiseerd, zodat niet eerst tien en later pas elf arrondissementen worden gevormd. Zij vragen of de regering erkent dat latere vorming van het elfde arrondissement ongewenst is.

Het direct vanaf 1 januari 2013 werken met de beoogde eindsituatie voorkomt, zoals de aan het woord zijnde leden terecht opmerken, onnodige belasting voor de Rechtspraak en ketenpartners. Om die reden zal de Rechtspraak vanaf 1 januari 2013 dan ook zoveel mogelijk werken met een afzonderlijke regio Gelderland en een afzonderlijke regio Overijssel, als ware reeds sprake van twee arrondissementen. De voorbereidingen in de uitvoering zijn daarop nu al gericht. Dit betekent onder meer dat er in het zaaksverdelingsreglement onderscheid wordt gemaakt tussen de gebieden Gelderland en Overijssel. Zaken uit Gelderland zullen uitsluitend in Gelderland worden voorbereid en op zitting komen, voor zover het geen zaken betreft die vanwege hun specialistisch karakter alleen door bepaalde gerechten worden behandeld. Volgens dezelfde lijn geldt voor zaken uit Overijssel dat deze in Overijssel worden behandeld. Personeel zal in beginsel niet over de provinciegrenzen heen worden ingezet.

Vorming van de arrondissementen en rechtbanken Gelderland en Overijssel

De leden van de fractie van de VVD vragen of de opdeling van de rechtbank Oost-Nederland een negatieve invloed zal hebben op de kwaliteit en specialisatie binnen de Rechtspraak. De aan het woord zijnde leden vragen de regering om te verzekeren dat de splitsing niet zal leiden tot verlaging van de kwaliteit. Ook vragen zij in hoeverre kan worden verzekerd dat de met de Wet herziening gerechtelijke kaart beoogde specialisatie bij de nieuwe rechtbanken nog kan worden bereikt en of de afzonderlijke onderdelen van de rechtbanken van voldoende omvang zullen zijn om de kwaliteit en continuïteit te garanderen.

Met de leden van de VVD-fractie ben ik van mening dat deze splitsing niet ten koste mag gaan van de met de Wet herziening gerechtelijke kaart beoogde doelstellingen. Die wet beoogt ook in de toekomst de kwaliteit van rechtspraak te waarborgen en deze te verbeteren op drie hoofdonderdelen; de kwaliteit en toegankelijkheid van het primaire proces (de rechtspraak) en – mede in de sleutel daarvan – de kwaliteit van bestuur en de kwaliteit van de bedrijfsvoering. In het licht van behoud en verbetering van kwaliteit, biedt de Wet herziening gerechtelijke kaart de noodzakelijke voorwaarden om specialisatie van rechterlijk personeel te stimuleren, de continuïteit van het werk beter te waarborgen en doorlooptijden van zaken te verbeteren. Om een en ander te kunnen bereiken, is het noodzakelijk dat gerechten en parketten van voldoende omvang (in zowel mensen, zaken als middelen) ontstaan. Tijdens de behandeling van de Wet herziening gerechtelijke kaart is gebleken dat er waarde wordt gehecht aan het ontstaan van twee afzonderlijke rechtbanken in de regio Oost-Nederland. De betreffende organisaties krijgen met dit wetsvoorstel het vertrouwen dat ze als zelfstandige rechtbanken aan de genoemde doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart kunnen voldoen. De mogelijke kwetsbaarheden van kleinere eenheden blijven daarbij wel een punt van aandacht. Om te bewaken dat de gerechten in deze regio in staat zijn om te voldoen aan de vereisten aan kwaliteit en continuïteit, zal de werking ervan worden gemonitord.

Bij de monitoring zal in ieder geval worden gelet op de kwaliteitsontwikkeling, de doorlooptijden van zaken en continuïteit van het werk. In het geval van de rechtbank Overijssel zal worden gevolgd of deze voldoende in staat is zelfstandig te functioneren zonder aangewezen te zijn op ondersteuning door andere rechtbanken, bijvoorbeeld in de vorm van het verlenen van bijstand door rechters van andere rechtbanken als rechter-plaatsvervanger of door het afdoen van zaken door andere rechtbanken. Uitgangspunt van de Wet herziening gerechtelijke kaart is immers dat ieder afzonderlijk gerecht in staat is om in principe alle type zaken geheel zelf af te doen, bijzondere concentraties daargelaten. Er wordt nog bezien welke meetbare indicatoren geschikt zijn om het functioneren van de gerechten te kunnen volgen en beoordelen. Vanuit een oogpunt van doelmatigheid zal voor de gegevensverzameling zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van reguliere informatievoorziening en periodieke klanttevredenheidsonderzoeken van de Rechtspraak. Dit biedt de mogelijkheid prestaties beter af te zetten tegen prestaties van rechtbanken elders in het land.

Met de monitoring wordt tegemoet gekomen aan de door de leden van de VVD-fractie in het verslag geuite voorkeur om de geplande evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart, in het licht van het amendement Çörüz c.s., spoedig uit te voeren. De monitoring zal immers niet pas over enkele jaren van start gaan, doch vanaf de inwerkingtreding van deze wet. De eerste resultaten van de monitor zullen eind 2013 beschikbaar komen en aan beide kamers worden gezonden. Naast de monitoring zullen evaluatie worden uitgevoerd, waartoe het voorliggende wetsvoorstel (in artikel XXXII) de Wet herziening gerechtelijke kaart (in artikel CXLIVb) de opdracht geven.

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven of de uitkomsten van de evaluatie aanleiding zouden kunnen zijn om de voorgestelde splitsing van het arrondissement Oost-Nederland weer ongedaan te maken. Ook wensen zij te vernemen wat de uitkomst van de evaluatie zou moeten zijn om tot dat besluit te komen.

Wanneer bij de monitoring of de evaluatie blijkt dat het functioneren van een of beide rechtbanken in de regio Oost-Nederland tekortschiet, ook in vergelijking met de andere rechtbanken, dan zullen de noodzakelijke maatregelen worden getroffen om de prestaties te verbeteren, bijvoorbeeld voor wat betreft kwaliteit en doorlooptijden. Welke die maatregelen zijn, zal in voorkomend geval moeten worden bezien. Op voorhand kan daarbij geen enkel scenario geheel worden uitgesloten. Wel moet worden bedacht dat noch organisatie, noch personeel, noch rechtzoekenden gebaat zijn met elkaar in hoog tempo opvolgende reorganisaties. De nieuwe rechtbank Overijssel moet nu de kans en het vertrouwen krijgen om te werken binnen de nieuwe situatie.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom de regering nu overgaat tot het splitsen van het arrondissement Oost-Nederland en wat hiervoor de doorslaggevende argumenten zijn. Ook vragen deze leden waarom, als de grootte van het arrondissement een rol speelt bij die keuze, er niet ook voor wordt gekozen het arrondissement Noord-Nederland te splitsen.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet herziening gerechtelijke kaart is gebleken van grote twijfels bij meerdere partijen over de werkbaarheid van de beoogde rechtbank Oost-Nederland. In discussie was vervolgens de vraag of met de rechtbank Oost-Nederland de schaalvergroting te ver zou worden doorgevoerd. De verwachting was dat een te grote organisatie zou ontstaan, zowel in aantallen fte’s als in aantallen zaken, waardoor een kloof zou kunnen ontstaan tussen rechtzoekenden en de Rechtspraak en tussen rechterlijk personeel en het gerechtsbestuur. Het debat met het parlement over de Wet herziening gerechtelijke kaart heeft laten zien dat velen, zowel in de Eerste Kamer als in de Tweede Kamer, het vertrouwen hebben dat de afzonderlijke rechtbanken Gelderland en Overijssel in voldoende mate kunnen beantwoorden aan de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart. Dat vertrouwen is van dien aard dat de Eerste Kamer unaniem heeft aangedrongen op de splitsing van de rechtbank Oost-Nederland. Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is van de kant van de regering aangegeven dat – indien het parlement van oordeel zou zijn dat Oost-Nederland gesplitst zou moeten worden – hieraan uitvoering zal worden gegeven. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt dit geëffectueerd. In het voorgaande is al aangegeven dat ook de regering nu aan de rechtbank Overijssel het vertrouwen geeft van het zelfstandig kunnen functioneren.

In geval van de rechtbank Oost-Nederland kwam vanaf het begin van het parlementaire proces de vraag op of de opschaling niet te ver werd doorgevoerd. In geval van de rechtbank Noord-Nederland bestond en bestaat daarentegen geen enkele twijfel. Met de vorming van die rechtbank ontstaat een gerecht dat, qua aantallen fte’s, aantallen zaken en middelen groot genoeg is om aan de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart te kunnen voldoen. Splitsing van die rechtbank zou leiden tot zodanig kwetsbare eenheden dat die doelstellingen niet worden bereikt. Bij de totstandkoming van die wet is benadrukt dat opschaling het instrument is om te komen tot kwaliteitsverbetering, de mogelijkheid tot specialisatie en het waarborgen van de continuïteit van het werk.

De leden van de D66-fractie verzoeken de regering om bij de evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart ook de samenhang met het openbaar ministerie en de nationale politie te bezien. De leden van de SP-fractie vragen waarom met dit wetsvoorstel alleen is voorzien in de evaluatie van de gesplitste arrondissementen en niet van de bijbehorende regionale eenheid van de nationale politie alsmede het arrondissementsparket Oost-Nederland. Deze leden vragen of een en ander niet in samenhang moet worden bezien.

De leden van de aan het woord zijnde fracties vragen terecht om het verband met het openbaar ministerie en de nationale politie in het oog te houden. Het goede functioneren van de rechtbanken Gelderland en Overijssel kan niet volledig worden beoordeeld zonder daarbij ook de relatie met de ketenpartners van deze gerechten te betrekken. Bij de genoemde monitoring en evaluatie zal dan ook de samenhang met het arrondissementsparket Oost-Nederland en de regionale politie-eenheid in Oost-Nederland worden betrokken.

Regionale indeling van de nationale politie en van de eerstelijnsparketten van het openbaar ministerie

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de regering de zorg deelt over de organisatorische verhouding tussen enerzijds de rechtbanken en anderzijds het arrondissementsparket en de regionale eenheid van de nationale politie in het op te delen arrondissement Oost-Nederland. Ook vragen zij in hoeverre de met de Wet herziening gerechtelijke kaart beoogde vereenvoudiging, effectiviteit en efficiëntie tussen de ketenpartners onder druk wordt gezet door de splitsing. De leden van de ChristenUnie-fractie merken in het licht van de geografische congruentie op dat een gesplitst arrondissementsparket nog altijd groter zou zijn dan de arrondissementsparketten van vóór de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart. De aan het woord zijnde leden vragen om een cijfermatige onderbouwing op dit punt. Ook de leden van de SGP-fractie verzoeken om een cijfermatige onderbouwing van het argument dat als gevolg van de splitsing te kwetsbare afzonderlijke eenheden zouden ontstaan. Deze leden wensen bovendien te vernemen op welke concrete punten daadwerkelijke problemen zouden ontstaan voor het openbaar ministerie als het tot splitsing zou komen en hoe kwetsbaar deze afzonderlijke onderdelen zouden zijn in vergelijking met andere parketten. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen voorts om een nadere onderbouwing van de stelling dat een goed functionerend parket niet zou moeten worden gesplitst, teneinde de positie van het openbaar ministerie niet te verzwakken. Ook vragen deze leden of er onderzoek is geweest onder medewerkers naar hun mening over het functioneren van het parket in de huidige situatie en het verwachte functioneren in de toekomst. Zij vragen wat het verdelen van de capaciteit over twee arrondissementen betekent voor de werklast van het openbaar ministerie en of deze consequenties zijn onderzocht.

Bij de vorming van de Wet herziening gerechtelijke kaart heeft het op elkaar aansluiten van de regionale indelingen van de Rechtspraak, het openbaar ministerie en de nationale politie een belangrijke rol gespeeld. Met deze congruentie kunnen eenvoudiger en op eenduidig niveau afspraken worden gemaakt tussen ketenpartners, onder meer over capaciteitsinzet, werkprocessen en het uitwisselen van informatie. Voor de goede werking van de strafrechtelijke keten, waarnaar ook de leden van de VVD-fractie verwijzen, is met name het samenvallen van regionale eenheden van het openbaar ministerie en de politie van belang. In die verhouding en op dat niveau worden immers belangrijke afspraken gemaakt over de capaciteitsinzet op opsporingsonderzoeken en prioritering in vervolgingsbeleid. Anders gezegd: in de onderlinge verhoudingen zijn met name het openbaar ministerie en de politie op elkaar gericht. In aanvulling hierop zij opgemerkt dat het behandelen van strafzaken een minderheid vormt van het werk van de rechtbanken. Ongeveer 70% van de zaken die door de rechtbanken worden behandeld, ligt op het terrein van het civielrecht en het bestuursrecht. Op die terreinen is in het geheel geen sprake van samenwerking met openbaar ministerie en politie, en speelt de kwestie van congruentie dan ook niet.

Uit de verklaringen van verschillende leden van de Eerste Kamer, welke zijn uitgebracht bij de stemming over de Wet herziening gerechtelijke kaart, blijkt dat reeds op dat moment de vraag onder ogen is gezien of de splitsing, gelet op de beoogde congruentie, niet ook zou moeten worden doorgetrokken naar het openbaar ministerie en de politie. Daarbij hebben verschillende fracties, waaronder die van de VVD, expliciet aangedrongen op het behoud van tien regionale eenheden van het openbaar ministerie en de politie. De regering onderschrijft die opvatting. Daarbij is het volgende van belang. In de regio Oost-Nederland functioneert het openbaar ministerie op meerdere relevante gebieden feitelijk nu al als één parket. Deze samenwerking tussen bestaande parketten is gezocht om redenen van efficiëntie en omdat de parketten te gering van omvang zijn (in zowel aantallen fte’s als aantallen zaken) om de betreffende werkzaamheden als afzonderlijke eenheden met voldoende kwaliteit en snelheid te kunnen verrichten. Door deze opschaling kan het openbaar ministerie zijn kwaliteit en effectiviteit vergroten en de samenwerking met ketenpartners goed organiseren. Hierdoor ontstaat ruimte voor flexibiliteit, om in overleg met het lokaal bestuur (in de lokale driehoek) de prioriteiten en het beleid vast te stellen. Het openbaar ministerie werkt daarbij samen met de partners in de justitiële keten en met het lokale bestuur in de veiligheidshuizen. Daarnaast willen openbaar ministerie, politie en overige (keten)partners met het traject ZSM (Zo Snel, Samen, Slim, Selectief en Simpel Mogelijk) de veelvoorkomende, lokaal gebonden criminaliteit snel, professioneel en effectief afdoen. Sommige zaken zullen juist vanwege hun verbinding met de lokale context op zitting worden gebracht bij een lokale rechtbank. De opschaling op bestuurlijk en organisatorisch niveau maakt het daarmee voor het openbaar ministerie mogelijk te investeren in de samenwerking op lokaal niveau.

Het genoemde traject ZSM wordt in de regio Oost-Nederland nu al opgepakt door de betreffende parketten gezamenlijk. Door de schaalgrootte die hiermee ontstaat, kan het openbaar ministerie in de regio aan ketenpartners (waaronder gemeenten) garanderen dat er iedere dag van de week capaciteit beschikbaar is om bepaalde zaken snel en deskundig af te doen. Dit functioneert in deze regio op dit moment naar grote tevredenheid van zowel openbaar ministerie als ketenpartners. In geval van splitsing zou op termijn naar verwachting die kwaliteit en beschikbaarheid niet meer of alleen met grotere moeite kunnen worden gegarandeerd, hetgeen uiteindelijk ook belangen van ketenpartners schaadt.

Deze nu al bestaande samenwerking in de regio Oost-Nederland kan worden gecontinueerd in de aanloop naar de situatie na de herziening van de gerechtelijke kaart. Bovenregionale samenwerking in grotere, gedeelde teams van mensen, die een gezamenlijk pakket aan zaken behandelen, heeft naar zijn aard beperkingen, zowel in tijd als anderszins. Uiteindelijk zal iedere organisatie zelfstandig moeten kunnen functioneren, om conflicterende belangen over structurele bovenregionale personele inzet en prioritering te voorkomen. Indien het parket Oost-Nederland zou worden gesplitst en de afzonderlijke parketten Overijssel en Gelderland zelfstandig zouden moeten functioneren, zouden de mogelijkheden tot het behalen van schaalvoordelen – in ieder geval op termijn – beperkt worden of zelfs verloren kunnen raken. Er ontstaan dan te kleine eenheden, die ieder op zichzelf niet in staat zijn om de vereiste kwaliteit en beschikbaarheid van personeel te bieden.

Ook voor andere, specifieke deskundigheid vergende, aandachtsgebieden geldt dat er nu al in de regio Oost-Nederland verdergaande samenwerking tussen parketten plaatsvindt. Het gaat hierbij onder meer om de behandeling van zaken op het terrein van cybercrime, zeden en mensenhandel. De genoemde specialisaties en samenwerkingsverbanden maken het voor het openbaar ministerie mogelijk om in overleg met de politie de werkprocessen te uniformeren, waarmee uiteindelijk de goede werking van de strafrechtketen is gediend. Een ander voorbeeld vormt het optreden van medewerkers van het openbaar ministerie in het kader van teams op het terrein van grootschalige onderzoeken. Ten behoeve van deze teams dient in bepaalde gevallen op zeer korte termijn relatief grote personele capaciteit beschikbaar te komen. Ook hiervoor geldt dat dit feitelijk alleen goed mogelijk is wanneer er voldoende omvangrijke organisaties zijn die ook na het formeren van dergelijke teams in staat zijn het meer reguliere werk te blijven doen.

Uit voornoemde voorbeelden blijkt dat er met een arrondissementsparket Oost-Nederland schaalvoordelen kunnen worden behaald, waarbij ook ketenpartners (politie en gemeenten) belang hebben, welke met te kleine eenheden niet kunnen worden behaald, of in ieder geval niet op hetzelfde kwaliteitsniveau. Dit wordt nog eens onderstreept door de vergelijking van aantallen fte’s en zaken van de verschillende nieuwe parketten. In een afzonderlijk parket Overijssel zouden in totaal, inclusief ondersteunend personeel, ca. 195 fte’s werkzaam zijn (stand van zaken ultimo 2011). Hiermee zou Overijssel verreweg het kleinste parket zijn. Ter vergelijking: in het navolgende kleinste parket (Limburg) zijn ca. 220 fte’s werkzaam. Een relatief groot parket, Amsterdam, zit op een aantal van ca. 385 fte’s, waarmee het nagenoeg twee keer zo groot zou zijn als het parket Overijssel. Ook het aantal misdrijfzaken dat door het parket Overijssel zou worden afgehandeld (minder dan 11 000 in 2011) zou minder zijn dan het aantal in bijvoorbeeld Limburg (ruim 13 000) en Amsterdam (ruim 22 000). In vergelijking met andere parketten zou Overijssel derhalve achterblijven in aantallen personeel en aantallen zaken, terwijl ook van het parket Overijssel wordt verwacht dat het een vergelijkbare kwaliteit kan leveren. Tel hierbij op de situatie dat een zekere instroom aan zaken op verschillende terreinen nodig is om te verzekeren dat gespecialiseerd personeel ook de verworven specialisaties kan behouden, en er ontstaat het beeld van een kwetsbaar parket dat afbreuk kan doen aan de goede werking van de strafrechtketen.

Er is geen specifiek onderzoek verricht onder werknemers van het openbaar ministerie naar de opvattingen omtrent de vorming van een parket Oost-Nederland of de verwachte werking van dat parket. Voor de meeste medewerkers zal het ontstaan van dat parket worden ervaren als een logisch resultaat van een transitieproces waarbij het werken in grotere teamverbanden de noodzakelijke voorwaarden biedt voor kwaliteitsverbetering en efficiënter werken. De ondernemingsraden van de parketten in Oost-Nederland zijn betrokken bij de totstandkoming van de visie, ambitie en inrichting van de organisatie. De door het beoogde parket opgestelde houtskoolschets is door deze ondernemingsraden omarmd. Zij ondersteunen de plannen om te komen tot dit parket en onderschrijven dit als de gewenste organisatieschaal om te komen tot een toekomstbestendig parket. Er zijn derhalve vooralsnog geen signalen dat medewerkers de vorming van het parket niet zouden steunen.

Ook voor de politie geldt dat splitsing zou leiden tot te kleine regionale eenheden om de taken op het terrein van zowel de openbare orde als de strafrechtelijke rechtshandhaving met voldoende kwaliteit en efficiëntie te kunnen realiseren. Daarbij komt dat het voor het goede functioneren van de strafrechtketen met name van belang is dat het openbaar ministerie en de politie op hetzelfde niveau georganiseerd zijn. Dat goede functioneren is gewaarborgd met het volledig samenvallen van de regionale indelingen van het openbaar ministerie en de politie in geheel Nederland.

Juist voor het goede functioneren van de strafrechtketen is derhalve het behoud van de tien arrondissementsparketten en tien regionale eenheden van de nationale politie van belang. In het voorgaande is al aangegeven dat bij de monitoring het functioneren van de Rechtspraak in de regio Oost-Nederland en Overijssel ook aandacht zal worden geschonken aan de relatie met de ketenpartners.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de indeling van de gerechtelijke kaart bepalend is voor het kunnen bereiken van de benodigde specialisatie en expertise en of hiervoor geen andere praktische oplossingen mogelijk zijn.

De gedachte achter de Wet herziening gerechtelijke kaart is dat er zelfstandige regionale eenheden ontstaan die van voldoende omvang zijn om ook in de toekomst – ieder voor zich – in principe alle typen zaken te kunnen behandelen, uitgezonderd concentraties van zaken in bijzondere gevallen. Deze benadering brengt mee dat iedere zelfstandige eenheid groot genoeg moet zijn om teams te kunnen vormen die niet alleen het meer reguliere werk verrichten, maar die ook voldoende ruimte bieden aan medewerkers voor het ontwikkelen van bepaalde specialisaties. Hiermee wordt het kwaliteitsniveau van de gerechten en de parketten bevorderd. De regionale indeling van de gerechtelijke kaart is in die zin inderdaad bepalend voor het kunnen ontwikkelen van kwaliteit, specialisatie en expertise. Een ander optie zou zijn om medewerkers vaker bovenregionaal in te zetten bij verschillende eenheden. Op incidentele basis zou dit uitkomst kunnen bieden, bijvoorbeeld om tijdelijke capaciteitsproblemen op te vangen. Wanneer een dergelijke opzet een meer structureel karakter zou krijgen, zou dit kunnen leiden tot onduidelijkheden over de mogelijkheid van inzet van personeel in bepaalde regio’s, belangenconflicten over capaciteitsinzet en prioritering, alsmede vragen over de aansturing van dat personeel.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een onderbouwing van de stelling dat de schaalvoordelen die met de indeling in tien regionale eenheden van de nationale politie worden behaald, niet ook in stand zouden blijven als er sprake zou zijn van elf eenheden ten opzichte van de huidige 25 politieregio’s. Ook de leden van de SGP-fractie vragen of er problemen zullen ontstaan als de regionale eenheid van de politie in Oost-Nederland eveneens wordt gesplitst.

De beoogde schaalgrootte van de regionale eenheden van de politie is noodzakelijk om te komen tot sterke regionale eenheden van de politie en tot schaalvoordelen op het terrein van het beheer en de taakuitvoering. Uitgaande van een tweedeling van de regionale eenheid Oost-Nederland langs de grenzen van de arrondissementen Gelderland en Overijssel, zou er in het gebied van het arrondissement Overijssel een regionale eenheid ontstaan die kleiner is dan de thans kleinste regionale eenheid, de regionale eenheid Limburg. De regionale eenheid Limburg is veruit de kleinste regionale eenheid en zit tegen de ondergrens aan van de grootte die nodig is om de beoogde schaalgroottevoordelen te behalen. Opsplitsing van de regionale eenheid Oost-Nederland zou onder meer ten koste gaan van de doelmatigheidswinst. De oprichting van een extra regionale eenheid betekent naar verwachting dat ongeveer 60 fte’s extra nodig zijn voor de leiding en de staf van de extra regionale eenheid. Bij een onveranderd budget gaat dat ten koste van de operationele inzet van de politie en daarmee van de veiligheid in de regio Oost-Nederland.

Voorbereiding wetsvoorstel

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de meest betrokken organisaties, met wie informeel contact heeft plaatsgevonden over een concept van het wetsvoorstel, instemmend hierop hebben gereageerd en welke opmerkingen daarbij zijn gemaakt.

Vanwege het belang zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de gerechtelijke indeling is dit wetsvoorstel met zeer grote voortvarendheid voorbereid en uitsluitend aan de meest rechtstreeks betrokken partijen (Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en het College van procureurs-generaal) informeel ter commentaar voorgelegd. Van deze organisaties is – eveneens informeel – een reactie vernomen. Het College van procureurs-generaal zag geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven geen voorstander te zijn van het voorstel tot splitsing, gelet op de eerdergenoemde kwetsbaarheden van een afzonderlijke rechtbank Overijssel. De NVvR heeft aangegeven met het wetsvoorstel te kunnen instemmen.

Financiële consequenties en administratieve lasten

De leden van de SGP-fractie vragen of er van dit wetsvoorstel afgeleide financiële gevolgen voor het rijk zijn te verwachten en waar in dat verband aan moet worden gedacht.

Er zijn als gevolg van dit wetsvoorstel enkele afgeleide financiële gevolgen. Deze zijn het effect van aanvullende aanpassingen die nodig zijn in diverse (geautomatiseerde) administraties en informatiesystemen. Deze effecten slaan neer bij in ieder geval de Rechtspraak en het openbaar ministerie. De noodzakelijke wijzigingen zullen door de betreffende organisaties worden betrokken in de reguliere beheer- en onderhoudsplanning en – daarmee – worden opgevangen binnen de reguliere budgetten.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel IV (Wet herziening gerechtelijke kaart)

Onderdeel E

De leden van de SGP-fractie vragen waarom er niet voor wordt gekozen de afschaffing van het college van afgevaardigden geheel op te schorten dan wel het college te evalueren op termijn van drie jaar.

Tijdens de behandeling van de Wet herziening gerechtelijke kaart is toegezegd om de besluitvorming omtrent de opheffing van het college van afgevaardigden te betrekken bij de evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart over vijf jaar. Tot die tijd zal het college in ieder geval niet worden opgeheven. De wijziging van de Wet herziening gerechtelijke kaart, waarop de aan het woord zijnde leden duiden, sluit aan bij deze toezegging. Deze termijn van vijf jaar biedt voldoende ruimte om te bezien of de aan het College toebedachte functies al worden vervuld door een ander orgaan binnen de Rechtspraak, of dat er voldoende grond is voor het doen voortbestaan van het college.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven