33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2019

In mijn brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 33 450, nr. 56) informeerde ik u over de olievlek op de Noordzee ten westen van Texel. Rijkswaterstaat was op dat moment al bezig met het opruimen van de olie, hierbij vanuit de lucht en vanaf het water ondersteund door de kustwacht. Uit voorzorg werden de stranden van Texel in de gaten gehouden en werd een beachcleaner achter de hand gehouden om onverhoopte verontreiniging gelijk te kunnen opruimen.

Op 28 maart zijn nieuwe inspectievluchten uitgevoerd. Er werden nog twee oliesporen op zo’n 7 kilometer van Texel aangetroffen. Deze slierten zijn door het bestrijdingsvaartuig opgeruimd. Een klein deel van de olielaag was dermate dun dat deze niet kon worden opgezogen en is daarom verder verdund zodat de laag op natuurlijke wijze kan afbreken. Een tweede vaartuig van de Kustwacht heeft hierbij geholpen.

Op 29 maart werd er geen olie meer waargenomen. Naar aanleiding van een melding dat olie op de razende bol (een zandplaat ten zuidwesten van Texel) zou zijn gesignaleerd is nader onderzoek uitgevoerd. Het bleek hier om organisch materiaal te gaan zoals veen en houtresten.

De stranden van Texel werden tot en met maandag 1 april in de gaten gehouden door Rijkswaterstaat en de gemeente. De beachcleaner inclusief personeel heeft ook continu paraat gestaan. De door het lid De Groot (D66) aan mijn collega van LNV en mij gestelde Kamervragen zal ik nog separaat beantwoorden.

Incidenten als deze komen vaker voor, ongeveer 10 tot 15 keer per jaar.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven