33 447 Inkomstenbelasting en toeslagen

Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 mei 2014

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 11 maart 2014 is gesproken over het voorstel van de heer Van Hijum (CDA) om een debat te voeren met de Minister van Financiën over het bericht «Dijsselbloem: minder belasting op arbeid» (Rtlnieuws.nl, 9 maart 2014). O.a. is besloten via de vaste commissie voor Financiën te inventariseren welke vragen in een kabinetsbrief moeten worden beantwoord.

Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen. De vragen en opmerkingen zijn op 20 maart 2014 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 26 mei 2014 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat eerst de overheidsfinanciën op orde moeten zijn, voordat de lasten effectief kunnen worden verlicht. Ook benadrukken deze leden dat lastenverlichting op arbeid en tegelijkertijd hoge consumptie- en vermogensbelasting, geen verlichting is, maar een verschuiving van belastingen. De leden van de VVD-fractie wachten met belangstelling de reactie van de Staatssecretaris van Financiën namens het kabinet op het rapport van de Commissie Van Dijkhuizen af voor verdere discussie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben zeer verheugd kennisgenomen van de uitspraak van de Minister van Financiën dat bij de herziening van het belastingstelsel moet worden bekeken hoe de lasten op arbeid kunnen worden verlaagd. Zij delen de verwachting van de Minister dat lagere lasten op arbeid een positief effect hebben op de werkgelegenheid. Voor deze leden is van groot belang dat het belastingstelsel weer in het teken komt te staan van bevordering van werk, eerlijk delen en reële economische groei. Daarvoor hebben de leden Groot en Nijboer ook gepleit in een recent artikel 1. De leden van de PvdA-fractie willen het kabinet vragen in haar reactie op de voorstellen van de Commissie Van Dijkhuizen nadrukkelijk in te gaan op de in het artikel geschetste richting van meer belasting op kapitaal en het verlagen van de lasten op arbeid, en de mogelijkheden hiertoe te analyseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de uitlatingen van de Minister van Financiën over het verlagen van de lasten op arbeid.

De Minister heeft aangegeven dat als de lasten op arbeid worden verlaagd, de lasten op andere terreinen omhoog moeten. Waarom is dat? Kunt u zich scenario’s voorstellen waarbij de lasten op arbeid worden verlaagd, zonder andere lasten te verhogen? Kunt u toezeggen dat deze lastenverschuiving niet gepaard gaat met verdere nivellering?

Waarom betaalt u de verlaging van de lasten op arbeid, niet uit het schrappen van overbodige overheidsuitgaven, zoals onder andere ontwikkelingshulp, innovatiesubsidies, immigratiekosten en vergroening?

Kunt u ten behoeve van het debat een overzicht geven van alle eurolanden gerangschikt op basis van de collectieve lastendruk in 2013, 2014 en 2015? Op welke plaats staat Nederland?

Kunt u aangeven welke eurolanden een lagere collectieve lastendruk hebben en welke een hogere lastendruk hebben dan Nederland?

Volgens gegevens van het CPB zal Nederland in 2015 de hoogste collectieve lastendruk hebben sinds 1994 (41,3%). Wat is volgens de Minister het streefniveau voor de collectieve lastendruk?

Denkt u bij de door u genoemde lastenverschuiving alleen aan het zwaarder belasten van vermogens door hogere tarieven of denkt u ook aan het deels of geheel schrappen van de vrijstellingen voor vermogen in de eigen woning en/of in het pensioen?

Bij de vorige belastingherziening is er ruim 5 miljard euro besteed aan netto belastingverlaging, is dat nu ook uw uitgangspunt?

Klopt het dat het kabinet voornemens is per 2015 de belasting op arbeid met 1,5 miljard te verhogen via de eerste schijf? Hoe verhoudt zich dat tot uw wens om de lasten op arbeid te verlagen?

Kunnen de toeslagen (straks huishoudtoeslag) en de kindregelingen ook onderdeel uitmaken van een brede belastingherziening?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het bericht en hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.

Allereerst vragen de leden van de SP-fractie de Minister op welke wijze hij de belasting op arbeid omlaag wil brengen. Kan de Minister aangeven of hij daarbij bedoelt dat de belasting op arbeid over de gehele linie omlaag moet, of specifiek voor bepaalde inkomensgroepen? Indien dat laatste het geval is, kan de Minister dan uiteenzetten voor welke inkomensgroepen de belasting op arbeid zou moeten dalen?

Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat een herziening van het belastingstelsel zoals voorgesteld door de Commissie Van Dijkhuizen, de inkomensverschillen vergroot? Acht de Minister het wenselijk dat de inkomensverschillen in Nederland worden vergroot? Ziet de Minister aanleiding om de belasting voor hoge inkomens te verlagen? Zo ja, welke?

De leden van de fractie van de SP vragen de Minister of hij erkent dat de effectieve belastingdruk op kapitaal in Nederland minder dan de helft bedraagt van die in België, Frankrijk, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk en dat ook in Duitsland de effectieve belastingdruk op kapitaal fors hoger is dan in Nederland. Welke verklaring geeft de Minister daarvoor? Kan de Minister aangeven welke belastingsoorten de oorzaak zijn van het feit dat in genoemde landen meer belasting op kapitaal wordt geheven? De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens uit te leggen waardoor de effectieve belastingdruk op kapitaal van 15,6% in 2008 naar 12,9% in 2011 is gedaald. Welke maatregelen liggen hieraan ten grondslag?

Welke conclusies verbindt de Minister aan het gegeven dat Nederland kapitaal lager dan genoemde landen belast? Is dit gegeven voor de Minister aanleiding om ook met betrekking tot de belasting op kapitaal te kijken naar wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie? Wordt hier reeds naar gekeken? Zo ja, welke opties worden onderzocht? Indien neen, waarom niet? Is de Minister bereid om ook in de kapitaalsfeer te bezien welke maatregelen kunnen worden genomen om een hogere belastingopbrengst te realiseren?

Herinnert de Minister zich het voornemen om begin 2014 een actueel overzicht van de internationale kerncijfers uit te brengen, zoals werd gezegd in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2014? Wanneer kan de Kamer dit overzicht tegemoetzien?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de suggestie van de Minister van Financiën om meer belasting te heffen op vermogens. Is de Minister het met deze leden eens dat de vermogensrendementsheffing uitgaat van een rendement op vermogen dat door spaarders niet wordt gehaald? Is de Minister het daarnaast met deze leden eens dat de belegger die een hoger rendement haalt door risicovol te opereren, relatief laag wordt belast en daarmee gunstig wordt aangeslagen ten opzichte van de voorzichtige spaarder? Zo nee, waarom niet? Klopt de bewering dat op hoge vermogens gemiddeld hogere rendementen worden gehaald?

De leden van de SP-fractie vernemen graag op welke wijze de Minister voornemens is om vermogens zwaarder te belasten? Is invoering van een vermogenswinstbelasting daarbij een mogelijkheid? Hoe kijkt de Minister aan tegen het progressief maken van de vermogensrendementsheffing? Wat is de opvatting over de verdeling van vermogen in Nederland, welke volgens de universiteit van Bamberg tot de scheefste in Europa zou behoren, op Polen na? Erkent de Minister dit en welke oorzaken ziet hij voor de scheve verdeling van vermogen in Nederland? Wat is de opvatting van de Minister over het feit dat 42,6% van het totale box 3-vermogen van in totaal 313 miljard euro behoort tot de 5% met de hoogste vermogens? Welke maatregelen gaat de Minister nemen om vermogen in Nederland eerlijker te verdelen? Hoe heeft de verdeling van vermogen zich in Nederland in de afgelopen decennia ontwikkeld? Is de Minister bereid dit in een overzicht weer te geven?

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2014 hebben de leden van de SP-fractie gevraagd naar de verrekening van in het buitenland betaalde dividendbelasting met de te betalen vermogensrendementsheffing in de afgelopen jaren. In antwoorden daarop gaf de regering aan dat in 2010 een bedrag van 26,5 miljoen euro en in 2011 een bedrag van 33 miljoen euro is verrekend. Kan worden gesteld dat hierin een stijgende lijn zichtbaar is? Zo ja, waardoor kan deze worden verklaard?

Is de Minister voornemens meer te heffen op milieugebied? Zo ja, gaat het daarbij om het invoeren van nieuwe heffingen of om het verhogen van al bestaande heffingen op dit terrein?

Is de Minister bekend met het onderzoek van hoogleraar Flip de Kam en statistisch onderzoeker van het CBS, Rens Trimp, dat aantoont dat de progressiviteit van de inkomstenbelasting teniet wordt gedaan wanneer indirecte belastingen en sociale premies worden meegerekend, en vrijwel iedere inkomensgroep dus een even groot deel van zijn inkomen afdraagt aan collectieve lasten? Erkent de Minister de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan een verlaging van het toptarief er dan toe leiden dat het stelsel als geheel degressief in plaats van progressief wordt? Geldt dat ook wanneer het aandeel van de btw in de totale belastingopbrengst groter zou worden? Is de Minister ten slotte bereid een dergelijk onderzoek zelf uit te voeren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van de Minister dat de belasting op arbeid omlaag moet en dat dit betaald moet worden met heffingen op milieugebied en op vermogen.

Deze leden vragen of de Minister kan uiteenzetten wat hij met deze uitspraak bedoeld heeft. Op welke wijze is het kabinet voornemens om de belasting op arbeid te verlagen? Doelt de Minister hierbij op de belasting die werkgevers betalen bij het in dienst nemen van arbeid of op de belasting die de werknemer betaalt bij het verrichten van arbeid, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Geldt de verlaging van belasting in dat geval voor alle werkenden of alleen voor bepaalde groepen? Kijkt het kabinet hierbij ook naar het verlagen van de tarieven en vereenvoudigen van het stelsel via een sociale vlaktaks?

Daarnaast willen de leden van de CDA-fractie weten op welke wijze het kabinet voornemens is om de belastingen op milieu en vermogen te verhogen, zoals door de Minister is aangegeven. In hoeverre heeft het kabinet hierbij meegewogen dat kapitaal vluchtig is waardoor de opbrengst van extra belasting op kapitaal onzeker is? De leden van de CDA-fractie verwijzen hierbij naar de laatste verhoging van accijnzen waardoor de belastingopbrengst juist gedaald is vanwege eenzelfde vluchtgedrag als het gaat om tanken. In hoeverre heeft het kabinet ook meegewogen dat voor de grote groep belastingplichtigen die hun vermogen op een spaarrekening heeft staan door de hoge belasting op vermogen en de lage rentestand in veel gevallen de gehele rente op dit moment al wordt wegbelast, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Betekent deze uitspraak ook dat het kabinet zich niet kan vinden in het deel van het advies van de Commissie Van Dijkhuizen over sparen waarin wordt voorgesteld om de belasting op sparen te verlagen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraken van de Minister van Financiën bij het politiek café Piment. Deze leden hebben zich erover verbaasd dat de Minister daar heeft gezegd dat hij graag de belasting op arbeid wil verlagen en dat het verlagen van de lasten kan bijdragen aan een hogere economische groei, maar dat dit niet op korte termijn kan gebeuren. De leden van de D66-fractie vinden het onverstandig om jaren te wachten met het doorvoeren van een verstandig idee. Deze leden wijzen erop dat de collectieve lastendruk nu hoger is dan de laatste twintig jaar, de economische groei nu laag is en de werkloosheid nu hoog is. De leden van de D66-fractie vinden daarom dat de lasten op arbeid nu verlaagd moeten worden en niet pas over vier of vijf jaar.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister daarom of hij het, onder de voorwaarde van budgettaire dekking, inderdaad verstandig vindt om de belasting op arbeid te verlagen. Als dat het geval is, vragen deze leden waarom hij hier dan enkele jaren mee wil wachten en dit niet al in de begroting voor 2015 wil realiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

Lastenverlichting versus lastenverschuiving.

De leden van de fractie van GroenLinks krijgen graag verduidelijkt binnen welke termijn de Minister van Financien een lastenverlichting op arbeid wil realiseren. Welke lastenverlichting heeft de Minister precies voor ogen, gaat het om een verlaging van de werkgeverspremies of heeft hij de voorkeur voor een verlaging van de inkomstenbelasting? Graag horen de deze leden ook of de Minister pleit voor een algehele netto lastenverlichting op korte termijn of dat de Minister pleit voor een lastenverschuiving? In het geval een algehele netto lastenverlichting het gewenste doel is, horen de leden van de fractie van GroenLinks graag door middel van welke besparingen de Minister deze lastenverlichting wil realiseren. De leden van de GroenLinks-fractie hebben er begrip voor als de Minister dat nog niet precies kan concretiseren, maar horen graag in ieder geval bij welke departementen de Minister eventuele bezuinigingen wil laten neerslaan om lastenverlichting te kunnen financieren.

Lastenverschuiving: vergroening

De Minister heeft aangegeven voorstander te zijn van het verlagen van de belasting op arbeid en dit te betalen door de belasting op vervuiling te verhogen. De leden van de fractie van GroenLinks zijn hier erg verheugd over, zij bepleitten dit al jaren. Recent nog in de naar de Minister toegezonden Duurzaamheidsdeal. Graag horen de leden van de fractie van GroenLinks welke fiscale heffingen op vervuiling de Minister van Financien voor ogen heeft. Is de Minister van mening dat bij heffingen op vervuiling het eerste prioriteit moet zijn om de grootverbruikers aan te slaan in plaats van kleinverbruikers? Ondersteunt de Minister het principe van de vervuiler betaalt? Zo ja, is de Minister voornemens het degressief tarief in de energiebelasting te corrigeren door het tarief in de bovenste schijven te verhogen? Hoe staat de Minister tegenover een kilometerheffing voor vrachtvervoer?

Lastenverschuiving: minder belasting arbeid, meer belasting vermogen

De leden van GroenLinks zien enkele opties om meer belasting te heffen op vermogen en horen graag de visie van de Minister hierop.

Vermogensbelasting

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat van de totale belastinginkomsten 4% komt uit heffing op vermogen. In de VS en het VK is dit percentage respectievelijk 13% en 12%. Hoe is dit verschil te verklaren?

Hoe beziet de Minister de (ook in internationaal opzicht) grote vermogensongelijkheid in Nederland, waarbij de 10% rijkste huishoudens 61% van het vermogen bezit2? Welke nadelige maatschappelijke effecten zitten hieraan en hoe kunnen deze ondervangen worden via aanpassing van de fiscale behandeling van vermogen?

Hoe staat de Minister tegenover het op termijn verhogen van de erf- en schenkbelasting? Deelt hij de mening dat bij belastingheffing op schenkingen en erfenissen verstorende arbeidsmarkteffecten uitblijven die wel optreden bij belastingen op inkomen?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in het Belastingplan 2014 enkele maatregelen zijn genomen waarbij de belasting op vermogen juist verlaagd is. Hoe past de tijdelijke verlaging van de dividendbelasting in box 2 naar 22% binnen een streven om vermogen hoger te belasten? Hoe past de fiscale stimulering van de vrijval van stamrechten, waarbij deze niet volledig worden betrokken in de inkomstenbelasting, binnen het zwaarder belasten van vermogen?

De leden van de fractie van GroenLinks vernemen graag welke mogelijkheden er zijn om belastingontwijking te verminderen? Kan hierbij specifiek worden ingegaan op de mogelijkheden om royalty’s zwaarder te belasten?

Hoe duidt de Minister het feit dat de inkomsten uit de vennootschapsbelasting als percentage van de totale belastinginkomsten in tien jaar tijd bijna gehalveerd zijn, van 10,3% in 2001 tot 5,3% in 20113, terwijl het OESO-gemiddelde vrijwel gelijk is gebleven? Deelt hij de analyse dat dit niet volledig verklaard kan worden uit de daling van het vpb-tarief en de financiële crisis, mede omdat de bedrijfsresultaten over deze totale periode gestegen zijn? Kan hij een inschatting maken van welk deel van de inkomstendaling uit de vpb veroorzaakt is door grondslaguitholling, en op welke wijze? Is hij voornemens de vpb-inkomsten (op termijn) te verhogen om de lasten op arbeid te kunnen verlagen?

Fiscale behandeling vreemd vermogen versus eigen vermogen

De leden van de fractie van GroenLinks wijzen erop dat Nederland de hoogste hypotheekschuld van Europa heeft. De overheid stimuleert nog altijd het maken- en aanhouden van schulden via de fiscaliteit, met name door de hypotheekrenteaftrek en de aftrekbare rente op vreemd vermogen. Welke mogelijkheden ziet de Minister om via beperking van de gunstige fiscale behandeling van vreemd vermogen de werkgeverspremies of de inkomstenbelasting te doen dalen? Is de Minister van mening dat de hypotheekrenteaftrek op termijn verder beperkt moet worden?

Hoe staat de Minister tegenover het beperken van het de fiscale aftrekbaarheid van rente op vreemd vermogen? Welke voor- en nadelen zitten er aan een geleidelijke invoering van een «Comprehensive Business Income Tax» op termijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met warme belangstelling kennisgenomen van de uitspraken van de Minister over het verlagen van de belastingen op arbeid. Zij zijn blij dat de Minister inziet dat heffingen op lonen werken als een accijns op arbeid; het maakt arbeid nodeloos duur en remt het gebruik af. Naast het genereren van inkomsten voor de staat, hechten de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren sterk aan de instrumentale werking die er van het fiscale systeem uit kan gaan om gedragsverandering aan te moedigen. Vergroening van het belastingstelsel is volgens deze leden strikt noodzakelijk om tegemoet te komen aan de uitdagingen waar wij voor staan in termen van het leefbaar houden van de aarde voor huidige en toekomstige generaties mensen en het waarborgen van de biodiversiteit. Kan de Minister aangeven welke concrete plannen er zijn de belasting op arbeid te verlagen en die op grondstoffen te verhogen? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat het verschuiven van de lasten op arbeid naar lasten op schaarse en vervuilende grondstoffen en producten kan een zeer positief effect hebben op zowel de werkgelegenheid als op het milieu en de grondstoffenzekerheid, kan de Minister dat bevestigen? Kan hij aangeven welke mogelijkheden hij ziet voor invoer van een Belasting Onttrokken Waarde zoals sinds 1994 bepleit door Eckart Wintzen? 4

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien daarnaast ook mogelijkheden om op korte termijn de belastingen op arbeid fors te verlichten door het invoeren van het PROHEF-systeem. Kan de Minister bevestigen dat onderzoeksbureau CREED van de Universiteit van Amsterdam al in 1999 vaststelde dat PROHEF de werkgelegenheid met 10% zou kunnen laten stijgen? 5 Hoe beoordeelt hij deze cijfers, en welke kansen ziet de Minister voor dit systeem onder de huidige hoge werkeloosheid? Deelt hij de mening dat gemeenten de mogelijkheid moeten krijgen het PROHEF systeem waarin de loonheffing vervangen wordt door een Heffing Toegevoegde Waarde moeten kunnen inzetten als instrument om de werkloosheid te bestrijden? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven waarom het kabinet vergaande verlaging of zelfs afschaffing van de loonheffingen niet heeft ingevoerd nadat er succesvolle proeven mee gedaan zijn in o.m. Rotterdam? Deze fiscale herziening, waarin loonheffingen verlegd worden naar een productieheffing, kan tegelijk een duurzame economie bevorderen. Duurzame inkoop en productie worden beloond met een lagere productieheffing. Voor de overheid kan dat kostenneutraal. Graag een reactie van de Minister, is hij bereid dit systeem te omarmen en is hij bereid om pilots met PROHEF van gemeenten te ondersteunen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat belastingen een goed instrument zijn om het gedrag van mensen te sturen waardoor hun milieudruk kan verminderen, zonder de keuzevrijheid van mensen af te nemen, deelt de Minister die mening? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen toe naar een samenleving waarin vervuilers moeten betalen voor de maatschappelijke problemen die ze veroorzaken en waar een duurzame keuze wordt beloond uit de opbrengst van die maatregelen. Door het differentiëren van BTW-tarieven zouden er veel meer sturingsopties bij kunnen komen. Zo zou het naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren een goed idee zijn om volgens het beginsel «de vervuiler betaalt» de btw-richtlijn te herzien waardoor het mogelijk wordt op een extra laag tarief in te stellen voor duurzame producten en een extra hoog tarief voor grondstoffen en producten die gepaard gaan met milieubelasting en dierenleed? Wat vindt de Minister van dit voorstel? Is hij bereid om in Brussel te pleiten voor een dergelijke herziening van de BTW-richtlijn, en hiervoor coalities te smeden met andere lidstaten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS

De leden van de 50PLUS-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de berichtgeving over uitspraken van de Minister van Financiën in een politiek café in Doetinchem, en diens pleidooi om te komen tot «minder belasting op arbeid», door het verhogen van belastingen op milieuterrein en vermogen. In hoeverre klopt de berichtgeving over de uitspraken van de Minister?

Een eerste vraag van deze leden is in welke hoedanigheid de Minister deze uitspraken heeft gedaan. Sprak hij op persoonlijke titel? Sprak hij als Minister, en dus namens het gehele kabinet? Hoe verhouden deze uitspraken zich tot het besluit van de Staatssecretaris van Financiën om de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Van Dijkhuizen drie maanden uit te stellen?

Deze leden vinden dat de Minister van Financiën met zijn uitspraken geen zinvolle, maar eerder een onzorgvuldige en verwarrende bijdrage heeft geleverd aan het politieke debat en de politieke oordeelsvorming over de gewenste belastingherziening. Dat debat dient volgens de leden van de 50PLUS-fractie op ordentelijke wijze in de Kamer gevoerd te worden, en wel op basis van een kabinetsstandpunt over het eindrapport van de Commissie Van Dijkhuizen.

Het heeft deze leden overigens al eerder gestoord dat elementen uit het rapport van Van Dijkhuizen zijn gelicht en omarmd zijn door het kabinet. Deze leden wijzen er op dat de voorstellen uit het rapport van de Commissie Van Dijkhuizen grotendeels met elkaar samenhangen, en derhalve ook in hun samenhang beoordeeld en gewogen moeten worden. Het lijkt niet verstandig hierin «selectief te winkelen».

Deze leden vragen verder of bij de uitspraken van de Minister van Financiën over de belasting op vermogen gedoeld wordt op de vermogensrendementsheffing. Of wordt hier bijvoorbeeld gedoeld op een mogelijke verhoging van de schenk- of erfbelasting? Uitgaande van de in ons belastingstelsel bestaande belasting op het rendement van vermogen merken de leden van de 50PLUS-fractie op dat het kennelijke pleidooi van de Minister van Financiën voor een verhoging van de vermogensrendementsheffing hen hogelijk heeft verbaasd. De Minister lijkt het idee van een acitverender belastingstelsel zoals de Commissie Van Dijkhuizen voorstelt te omarmen, maar niet zijn voorstellen om de vermogensrendementsheffing te verlagen.

De Commissie Van Dijkhuizen stelt in haar rapport dat sinds de introductie van box 3 het feitelijk rendement over vermogen lager is geweest dan het forfaitaire rendement. De commissie stelt voor het forfaitaire rendementspercentage voortaan jaarlijks automatisch voor het komende jaar vast te stellen op het vijfjaarsgemiddelde van de gemiddelde rentevergoeding op spaarrekeningen in de vijf voorafgaande jaren. Voor 2014 zou dan volgens deze systematiek het forfaitaire rendement automatisch worden vastgesteld op 2,4%, en dus niet de huidige 4%. De commissie stelt voor het forfaitaire rendement in box 3 te verlagen van 4 naar 3%, bij wijze van eerste stap richting 2,4%.

De aan het woord zijnde leden kunnen er geen enkel begrip voor opbrengen dat de Minister van Financiën van dit kabinet nu lijkt voor te stellen om de forfaitaire rendementsheffing niet te verlagen zoals de commissie voorstelt, maar nog verder te verhogen. In wezen pleit de Minister voor het nagenoeg geheel wegbelasten van het reële rendement op vermogen. Deze leden krijgen graag een reactie op hun vragen en opmerkingen.

II Reactie van de Minister

Bij brief van 24 april 2014 heeft u het verzoek overgebracht van de vaste commissie voor Financiën met betrekking tot het schriftelijk overleg naar aanleiding van het bericht «Dijsselbloem: minder belasting op arbeid». De vaste commissie voor Financiën heeft, tijdens de procedurevergadering van 23 april 2014, gevraagd om uw Kamer te informeren wanneer de antwoorden op de in het kader van het schriftelijk overleg gestelde vragen aan uw Kamer worden toegestuurd.

Veelal zullen de onderwerpen uit de vragen van het schriftelijk overleg in de brief van de Staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van het advies van de commissie Van Dijkhuizen terugkomen. Kortheidshalve wil ik voor de beantwoording van de in het schriftelijk overleg gestelde vragen daarom verwijzen naar deze brief van de Staatssecretaris. Mochten er daarna nog vragen openstaan, dan ben ik uiteraard bereid daar desgevraagd nog nader op in te gaan.


X Noot
1

Liberaal reveil (oktober 2013), «Een sociaaldemocratisch belastingstelsel. De mens centraal, niet de financiële sector.»

X Noot
2

CBS Statline.

X Noot
3

OECD Stat, 19 februari 2014.

Naar boven