De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit het rapport van de commissie-Samson blijkt dat er vanaf 1945
binnen de jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen sprake is geweest van zeer ernstig
seksueel misbruik van minderjarigen;
constaterende dat de betrokken kinderen in deze jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen
zijn geplaatst op last van de overheid omdat de situatie thuis niet veilig werd geacht;
constaterende dat in de jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen waar dit misbruik kon
plaatsvinden in strijd gehandeld is met het beginsel dat zij verantwoordelijk zijn
voor de veiligheid en het welzijn van deze kinderen en dat hun daarvoor een ernstig
verwijt gemaakt kan worden;
spreekt haar afschuw uit over de geconstateerde feiten;
spreekt uit dat zij meeleeft met de slachtoffers en hun familieleden die dit leed
jaren hebben moeten dragen;
roept de verantwoordelijken binnen de jeugdzorginstellingen en pleegouderorganisaties
en hun rechtsopvolgers, maar ook de Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming
en de verantwoordelijke bewindslieden daarom op om alles te doen wat mogelijk is om
zorg te dragen voor:
-
– erkenning van het leed dat aan slachtoffers is gedaan;
-
– zorgvuldige en voortvarende nakoming van de door de commissie-Samson gegeven adviezen
en de door de regering ingezette acties;
-
– adequate slachtoffergerichte hulpverlening aan de slachtoffers, hun familieleden en/of
nabestaanden;
-
– snelle en adequate behandeling van de verzoeken om vergoeding van de geleden schade
of schade waarbij de verjaring en het feit dat een dader, een pleeggezin of een jeugdzorginstelling
er wellicht niet meer zijn, geen rol mogen spelen;
-
– snelle, slachtoffergerichte en zorgvuldige behandeling van alle klachten waarbij een
lichte bewijslast wordt toegepast;
-
– een open en effectieve communicatie over de mogelijkheden die slachtoffers hebben
om hulp te krijgen om het ondervonden leed te helpen verwerken en om gecompenseerd
te worden, waarbij bij de wijze van communiceren expliciet rekening gehouden wordt
met het feit dat slachtoffers de overheid wantrouwen en dat een deel van de slachtoffers
minder begaafd is;
-
– openheid bij jeugdzorginstellingen en pleegouderorganisaties om slachtoffers inzage
te geven in hun dossiers, het gesprek aan te gaan en hun leed hierbij ook te erkennen
en er een adequaat vervolg aan te geven;
-
– goede samenwerking met de slachtoffergroepen en Slachtofferhulp Nederland, zodat deze
een belangrijke rol kunnen vervullen bij het meldpunt, het informeren van slachtoffers
die zich gemeld hebben en die zich nog melden, het toezicht op de nakoming van de
gemaakte afspraken en overeengekomen acties, de hulpverlening aan slachtoffers via
lotgenotenbijeenkomsten en de slachtoffergroepen daartoe te financieren;
-
– inzet van ervaringsdeskundigen om jeugdzorg- en pleegzorgmedewerkers en -organisaties
te leren risicovolle situaties vooraf te herkennen en op adequate wijze kwetsbare
kinderen hiertoe in de toekomst in bescherming te nemen;
-
– aangifte tegen (vermoedelijke) daders;
verzoekt de regering, de hierboven geformuleerde oproep te ondersteunen en het Openbaar
Ministerie te verzoeken de aangiftes zo spoedig mogelijk in behandeling te nemen;
verzoekt de regering tevens, halfjaarlijks te rapporteren over de voortgang,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Burg
Hilkens
Keijzer
Kooiman
Krol
Dik-Faber
Bergkamp
Voortman
Agema
Van der Staaij