Den Haag, 11 oktober 2012
De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde
procedure, de bovengenoemde voorstellen getoetst aan het beginsel van subsidiariteit.
Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag
van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
Met deze brief stel ik u in kennis van het oordeel van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Identieke brieven zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse
regering.
De Kamer is van oordeel dat de noodzaak om de Europese Commissie de bevoegdheid te
geven om de verplichte periodieke controles (APK) naar nieuwe voertuigcategorieën
uit te breiden, om de frequentie van deze controles te verhogen en om het minimum
aantal technische controles van vrachtwagens langs de weg te bepalen, onvoldoende
is onderbouwd, zoals vereist wordt in artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag
van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
De Europese Commissie heeft onvoldoende aangetoond hoe de mogelijke voordelen van
een dergelijk bevoegdheid voor de Commissie opwegen tegen de inperking van de bevoegdheden
van de lidstaten op dit terrein en tegen de omvangrijke kosten en administratieve
lasten die hieruit voortvloeien, onder andere voor overheden en voor de gebruikers
van deze voertuigen. Daarnaast intervenieert het voorstel in goed werkende systemen
van de lidstaten.
De Eerste Kamer is voorts van oordeel dat het onnodig en ongewenst is om de Europese
Commissie de bevoegdheid te geven om de APK-plicht uit te breiden naar nieuwe voertuigcategorieën,
zoals caravans, motorfietsen, brommers en aanhangwagens. De desbetreffende voertuigcategorieën
kennen in de verschillende lidstaten een zeer verschillend gebruik voor uiteenlopende
doeleinden, zoals recreatie, woon/werkverkeer en seizoensgebonden verkeer (dit in
tegenstelling tot de voertuigen die momenteel al onder de huidige APK-richtlijn vallen,
zoals auto's, vrachtauto's en zware trailers). Vanwege deze nationale verschillen
ligt het veel meer in de rede om de APK voor deze categorieën nationaal te regelen
in plaats van te harmoniseren op Europees niveau, zodat er beter rekening kan worden
gehouden met nationale omstandigheden. Dit geldt in het bijzonder voor de twee- en
driewielers. Ook is het niet nodig om de Europese Commissie deze bevoegdheid te geven
op basis van het argument van grensoverschrijdend verkeer. Brommers, scooters en aanhangwagens
worden zelden gebruikt voor grensoverschrijdend verkeer, zodat wat voornoemde voertuigcategorieën
betreft, de APK-bevoegdheid beter op nationaal niveau kan blijven.
De Eerste Kamer is voorts van oordeel dat het onnodig en ongewenst is om de Europese
Commissie de bevoegdheid te geven om eigenstandig de APK-frequentie te wijzigen. Het
huidige Nederlandse APK-systeem houdt al rekening met de leeftijd en het gebruik
van voertuigen en voldoet daarmee aan de eisen in het kader van verkeersveiligheid.
Het op Europees niveau vastleggen van de APK-frequentie intervenieert in dergelijke
goed werkende systemen van de lidstaten en zorgt er bovendien voor dat er minder rekening
kan worden gehouden met nationale omstandigheden.
Tot slot is de Eerste Kamer van oordeel dat het onnodig en ongewenst is om de Europese
Commissie de bevoegdheid te geven om het verplichte minimum aantal technische controles
van vrachtwagens langs de weg te bepalen. Nederland kent al een 100% handhaving van
de APK-verplichting voor deze voertuigcategorie door gebruik te maken van registercontroles.
Bij overschrijding van de APK-datum wordt automatisch een boete verstuurd aan de houder
van het kentekenbewijs (Wet Mulder). Het op Europees niveau vastleggen van een verplicht
aantal wegkantcontroles intervenieert in goed werkende systemen en voegt niets toe
aan de handhaving, zoals een lidstaat die zelf kan organiseren. De lidstaat kan daarbij
het beste rekening houden met nationale omstandigheden.
Daarom komt de Eerste Kamer der Staten-Generaal tot het oordeel dat de voorstellen
COM (2012) 3801, COM (2012) 3812 en COM (2012) 3823 op bovengenoemde punten strijdig zijn met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, G. J. de Graaf