33 420 Wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de implementatie van de Verordening (EU) Nr. 1214/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (PbEU 2011, L 316)

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 4 december 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

I. Algemeen

1. Doel van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel dat, voor zover nodig, strekt tot implementatie van Verordening (EU) Nr. 1214/2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (de verordening). Die verordening moet ertoe leiden dat barrières met betrekking tot grensoverschrijdend transport van eurocontanten binnen de Europese Unie worden weggenomen. Op die manier zou het vrije verkeer van kapitaal, dat nu nog teveel hinder ondervindt van nationaalrechtelijke verschillen, meer tot wasdom moeten komen. Uiteindelijk heeft dat een gunstige uitwerking op het gebruik van de euro. Dat streven wordt door deze leden positief gewaardeerd. Toch hebben zij enkele vragen.

Deze leden merken op dat er inherente risico’s kleven aan geldtransporten. Wat hen betreft, dient het verbeteren van de mogelijkheden tot grensoverschrijdend geldtransport niet tot gevolg te hebben dat het aantal daarmee verband houdende misdrijven substantieel toeneemt. Op welke wijze zal een toename van met geldtransport verband houdende criminaliteit worden voorkomen? Welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat het faciliteren van grensoverschrijdende geldtransporten leidt tot een toename van valse eurocontanten in Nederland. In hoeverre is deze vrees reëel? Welke acties worden ondernomen om te voorkomen dat een toename van geldtransporten in Nederland gepaard zal gaan met een toename aan overvallen op geldtransporten? Welk effect is in dat verband te verwachten van de mogelijke aanwezigheid van wapens aan boord van het geldtransport, zelfs al zijn deze opgeborgen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat een goede samenwerking op het gebied van de beveiliging van internationale geldtransporten belangrijk is voor een betere bescherming van de mensen die de transporten moeten uitvoeren en de goederen die zij vervoeren. Zij zien geen reden om vragen te stellen over de technische punten van de verordening en het wetsvoorstel, maar zijn benieuwd naar de uitwerking van deze verordening. Daarover willen deze leden dan ook enkele vragen stellen.

De aan het woord zijnde leden vragen de regering inzicht te geven in de huidige problematiek ten aanzien van grensoverschrijdende geldtransporten. Welke problemen, die vervoerders en beveiligers van die geldtransporten hebben ondervonden, hebben geleid tot de verordening zoals die nu voorligt? Is de regering van mening dat deze verordening kan helpen bij het voorkomen van overvallen op geldtransporten, zoals bijvoorbeeld de overval op het geldtransport bij Amsterdam op de A2 in november 2011. Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, op welke manier moet op Europees niveau beleid worden ontwikkeld om overvallen op grensoverschrijdende geldtransporten te voorkomen of op zijn minst te verminderen. Biedt deze verordening voldoende aanknopingspunten om beveiligers op deze geldtransporten voldoende bescherming te bieden? Zo nee, wat moet er dan nog worden veranderd?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hierover de volgende vragen.

Allereerst vragen zij hoe vaak dergelijk grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten nu gebeurt en hoe veel vaker dit voor zal komen met de inwerkingtreding van deze verordening. Op welke wijze en onder welke wettelijke bepalingen werden vóór de inwerkingtreding van de verordening eurocontanten grensoverschrijdend vervoerd? Tot welke problemen of belemmeringen leidde dit?

2. De inhoud van de verordening

De leden van de SP-fractie vragen de regering een toelichting te geven op overweging 7 van de verordening, waarin staat dat dergelijk vervoer volledig in overeenstemming moet zijn met de verordening of met het recht van de lidstaat van herkomst, de lidstaat van ontvangst en, indien van toepassing, de lidstaat van doorvoer. Wordt hier nu bedoeld dat er een keuze kan worden gemaakt, dat wil zeggen het geldtransportbedrijf kiest voor de verordening of voor het recht van alle landen waardoor of waarheen het vervoer plaatsvindt? Kan dit worden toegelicht?

Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de verordening bepaalde nationale regels onverlet laat. Welke nationale regels die voor Nederland van belang zijn mogen niet gehandhaafd blijven? Welke gevolgen heeft deze verordening voor de praktijk?

3. Wijze van implementatie

De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel in lijn met de verordening regelt onder welke omstandigheden een onderneming in aanmerking komt voor een vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport. Deze vergunning komt in aanvulling op de nationale geldtransportvergunning. Deze leden vragen hoe beide vergunningen zich tot elkaar verhouden. Is het mogelijk om beide vergunningen in een vergunning te integreren? Zo ja, is dit dan niet efficiënter? Wat zijn de financiële implicaties van het bijhouden van een dubbel vergunningenregister?

De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het verkrijgen van de vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport voor een groot deel afhankelijk is van de integriteit en het strafrechtelijk verleden van de bij het transport betrokken bewakingspersoneel en de leidinggevenden van de onderneming die het geldtransport verricht. Zij onderschrijven deze eisen. Welke waarborgen voor de juistheid van de verstrekte informatie zijn ingebouwd in het vergunningverleningsproces? Op welk moment en op welke wijze zal het hebben van de vergunning worden gecontroleerd bij het binnentreden van Nederland? Wat zijn de financiële implicaties van de vereisten waaraan moet zijn voldaan wil er een vergunning kunnen worden verleend, bijvoorbeeld het hebben van een medisch attest?

De leden van de SP-fractie constateren dat er speciaal voor het professioneel grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten een specifieke vergunning in het leven wordt geroepen. Volgens de verordening kan deze vergunning slechts worden verstrekt door de vergunningverlenende autoriteit in het land van herkomst, dat wil zeggen de lidstaat op wiens grondgebied het geldtransportbedrijf is gevestigd. In Nederland verstrekt de Minister van Veiligheid en Justitie de vergunning, maar deze verordening leidt ertoe dat geldtransport in en door Nederland plaats kan vinden met een in iedere andere lidstaat verstrekte vergunning. In aanvulling daarop, constateren deze leden dat de opleiding plaatsvindt in het land van herkomst. Tijdens de geldigheidsduur van de vergunning zorgen de lidstaten van herkomst voor de controle op de naleving van de regels.

De aan het woord zijnde leden vragen of deze verordening er nu toe leidt dat geldtransportwagens vanuit alle lidstaten van de Europese Unie door Nederland mogen rijden, het bewakingspersoneel zich aan de Nederlandse regels moeten houden, maar opgeleid is in het andere land, en de geldtransporten ook door de autoriteiten van het andere land gecontroleerd worden. Zijn de waarborgen die deze verordening biedt voldoende en is de praktijk in alle andere lidstaten dusdanig dat grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten verantwoord plaats zal vinden?

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de potentieel gecompliceerde regeling over de bevoegdheid wapens te dragen. Omdat het dragen van bepaalde wapens in de ene lidstaat verplicht is terwijl diezelfde wapens mogelijk in een andere lidstaat verboden zijn, moet er gewerkt worden met een brandkast waarin wapens tijdelijk opgeslagen kunnen worden die slechts op afstand geopend kan worden. Is dit een werkbare regeling? Wie controleert dit? Hoe kan nu bijvoorbeeld het bewakingspersoneel van een geldtransportbedrijf voorzien worden van wapens, terwijl het voertuig zich bevindt op een plaats waar de betreffende wapens verboden zijn? Hoe worden die verboden maar verplichte wapens naar die lidstaat en aan boord van het voertuig gebracht?

Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat in Nederland opgeslagen informatie omtrent het strafblad, reputatie en integriteit van het bewakingspersoneel een rol kan spelen. Hoe kan men nu op voorhand weten of een geldtransportbedrijf in een bepaalde lidstaat voornemens is ooit door of naar Nederland te gaan rijden en welk personeel hierbij betrokken zal zijn? Hoe werkt deze controle in de praktijk en welke waarborgen biedt dit voorschrift?

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De griffier van de commissie, Nava

Naar boven