33 420 Wijziging van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de implementatie van de Verordening (EU) Nr. 1214/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (PbEU 2011, L 316)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING*

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)

I. Algemeen

1. Doel van het wetsvoorstel

De Verordening (EU) Nr. 1214/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone (hierna: de verordening) is tot stand gekomen als gevolg van een toename, voornamelijk door de invoering van de euro, in de behoefte aan grensoverschrijdend transport van contanten over de weg. De verordening is bedoeld om professioneel grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten over de weg tussen deelnemende lidstaten mogelijk te maken onder omstandigheden die de beveiliging van de transactie, de veiligheid van het betrokken bewakingspersoneel van geldtransporten en van het publiek, en het vrije verkeer van eurocontanten waarborgen. Het beginsel van een gemeenschappelijke munt impliceert de vrijheid om contanten tussen deelnemende lidstaten te vervoeren. Door de uitgesproken verschillen tussen het nationale recht van de lidstaten is het echter moeilijk om professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg uit te laten voeren tussen lidstaten. Die situatie belemmert het vrije verkeer van de euro en ondergraaft het beginsel van het vrij verrichten van diensten. De verordening geeft invulling aan de mogelijkheid tot indiening van harmonisatiebesluiten voor het transport van contanten, zoals opgenomen in artikel 38, onder b), van Richtlijn 2006/123 EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.1 De verordening treedt 29 november 2012 in werking.

Dit wetsvoorstel heeft ten doel de verordening – waar nodig – in nationale wetgeving neer te leggen. Bepalingen van EU-verordeningen worden in beginsel niet omgezet in nationale wetgeving. Er kunnen echter bijzondere redenen zijn om wel tot wettelijke implementatie over te gaan. In de transponeringstabel is per artikel van de verordening aangegeven of wettelijke implementatie nodig is ter uitvoering van de verordening.

2. De inhoud van de verordening

Vergunningsstelsel (artikel 4)

De kern van de verordening is dat grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten onderworpen dient te zijn aan een specifieke vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten over de weg tussen de lidstaten van de eurozone.

Eisen personeel (artikel 5)

Gezien de specifieke gevaren die het transport van contanten met zich meebrengt voor de gezondheid en het leven, dient het transport afhankelijk te zijn van het hebben van een vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport. De vergunning machtigt de onderneming om grensoverschrijdend transport van eurocontanten uit te voeren onder de voorwaarden van de verordening. Een dergelijke vergunning dient te worden verkregen in aanvulling op de nationale geldtransportvergunning die is vereist voor Nederland. De vergunning wordt aangevraagd bij de vergunningverlenende autoriteit, die in het wetsvoorstel wordt aangewezen. De vergunning wordt verleend voor een periode van vijf jaar, mits de onderneming aan een aantal voorwaarden voldoet. Dit houdt in dat de onderneming reeds de erkenning (op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus) heeft verkregen om geldtransport uit te voeren. De leidinggevenden en de leden van de raad van bestuur mogen geen relevante vermeldingen hebben staan op een strafblad en moeten beschikken over een goede reputatie en integriteit. De onderneming heeft verder een geldige wettelijke aansprakelijkheidsverzekering die in ieder geval de schade aan de persoon en de goederen van derden dekt, ongeacht of de vervoerde contanten door deze verzekering zijn gedekt.

Aan het bewakingspersoneel van geldtransporten worden in de verordening specifieke eisen gesteld. Het bewakingspersoneel mag op grond van de verordening geen relevante vermeldingen hebben staan op een strafblad. Beoordeeld dient te worden of iemand voldoende betrouwbaar kan worden geacht om grensoverschrijdend geldtransport uit te voeren. Ook dient het personeel te beschikken over een goede reputatie en integriteit en dient het personeel te beschikken over een medisch attest. Daarnaast moet het personeel met succes een specifieke initiatieopleiding hebben gevolgd. Tot slot worden in de verordening eisen gesteld aan de beheersing van relevante talen door het bewakingspersoneel.

Gebruik van wapens (artikel 6)

Bij het gebruik van wapens is het uitgangspunt van de verordening dat het bewakingspersoneel van geldtransporten zich houdt aan het recht van de lidstaat van herkomst, de lidstaat van doorvoer en de lidstaat van ontvangst. Bij het betreden van het grondgebied van een lidstaat waarvan de wetgeving niet toestaat dat bewakingspersoneel van geldtransporten gewapend is, of waarvan het type of het kaliber van het wapen niet is toegestaan, worden wapens in het bezit van het bewakingspersoneel van geldtransporten aan boord opgeborgen in een brandkast voor wapens die voldoet aan de Europese norm EN 1143–1. De wapens moeten tijdens het gehele transport ontoegankelijk blijven voor het bewakingspersoneel van geldtransporten. Zij mogen uit de brandkast voor wapens verwijderd worden wanneer het voertuig het grondgebied binnenrijdt van een lidstaat waarvan het recht wel toestaat dat bewakingspersoneel van geldtransporten wapens draagt en zij moeten daaruit verwijderd worden wanneer het voertuig het grondgebied binnenrijdt van een lidstaat waarvan het recht vereist dat bewakingspersoneel van geldtransporten wapens draagt. Wanneer een geldtransport van een lidstaat van herkomst waar het dragen van wapens niet is toegestaan, het grondgebied binnenrijdt van een lidstaat waar bewakingspersoneel van geldtransporten volgens de wet verplicht is wapens te dragen, zorgt het geldtransportbedrijf ervoor dat het bewakingspersoneel voor geldtransporten aan boord van het voertuig van de vereiste wapens voorzien wordt en dat het personeel de vereiste minimale opleiding van de lidstaat van ontvangst heeft gekregen.

Uitrusting geldtransportvoertuig (artikel 7)

Op grond van de verordening dienen de geldtransportvoertuigen te zijn uitgerust met een wereldwijd satellietnavigatiesysteem. Daarnaast zijn de geldtransportvoertuigen uitgerust met passende communicatie-instrumenten om te allen tijde contant te kunnen opnemen met het controlecentrum van de onderneming die de voertuigen beheert, en met de bevoegde nationale instanties. Daarnaast dient elk voertuig voorzien te zijn van de noodnummers van de lidstaat van doorvoer en ontvangst. Het voertuig dient daarnaast zodanig te zijn uitgerust dat de tijd en de locatie van alle afleveringen/ophalingen van eurocontanten geregistreerd kunnen worden zodat het aandeel afleveringen/ophalingen van eurocontanten gecontroleerd kan worden. Tot slot stelt de verordening eisen aan geldtransportvoertuigen die zijn voorzien van een intelligent systeem voor de neutralisatie van bankbiljetten (IBNS). Dat systeem beveiligt bankbiljetten die worden getransporteerd en maakt, in geval van calamiteiten bankbiljetten, zonder tussenkomst van personen onbruikbaar.

Overige verplichtingen transportbedrijven (artikel 10)

Geldtransportbedrijven die hun activiteiten krachtens de verordening uitoefenen nemen alle mogelijk geneutraliseerde bankbiljetten uit omloop die zij tijdens de uitoefening van hun activiteiten tegenkomen. Zij moeten op grond van de verordening de bankbiljetten aan het geschikte filiaal van de nationale centrale bank van de lidstaat van herkomst overhandigen en leggen een schriftelijke verklaring af over de oorzaak en de aard van de neutralisatie. Indien de geneutraliseerde bankbiljetten in een lidstaat van ontvangst worden opgehaald, wordt de centrale bank van de lidstaat van ontvangst op de hoogte gesteld door de centrale bank van de lidstaat van herkomst.

Informatieverstrekking (artikelen 11 en 12)

De verordening schrijft voor dat de lidstaten een register bij houden van alle ondernemingen waaraan zij een vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport hebben verleend. Alle ontwikkelingen met betrekking tot de vergunning worden verwerkt.

De Commissie wordt van de informatie op de hoogte gehouden. Daarnaast schrijft de verordening enkele informatieverplichtingen voor ten behoeve van een goede uitvoering van de verordening, waaronder de verplichting om de Europese Commissie op de hoogte te brengen van de specifieke opleidingsvereisten voor het bewakingspersoneel van geldtransporten. De lidstaat van herkomst houdt daarnaast rekening met de door de lidstaat van ontvangst verstrekte informatie omtrent het strafblad, de reputatie en de integriteit van het bewakingspersoneel van geldtransporten. Indien blijkt dat een lid van het bewakingspersoneel niet beschikt over de betrouwbaarheid die op grond van artikel 5, eerste lid, onder a, van de verordening is vereist, kan daarvan op grond van het voorgestelde artikel 7a, tweede lid, aan het land van herkomst van de onderneming die het grensoverschrijdend vervoer uitvoert, melding worden gedaan. Er worden geen gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende persoon niet over de betrouwbaarheid beschikt, maar slechts wordt gemeld dat er bezwaren zijn.

De reikwijdte van de verordening (artikelen 8 en 9, artikel 13 e.v.)

De verordening laat de toepassing onverlet van nationale regels die voorschrijven dat geldtransporten vooraf aan de politie worden gemeld, geldtransportvoertuigen uigerust zijn met apparatuur waardoor deze op afstand door de politie gevolgd kunnen worden en transporten van grote bedragen worden begeleid door de politie. Eveneens laat de verordening de toepassing onverlet van nationale regels inzake de handelwijze van het bewakingspersoneel van geldtransport buiten een geldtransportvoertuig en inzake de beveiliging van de locaties waar contanten worden geleverd of opgehaald in de betrokken lidstaat.

Op grond van de verordening valt het transport van eurobankbiljetten en -muntstukken buiten het toepassingsgebied van de verordening wanneer het wordt uitgevoerd voor rekening van en tussen nationale centrale banken, of tussen bankbiljettendrukkerijen en/of munthuizen van deelnemende lidstaten en de betreffende nationale banken en wanneer het wordt begeleid door het leger of de politie. Voor het transport van euromuntstukken geldt hetzelfde, en dat transport valt eveneens buiten het toepassingsbereik van de verordening indien het wordt begeleid door particulier beveiligingspersoneel in aparte voertuigen.

Een belangrijk uitgangspunt van de verordening is dat de lidstaten uit een aantal voorgeschreven vervoersregelingen, de voor hen meest geschikte vervoersregelingen kunnen kiezen. De gedachte hierachter is dat zoveel mogelijk kan worden aangesloten bij het reeds bestaande recht van de lidstaten. Er wordt voorgesteld een grondslag in artikel 6 van de wet te creëren om de keuzen in een ministeriële regeling te verankeren.

3. Wijze van implementatie

Bij de beoordeling van de bepalingen uit de verordening is gekeken of er bijzondere redenen zijn die nopen tot wetgeving. Bij een aantal artikelen bestaat die reden. De artikelen die nopen tot omzetting, zijn onder te verdelen in een aantal categorieën, te weten:

  • verlenen van bevoegdheden aan nationale autoriteiten;

  • toezicht op de naleving van de verordening;

  • gegevensuitwisseling;

  • het in bezit hebben van wapens op Nederlands grondgebied en

  • overige verplichtingen die nadere uitwerking behoeven.

Verlenen van bevoegdheden

Artikel 4 van de verordening schrijft voor dat een onderneming die grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg wenst uit te voeren, een vergunning aanvraagt voor grensoverschrijdend geldtransport bij de vergunningverlenende autoriteit in haar lidstaat van herkomst. In het tweede lid van artikel 4 worden aan die vergunningverlening voorwaarden gesteld. De Minister van Veiligheid en Justitie wordt aangewezen als vergunningsverlenende autoriteit. Met die keuze wordt aangesloten bij het huidige stelsel van vergunningverlening.

Op grond van artikel 2 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus is het verboden zonder vergunning van de Minister van Veiligheid en Justitie door de instandhouding van een beveiligingsorganisatie of recherchebureaus beveiligingswerkzaamheden of recherchewerkzaamheden te verrichten of aan te bieden. Onder beveiligingswerkzaamheden wordt verstaan het bewaken van de veiligheid van personen en goederen of het waken tegen verstoren van de orde en rust op terreinen en in gebouwen. Op grond van artikel 3 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus kan een vergunning voor een beveiligingsorganisatie worden verleend voor onder andere een particulier geld- en waardetransportbedrijf, zijnde een onderneming die in de uitoefening van beroep of bedrijf ten behoeve van derden geld en grote waarden met een beperkt volume vervoert.

Voor het aanwijzen van de autoriteit als bedoeld in de verordening, ligt het voor de hand hiervoor aan te sluiten bij de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de Minister van Veiligheid en Justitie als bevoegde autoriteit aan te merken.

Toezicht op de naleving

Tijdens de geldigheidsduur van een vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport zorgen de lidstaten van herkomst ervoor dat de in deze verordening vastgestelde regels worden nageleefd. De verordening bepaalt dat indien de bevoegde nationale instanties een inbreuk vaststellen op een van de voorwaarden waaronder een vergunning voor grensoverschrijdend transport is verleend, de bevoegde nationale instanties een aantal handhavingsinstrumenten tot hun beschikking dient te hebben. Ook hier wordt aangesloten bij de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, zowel wat betreft de aanwijzing van de handhavende autoriteiten als wat betreft de sanctioneringsmogelijkheden.

Gegevensuitwisseling

Op grond van artikel 11, derde lid, van de verordening houdt de lidstaat van herkomst rekening met de door de lidstaat van ontvangst verstrekte informatie omtrent het strafblad, de reputatie en de integriteit van het bewakingspersoneel van geldtransporten. Indien er in Nederland relevante vermeldingen op een strafblad staan van personeel van een onderneming uit een andere lidstaat dat voornemens is grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten naar Nederland uit te voeren of dat betreffende personeel beschikt niet over een goede reputatie of blijkt niet integer, dient er een grondslag te worden gecreëerd om als lidstaat van ontvangst daarvan melding te doen aan bevoegde autoriteiten van lidstaten van herkomst. In de artikelsgewijze toelichting, onder G, wordt hier nader op in gegaan.

Het in bezit hebben van wapens op Nederlands grondgebied

Artikel 6, eerste en tweede lid, van de Verordening bepaalt dat bij betreding van een lidstaat die bewapening van particuliere beveiligers niet toestaat, de wapens worden opgeborgen in een brandkast. Deze voorziening geldt ook indien de aanwezigheid van het type of het kaliber van het wapens krachtens de wetgeving van de lidstaat van doorvoer of de lidstaat van ontvangst in het geheel niet is toegestaan.

Artikel 13 van de Wet wapens en munitie verbiedt het doen binnenkomen, uitgaan en vervoeren van categorie I wapens in Nederland. Op grond van de Wet wapens en munitie kunnen reeds vrijstellingen en ontheffingen worden verleend. Wapens aan boord bij geldtransporten zijn momenteel niet vrijgesteld.

Artikel 14 van de Wet wapens en munitie vereist een consent voor het binnenkomen en uitgaan van wapens en munitie van de categorieën II en III. Op grond van de Wet wapens en munitie kunnen reeds vrijstellingen worden verleend. Wapens aan boord bij geldtransporten zijn momenteel niet vrijgesteld. Artikel 22 verbiedt het vervoeren van wapens van categorie II en III zonder vergunning. Er kunnen vrijstellingen worden verleend. Wapens aan boord bij geldtransporten vallen hier nu niet onder.

Ter uitvoering van de Verordening worden vrijstellingen voor wapens aan boord bij geldtransporten opgenomen in de Regeling wapens en munitie. Een wijziging in de Wet wapens en munitie is derhalve niet nodig.

Overige verplichtingen die nadere uitwerking behoeven

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de verordening worden regels gesteld die betrekking hebben op het bewakingspersoneel van geldtransporten. Een aantal van die verplichtingen behoeft nadere uitwerking, omdat de verordening onvoldoende duidelijk is. Het gaat om de verplichte opleiding en de medische keuring. Weliswaar worden de minimumeisen door de verordening voorgeschreven, maar in nationale regels moeten de opleidingseisen nader worden geconcretiseerd. Voor de door de verordening voorgeschreven medische keuring geldt dat die op nationaal niveau nader gespecificeerd moet worden. Zie hierover uitgebreider onderdeel E van de artikelsgewijze toelichting,

Op grond van artikel 13 van de verordening laat elke lidstaat met betrekking tot het grensoverschrijdende transport van eurobankbiljetten over de weg en het grensoverschrijdende transport van euromuntstukken over de weg op zijn grondgebied een aantal in de verordening voorgeschreven opties toe. Om voor met name de transportbedrijven, maar ook voor de handhavende instanties, duidelijk te maken welke opties op het Nederlandse grondgebied zijn toegestaan, wordt er in de wet een grondslag gecreëerd om de keuze bij ministeriële regeling vast te leggen. Zie hierover uitgebreider onderdeel D van de artikelsgewijze toelichting,

4. Consultatie

Het wetsvoorstel met toelichting is aan de Raad van Korpschefs voorgelegd. De Raad kan instemmen met het voorstel van wet. Ook is het wetsvoorstel voorgelegd aan vertegenwoordigers uit de branche. Terecht merkten zij op dat de verordening niet verplicht om de goedkeuring, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de verordening, plaats te laten vinden in het land van herkomst; voldoende is dat een systeem wordt goedgekeurd in een door een deelnemende lidstaat goedgekeurd testlaboratorium. Het voorstel is zo aangepast dat de Minister van Veiligheid en Justitie wel bevoegd is om een laboratorium in Nederland aan te kunnen wijzen.

5. Administratieve lasten

In deze paragraaf wordt slechts ingegaan op de gevolgen die dit wetsvoorstel heeft op de administratieve lasten en niet op de gevolgen die de verordening in zijn geheel daarop heeft.

Voor grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten moet een specifieke vergunning worden aangevraagd. Met het verzamelen van de relevante informatie en de aanvraag zijn naar schatting € 2 000,- per vergunning gemoeid. De vergunning heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. Als voorwaarde geldt dat de aanvrager beschikt over een vergunning voor geld- en waardetransport op grond van artikel 3 onder c van de wet. Het huidige aantal vergunninghouders bedraagt veertien. Naar verwachting zullen deze ondernemingen niet allemaal een vergunning voor grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten aanvragen.

Aan het bewakingspersoneel van geldtransporten dat deelneemt aan professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten worden in de verordening aanvullende opleidingseisen gesteld. Deze personen moeten ook beschikken over een medisch attest waaruit blijkt dat zij geschikt zijn om hun taak te vervullen. Het is moeilijk om een schatting te maken van de kosten die hiermee voor een geldtransporteur gemoeid kunnen zijn omdat deze mede worden bepaald door het bestaande kennisniveau en het aantal personen dat voor het vervoer wordt ingezet.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

B

Voorgesteld wordt om voor de vergunningverlening de Minister van Veiligheid en Justitie aan te wijzen als de vergunningverlenende autoriteit die de vergunning voor grensoverschrijdend transport verstrekt. De voorgestelde wijzigingen in Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus zorgen ervoor dat de Minister van Veiligheid en Justitie als de vergunningverlenende autoriteit is aangewezen, bedoeld in de verordening. De verordening gaat er daarbij uit dat aan de eisen die zijn gesteld voor het verkrijgen van een vergunning op nationaal niveau reeds is voldaan. Artikel 4 van de verordening schrijft voor dat de onderneming de erkenning heeft gekregen om in haar lidstaat van herkomst geldtransport uit te voeren. Het betreft derhalve een vergunning die kan worden verkregen in aanvulling op de nationale vergunning van geldtransport.

C

De voorgestelde wijzigingen zorgen ervoor dat het reeds bestaande artikel 4, eerste lid, ook van toepassing wordt op de vergunning die wordt verleend in verband met grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de verordening dat de vergunning die voor grensoverschrijdend geldtransport van eurocontanten wordt verkregen een aanvulling betreft op de nationale vergunning van geldtransport.

D

Artikel 13 van de verordening schrijft voor dat een lidstaat uit een artikel de voor de lidstaat meest geëigende opties toelaat voor grensoverschrijdend transport van eurobankbiljetten en -muntstukken. Om voor de gebruikers van de verordening inzichtelijk te maken welke keuze is gemaakt, wordt voorgesteld een grondslag te creëren op grond waarvan de keuze in een ministeriële regeling moet worden neergelegd. Hierbij wordt aangesloten bij artikel 6 van de wet, op grond waarvan regels kunnen worden gesteld. In de ministeriële regeling kan worden verwezen naar de verordening.

In de verordening worden eisen gesteld aan een intelligent systeem voor de neutralisatie van bankbiljetten. Een systeem moet zijn getest in een door een deelnemende lidstaat goedgekeurd of erkend laboratorium. Voorgesteld wordt dat de Minister van Veiligheid en Justitie laboratoria kan aanwijzen die de systemen mogen testen. Overigens is het zo dat de verordening niet voorschrijft dat de goedkeuring plaatsvindt in het land van herkomst.

E

Artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de verordening schrijft voor dat alle leden van het bewakingspersoneel van grensoverschrijdende geldtransporten beschikken over een medisch attest waaruit blijkt dat zij lichamelijk en geestelijk geschikt zijn om hun taak te vervullen. Deze verplichting dient op nationaal niveau nader te worden uitgewerkt. In artikel 2 van de Wet op de medische keuringen is bepaald dat keuringen naar hun aard, inhoud en omvang beperkt worden tot het doel waarvoor zij worden verricht. Dit artikel is nader uitgewerkt in artikel 3 van het Besluit aanstellingseisen. Daarin is onder meer opgenomen dat keuringen slechts verricht worden indien aan de vervulling van de functie bijzondere eisen van medische geschiktheid moeten worden gesteld. De verordening schrijft de eis van medische geschiktheid voor de leden van het bewakingspersoneel van grensoverschrijdend geldtransport voor en daarmee bestaat dus de noodzaak. Het derde lid van het Besluit aanstellingseisen bepaalt dat in afwijking van het tweede lid, de keuringvrager geen schriftelijk advies hoeft te vragen aan een deskundig arts over de bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid voor de betreffende functie, het doel van de keuring, de vragen welke ten aanzien van de gezondheid zullen worden gesteld en de medische onderzoeken die mogen worden verricht voor zover deze onderdelen zijn uitgewerkt in een wettelijke regeling. Derhalve wordt voorgesteld die eisen vast te leggen in een ministeriële regeling.

De Wet op de medische keuringen is van toepassing op de aanstellingskeuring, waar het in de verordening om gaat. In de Wet op de medische keuringen en het Besluit aanstellingskeuringen is een aantal zaken rondom de uitvoering van aanstellingskeuringen geregeld. Aanstellingskeuringen mogen slechts in die gevallen worden uitgevoerd waarin aan de functie bijzondere eisen op het punt van medische geschiktheid moeten worden gesteld. Dat is het geval als er bij de uitvoering van de functie sprake is van risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de werknemer of van derden die niet met gangbare maatregelen kunnen worden gereduceerd. Nu in de verordening een medisch attest is voorgeschreven, bestaat die noodzaak. Bij de werving voor de functie dient het feit dat een keuring deel uitmaakt van de procedure te worden vermeld. Op grond van de arbeidsomstandighedenwetgeving moet de werkgever de aanstellingskeuring laten verrichten door een bedrijfsarts of arbodienst.

F

Doordat er een nieuw artikel 2, tweede lid, wordt voorgesteld, dient artikel 7, derde lid, hierop te worden aangepast.

G

Op grond van artikel 11, derde lid, van de verordening houdt de lidstaat van herkomst bij de tenuitvoerlegging van artikel 5, eerste lid, onder a, van de verordening rekening met door de lidstaat van ontvangst verstrekte informatie omtrent het strafblad, de reputatie en de integriteit van het bewakingspersoneel van grensoverschrijdende geldtransporten van eurocontanten. Het voorgestelde artikel wordt ingevoegd om ervoor te zorgen dat indien er in Nederland relevante vermeldingen op een strafblad staan van personeel van een onderneming uit een andere lidstaat dat voornemens is grensoverschrijdend vervoer van eurocontanten naar Nederland uit te voeren of dat blijkt dat het betreffende personeel niet beschikt over een goede reputatie of niet integer blijkt, daarvan melding kan worden gedaan aan de bevoegde autoriteit in het land van herkomst van de onderneming. De betreffende gegevens waaruit blijkt dat de betreffende persoon niet beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het te verrichten werk worden niet uitgewisseld. Hiermee wordt aangesloten bij het systeem van de Dienstenwet. Rechtstreekse uitwisseling van politiegegevens en strafrechtelijke gegevens past niet goed in het Nederlandse systeem van integriteitsbeoordelingen en beoordelingen over betrouwbaarheid, zoals voorzien in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. In dat systeem wordt beoordeeld aan de hand van een gedegen onderzoek door de overheid, dat zowel een analyse van justitiële gegevens als van politie en strafvorderlijke gegevens kan bevatten. Deze systematiek voorkomt dat er op grote schaal justitiële, strafvorderlijke en politiële gegevens kunnen worden uitgewisseld, maar volstaan kan worden met een verklaring omtrent gedrag of, zoals voorzien in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, een verklaring omtrent betrouwbaarheid.

Op grond van artikel 4:3, vijfde lid, van het Besluit politiegegevens kunnen politiegegevens worden verstrekt aan de Minister van Veiligheid en Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Op grond van artikel 16 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens geldt dat justitiële gegevens kunnen worden verstrekt voor de uitvoering van de wet.

H

Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de verordening schrijft voor dat alle leden van het bewakingspersoneel van grensoverschrijdende geldtransporten met succes een specifieke initiatieopleiding van tenminste 200 uren hebben gevolgd. In Bijlage VI van de verordening worden deze eisen geconcretiseerd. In nationale regels moeten deze eisen nader worden uitgewerkt. De voorgestelde wijziging sluit aan bij de reeds bestaande systematiek van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

I

Artikel 21 van de verordening verplicht de lidstaten ervoor te zorgen dat de in de verordening vastgestelde regels worden nageleefd, onder meer via willekeurige controles. Paragraaf 4 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus betreft de handhaving van de Wet particulier beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. In artikel 11 worden de ambtenaren aangewezen die zijn belast met het toezicht op de naleving. Naast het toezicht op de naleving van de wet wordt voorgesteld deze ambtenaren ook bevoegd te maken met het toezicht op de naleving van de verordening

J tot en met L

Artikel 22, eerste lid, van de verordening bepaalt dat indien de bevoegde nationale instanties een inbreuk vaststellen op een van de voorwaarden waaronder een vergunning is verleend, de bevoegde nationale instantie sancties moet kunnen opleggen. Het opleggen van een bestuurlijke boete komt reeds voor in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Ook de bevoegdheid om een vergunning in te trekken is reeds geregeld. Wel is het noodzakelijk om de bepalingen waarin de bestuurlijke boete (artikel 15) en het intrekken van de vergunning (artikel 14) zijn geregeld ook toe te spitsen op de verordening.

Een aantal van de genoemde sancties komt niet voor de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De sancties worden in de voorgestelde onderdelen E en G opgenomen. In aanvulling op het intrekken van de vergunning bij het overtreden van de voorwaarden waaronder de vergunning voor grensoverschrijdend transport van eurocontanten is verleend, kan de minister bepalen dat aan de vergunninghouder voor een periode van maximaal vijf jaar niet opnieuw een vergunning wordt verleend. In het voorgestelde onderdeel E wordt het bovendien mogelijk gemaakt de vergunning voor een periode van twee weken tot maximaal twee maanden op te schorten. Daarnaast schrijft de verordening voor dat een bedrijf dat voorwaarden waaronder de vergunning op grond van de verordening heeft overtreden, een waarschuwing moet kunnen krijgen. Een aanvullende grondslag is hiervoor niet nodig.

Op grond van artikel 22, tweede lid, van de verordening dienen de bevoegde nationale autoriteiten ook een sanctie te kunnen opleggen indien een vergunninghouder in een lidstaat van doorvoer of ontvangst een overtreding heeft begaan op de verordening en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis zijn gesteld. Het voorgestelde artikel 15b, eerste lid, creëert een grondslag daartoe.

Ook dient op grond van artikel 22, tweede lid, van de verordening een boete te kunnen worden opgelegd indien een vergunning op grond van de verordening is verleend in een andere lidstaat en Nederland het land van doorvoer of ontvangst is. Hiertoe wordt aangesloten bij artikel 15 (boetebevoegdheid).

Indien vast te stellen is aan wie de inbreuk te wijten is, moet de bevoegde nationale autoriteit op grond van de verordening ook de mogelijkheid hebben die leden van het bewakingspersoneel te verbieden grensoverschrijdend geldtransport over Nederlands grondgebied uit te voeren. Hiertoe dient het voorgestelde artikel 15b, tweede lid.

Op grond van artikel 22, derde lid, van de verordening, dient Onze Minister de bevoegdheid te hebben om het recht van de houder van een vergunning die op grond van de verordening is afgegeven in een andere lidstaat om eurocontanten te vervoeren opschorten, indien de situaties, bedoeld in artikel 22, derde lid, van de verordening aan de orde zijn. Hiertoe wordt artikel 15a voorgesteld.

Artikel II

De verordening treedt 12 maanden na de bekendmaking ervan in werking en is in al haar onderdelen verbindend en rechtstreeks toepasbaar. De verordening is 29 november 2011 bekendgemaakt. Het streven is dit wetsvoorstel zo snel mogelijk na 29 november 2012 in werking te laten treden.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

*De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Bijlage: Transponeringstabel

Artikel Verordening

Wettelijke implementatie in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Artikel 1 (Definities)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 2 (Uitsluitingen)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 3 (Plaats van vertrek, maximale duur en aantal afleveringen/ ophalingen van eurocontanten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 4, eerste lid (Vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport)

Artikel 2, tweede lid

Artikel 4, tweede tot en met vierde lid (Vergunning voor grensoverschrijdend geldtransport)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 5, eerste lid, onder a (Beveiligingspersoneel)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 5, eerste lid, onder b (Beveiligingspersoneel)

Artikel 6a

Artikel 5, eerste lid, onder c (Beveiligingspersoneel)

Artikel 8

Artikel 5, tweede lid (Beveiligingspersoneel)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 6

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 6, tweede lid (Het dragen van wapens)

In kader van uitvoering van de verordening vrijstellingen opnemen ten aanzien van binnenkomen en uitgaan en vervoer in Regeling Wapens en Munitie.

Artikel 6, derde lid

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 6, vierde lid (Het dragen van wapens)

Behoeft naar zijn aard geen wettelijke implementatie

Artikel 6, vijfde lid (Het dragen van wapens)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 6, zesde lid (Het dragen van wapens)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 7, eerste tot en met derde lid (Voertuiguitrusting)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 7, vierde lid (Voertuiguitrusting)

Artikel 6, derde lid

Artikel 8 (Rol van nationale politiediensten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 9 (Regels ter waarborging van de veiligheid van de locaties van de lidstaat van ontvangst waar de contanten worden geleverd of opgehaald)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 10 (Uit omloop nemen van geneutraliseerde bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 11, eerste, tweede en vierde tot en met zevende lid (Wederzijdse informatieverstrekking)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 11, derde lid (Wederzijdse informatieverstrekking)

Artikel 7a

Artikel 12 (Informatieverstrekking voorafgaand aan het grensoverschrijdend transport)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 13, eerste en tweede lid (Toepasselijke vervoersregelingen)

Artikel 6, tweede lid

Artikel 13, derde tot en met vijfde lid (Toepasselijke vervoersregelingen)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 14 (Transport van bankbiljetten in een ongepantserd voertuig dat er normaal uitziet en uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 15 (Transport van bankbiljetten in een ongepantserd voertuig met uiterlijke tekenen dat het uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 16 (Transport van bankbiljetten in een voertuig waarbij alleen de cabine gepantserd is, dat uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 17 (Transport van bankbiljetten in een volledig gepantserd voertuig dat niet is uitgerust met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 18 (Transport van bankbiljetten in een volledig gepantserd voertuig dat uitgerust is met een intelligent neutralisatiesysteem voor bankbiljetten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 19 (Transport van muntstukken in een ongepantserd voertuig)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 20 (Transport van muntstukken in een voertuig waarbij alleen de cabine gepantserd is)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 21 (Toezicht op de naleving van deze verordening)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 22, eerste lid (Sancties)

Artikelen 11, 14, 15

Artikel 22, tweede lid (Sancties)

Artikelen 11 en 15b

Artikel 22, derde lid (Sancties)

Artikelen 11 en 15a

Artikel 22, vierde lid (Sancties)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 22, vijfde lid (Sancties)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 23, eerste lid (Veiligheidsmaatregelen in noodsituaties)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 23, tweede lid (Veiligheidsmaatregelen in noodsituaties)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 24 (Verloning van bewakingspersoneel voor geldtransporten dat grensoverschrijdend transport verricht)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 25 (Comité voor grensoverschrijdend transport van eurocontanten)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 26 (Evaluatie)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 27 (Wijzigingen van technische voorschriften)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 28 (Uitoefening van de delegatie)

Is rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 29 (Inwerkingtreding)

Is rechtstreeks toepasselijk.


X Noot
1

PB L 376 van 27 december 2006.

Naar boven