33 419 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de uitbreiding van de nationaliteitseis voor benoeming tot notaris tot personen met de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse Bondsstaat

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 7 december 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het stemt deze leden tevreden dat de regering het toepassingsbereik van het wetsvoorstel heeft beperkt tot die gevallen waarop de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Commissie/Nederland betrekking heeft. In het algemeen beschouwen zij de in de memorie van toelichting vermelde reciprociteit niet als een valide argument om het nationaliteitsvereiste in de Wet op het notarisambt te verruimen, maar met de leden van de Eerste Kamer zijn zij van mening dat er geen personen uit andere landen zouden moeten worden toegelaten tot het Nederlandse notarisambt, wanneer in die andere landen een dergelijke mogelijkheid niet voor Nederlanders zou bestaan. Voorts stemt het voornoemde leden gelukkig dat met het verruimen van het nationaliteitsvereiste geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteits- en integriteitswaarborgen waarmee het Nederlandse notariaat is omkleed. Na kennisneming van de memorie van toelichting hebben zij een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het bovengenoemd voorstel. Naar aanleiding daarvan brengen zij het navolgende naar voren. Zij merken op dat het notarisambt nog steeds verband houdt met de uitoefening van het openbaar gezag en daarom ook het beginsel van vrijheid van vestiging niet van toepassing behoort te zijn. Door de bemoeienis van de Europese Commissie wordt hieraan voorbij gegaan. Deze leden zien hierop graag een reactie tegemoet.

De aan het woord zijnde leden vragen of er landen zijn die zich verzetten tegen het afschaffen van het nationaliteitsvereiste.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover een paar vragen.

Deze leden zijn op de hoogte van uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie eind 2011. Zij willen weten of notariskantoren in de praktijk aantoonbaar hinder ondervinden van de huidige nationaliteitseis en op welke manier deze door de uitbreiding van die eis wordt weggenomen. Dient de driejarige opleiding (en stage) die een kandidaat-notaris moet doorlopen in Nederland te zijn gevolgd? Hetzelfde geldt ten aanzien van de zes jaar werkervaring die men voor de benoeming moet hebben bij een notariskantoor. Dient dit notariskantoor in Nederland gevestigd te zijn of mag het ook een kantoor zijn dat gevestigd is in één van de andere lidstaten?

ARTIKEL I

Onderdeel A

Naar de mening van de leden van de VVD-fractie stelt de regering terecht hoge eisen aan het niveau van taalbeheersing van personen uit overige lidstaten van de Europese Unie (EU), staten die partij zijn bij de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland en die zouden willen toetreden tot het Nederlandse notariaat. Wat is precies het vereiste taalniveau en hoe wordt getoetst of de persoon in kwestie dat niveau voldoende beheerst? Hoe ziet de regering de verhouding van dit taalvereiste tot het vrije verkeer van vestiging uit artikel 49 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)? Vormt dit vereiste meer in het bijzonder een belemmering voor het vrije verkeer wanneer de persoon in kwestie als notaris werkzaam wenst te zijn in de meer internationaal georiënteerde notarispraktijk, zoals deze wordt beoefend bij de grotere notariskantoren en waarvoor de beheersing van het Nederlands minder relevant lijkt te zijn?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de toelating tot het beroep van notaris in Nederland is gelimiteerd en geschiedt via Koninklijk Besluit. In hoeverre worden personen als die waarop het wetsvoorstel betrekking heeft benoemd tot notaris in Nederland? Kan de regering verzekeren dat deze personen geen voorkeurspositie ten opzichte van Nederlandse kandidaat-notarissen zullen innemen en dat de kwaliteit van de kandidaat in kwestie leidend blijft? Zal artikel 18 VWEU er niet per saldo toe leiden dat vaker ten onrechte de voorkeur wordt gegeven aan een persoon als die waarop het wetsvoorstel betrekking heeft? Vormt de limitering van notarissen, zoals dat in Nederland geschiedt, een schending van Europese regelgeving?

De leden van de PVV-fractie vragen welke eisen er in Nederland zullen worden gesteld aan buitenlandse notarissen die zich in Nederland willen vestigen. Bieden deze eisen voldoende waarborgen voor kwaliteit, ondernemerschap en integriteit? Wat wordt exact verstaan onder een goede beheersing van de Nederlandse taal en grondige kennis van het nationale rechtssysteem?

Voornoemde leden vrezen dat door het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste de positie van de Nederlandse notaris in Nederland in het gedrang komt. Kan de regering uiteen zetten welke economische gevolgen het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor Nederlandse notarissen zal hebben?

De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt beoordeeld of een kandidaat-notaris de Nederlandse taal voldoende beheerst. Welke eisen worden er op dit punt precies aan een te benoemen notaris gesteld?

Tot slot willen deze leden weten in welke lidstaten er een Latijns notariaat is en of de regering problemen verwacht met kandidaat-notarissen uit landen waar het notariaat anders is ingericht. Welke lidstaten kennen eenzelfde nationaliteitseis als hier voorgesteld?

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts

Naar boven