Klacht
Verzoeker heeft nadeel van de nieuwe, met ingang van 2011 geldende peildatum voor
het bepalen van de grondslag van de vermogensrendementsheffing in de inkomstenbelasting,
te weten 1 januari van het belastingjaar, omdat hij in de loop van 2011 heeft afgelost
op een eigenwoningschuld waardoor zijn bezittingen na 1 januari aanzienlijk zijn afgenomen.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker ondervindt inderdaad nadeel van de nieuwe peildatum. Tot 2011 werd de gemiddelde
waarde tussen twee peildata in acht genomen, te weten 1 januari en 31 december van
het belastingjaar.
Overwegingen
Omwille van vereenvoudiging heeft de wetgever bewust gekozen voor één peildatum. Dat
kan in enig jaar zowel in het voordeel als in het nadeel van de belastingplichtige
uitwerken. Ook dat is door de wetgever onderkend.
Voor zover verzoeker van mening is dat aflossingen op een eigenwoningschuld door nieuwe
systematiek niet worden gestimuleerd, moet erop worden gewezen dat er wel degelijk
een fiscale faciliteit is geschapen, namelijk een aftrekmogelijkheid voor het verschil
tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten indien die kosten lager zijn
dan het forfait. In het geval van verzoeker is dat echter (nog) niet het geval.
Oordeel van de commissie3
Er is hier sprake van een bewuste keuze van de wetgever, met voorziene gevolgen. Er
is geen reden om daar op enigerlei wijze een uitzondering op te maken.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Van Dijk