33 417 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 44 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT 1 VAN O.W.A. VAN V. TE 2 B. BETREFFENDE EEN AFWIJZING VAN TOEPASSING VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE

Vastgesteld 12 september 2013

Klacht

Verzoeker is van mening dat het ministerie van Financiën ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, bij de vaststelling van de aan hem opgelegde heffing van de inkomstenbelasting over een zogenaamd natuurschoonwet-landgoed. Hij meent dat toepassing van de transparantiebepaling van artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) in zijn nadeel werkt.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

In 2010 heeft verzoeker verzocht om toepassing van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Hij vindt het onbillijk dat de gebouwde onroerende zaken op een landgoed, een zogenoemd Natuurschoonwet-lichaam waarvan hij mede-eigenaar is, vallen onder de box 3-heffing, hetgeen hem jaarlijks op circa € 100.000 aan belastingheffing komt te staan. De Staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen met als redegeving dat een op een landgoed voorkomend gebouwd eigendom (niet zijnde een eigen woning) niet valt onder de vrijstelling van aritkel 5.7, eerste lid, onderdeel c, van de Wet IB.

In zijn reactie stelt verzoeker dat toepassing van de transparantiebepaling van artikel 10.9 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) met ingang van 2005 in zijn nadeel werkt. Hij verwijst daarbij naar de parlementaire geschiedenis van de Wet IB 1964 waarbij de wetgever heeft toegezegd dat er een passende oplossing zou worden gevonden in het geval dat de transparantiebepaling in het nadeel van belastingplichtige werkt. Verzoeker doet nu een beroep op deze toezegging. De Staatssecretaris werpt tegen dat het niet zo kan zijn dat de transparantiebepaling, die in het geval van verzoeker al sinds de oprichting van zijn natuurschoonwet-BV in 1970 van toepassing is, buiten werking kan worden gesteld met een beroep op de toezegging op het moment dat deze voor verzoeker nadelig wordt.

Overwegingen

De Staatssecretaris geeft aan dat verzoeker in het kader van de belastingherzieing 2001 opnieuw de mogelijkheid heeft gehad een beroep te doen op de hiervoor genoemde toezegging. Ook heeft verzoeker uit coulance geen navorderingsheffing ontvangen over de jaren 2001 tot en met 2004, hoewel het aandeel van betrokkene in het landgoed voor een te laag bedrag in de aangiften was opgenomen, op voorwaarde dat vanaf 2005 de juiste aangiften zou worden gedaan.

Oordeel van de commissie3

Niet is gebleken dat de belastingdienst zich ten aanzien van verzoeker onzorgvuldig of onredelijk heeft opgesteld.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om aan de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Van Raak (SP), Van Toorenburg (CDA), Schouw (D66), Mulder (VVD), Dik-Faber (CU), Jacobi (PvdA), Helder (PVV) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Berndsen-Jansen (D66, Litjens (VVD) en Kuzu (PvdA).

Naar boven